Examens - samenvatting PDF

Title Examens - samenvatting
Author Sun De Lamper
Course Nederlands
Institution ASO
Pages 21
File Size 633.2 KB
File Type PDF
Total Downloads 22
Total Views 126

Summary

samenvatting...


Description

Nederlands: taalhumor: p. 184-189 Soorten humor:  Ironie = is er een tegenstelling tussen at gezegd of getoond wordt en de werkelijkheid = vb: een leraar zegt tegen een stille leerling: “Wat ben jij een spraakwaterval”.  Sarcasme = is een bijtende spot, verwant met ironie, maar scherper van toon en kwetsend bedoeld. = vb: De directeur zegt tegen een leerling die bijna geschorst is: “doe vooral zo verde, zo kom je er wel!”  Cynisme = is een schaamteloze vorm van spot. Je gelooft niet in het goede van mensen en dat laat je op een scherpe manier blijken. = vb: waarom zou ik gaan stemmen? Het zijn toch allemaal zakkenvullers, die politici.  Zwarte humor = lach je met maatschappelijk gevoelige onderwerpen. Het is humor met een macabere toon. = vb: Een dokter zegt tegen zijn patiënt: “eerst het goede nieuws: er zal een ziekte naar u genoemd worden.”

Soorten humor: vervolg  Taalhumor = is humor die ontstaat door bewust van het algemeen taalgebruik af te wijken, zoals bij woordspellingen. = vb: het is wit en het veroorzaakt rellen. Een hooligans  Absurde humor = is humor die ingaat tegen alle logica = vb: wat is het verschil tussen een vogeltje? Het middelste pootje.  Situatiehumor = is humor die voortvloeit uit een specifieke situatie. = vb: iemand glijdt uit ober een banenschil.

 Parodie = gebruik je een spottende nabootsing van iets wat oorspronkelijk ernstig bedoeld was. =vb: tegen de sterren op

uitdrukkingen uit de oudheid: in beide richtingen kennen! Een titanenarbeid Een achilleshiel Met argusogen gadeslaan De draad van Ariadne Een augiasstal uitmesten Aan Bacchus offeren Een cassandravoorspelling Een doos van Pandora Het zwaard van Damocles Het vat van de Danaïden vullen Als een feniks ut zijn as herrijzen Als een furie tekeergaan Een hercules Een pyrrusoverwinning Een tantaluskwelling Een twistappel Een xantippe Joviaal Gigantisch Een mentor Midasoren hebben In de armen van Morpheus liggen Narcistisch Zijn Pegasus bestijgen Laconiek Een proteus is Van de Scylla in de Charybdis terechtkomen Een sisyfusarbeid Stentorstem

Een zwaar en onmogelijk werk Een zwakke, kwetsbare plek Iets onophoudelijk met argwaan en nauwlettend in de gaten houden De leidraad Orde brengen in een grote chaos Te diep in het glas kijken Een voorspelling die door niemand geloofd wordt maar die wel uitkomt Een onverwachte oorzaak van onheil Een dreigend onheil dat je niet ziet aankomen Een eindeloos en nutteloos werk doen Helemaal opnieuw beginnen Zeer wild tekeergaan Een krachtpatser Een overwinning me heel zware verliezen Een ondraaglijke kwelling waarbij je ziet wat je niet kunt krijgen Een oorzaak van ruzies Een boze, altijd ruziezoekende vrouw Gul en vriendelijk Enorm Een oudere leermeester of begeleider Gen gevoel voor kunst hebben Slapen Alleen met zichzelf bezig zijn Gedichten schrijven Kort, bondig en pittig Een zeer onbestendig, veranderlijk mens Van kwaad naar erger Een zwaar nutteloos werk Een luide en heldere stem

Het Trojaanse paard binnenhalen

De vijand binnenhalen

Griekse en Romeinse goden: In beide richtingen kennen! + ook weten wie de romeinse of Griekse tegenhanger is…

Eigenschappen Moeder Aarde, de eerste vrouwelijke godheid na de Schepping God van de hemel Godin van de maan en de jacht God van de beschaving, kunst en de wetenschap Eerste mannelijke god na de Schepping, god van de Hemel en verdreven door zijn zoon Kronos God van de Onderwereld God van de zee God van de wilde natuur, vruchtbaarheid, extase en wijn God van de oorlog God van de geneeskunde Smid van de goden Godin van de liefde en de schoonheid Zonnegod doe met zijn lichtend vierspan door de hemel rijdt God van handel en verkeer bode van de goden) God van de slaap God van de tijd Stroomgod van een machtige rivier die rond de hele (volgens de Grieken platte) aarde stroomde God van de liefde Godin van de huiselijke haard en van de eendracht in de staat Godin van de wijsheid God van de herders en de natuur Godin van alles wat bloeit en getrouwd met Hades

Griekse god Gaia of gè

Romeinse god

Zeus Artemis Apollo

Jupiter Diana Apollo

Ouranos

Hades of Pluto Poseidon Dionysos

Dis pater

Ares Asklèpios Hèphaistos Aphrodite Helios

Mars

Hermès Hypnos Kronos Okeanos

Mercurius

Eros

Cupido of Amor Vesta

Hestia Pallas Athena Pan Persephonè

Neptunus Bacchus

Vulcanus Venus

Minerva Proserpina

Godin van het graan, beschermvrouw van de landbouw Goddelijke tweeling en bescerrs van zeelieden, trijders en sporten Godin van de twist

Demeter

Ceres

Kastor en Polydeukes (Dioskouroi) Eris

Latijnse en Griekse elementen in het Nederlands: an (analfabeet) ant(i) (antomie, antithese) auto (autonoom, autobiografie) bi (binair, biseksueel) Bio (bioscoop, biologie) Centri (centrifugaal) Chrono (chronometer, diachroon) Co (coëducatie) Dia (diachroon) Eco (ecosysteem, economie) Ex (export, ex-lief) Eu (eufemisme, euthanasie) Fobie (arachnafobie) Foon, fono, fon (telefoon, fonologie) Foto (fotografie, fotosynthese) Graaf, grafie (kalligrafie, biografie) Hetro (hetroseksueel) Homo (homoniem, homogeen) Logie (sociologie) Ab (abnormaal, absentie) Contra (contraproductief) Manie (kleptomanie, maniak) Macro (macrobiotiek) Mega (megafuif) Mono (monotoom) Multi (multicultureel) Neo (neoliberaal) Pan (pan-Afrikaans)

Niet, onTegen Zelf, alleen Twee, met twee Leven (bios) In het midden, midden, middelste Tijd Samen Doorheen Huishouden (oikos) Uit, weg van, (voormalig) Goed Angst Geluid Licht Schrijven Verschillend Hetzelfde De leer van, de studie van Weg (van) Tegen Neiging groot (op een hoger niveau) Zeer groot Één, alleen (zeer) vele, met vele Nieuw Alles (samen)

Post (postanaal) Pre (prenataal) Pseudo (psudoniem) Re (reageren, replay) Scoop (telescoop microscoop) Sub (subtitel, subtopper) Hyper (hyperkinetisch) Inter (internationaal) Syn (synthese, synoniem

Na, later voor Onecht Terug, opnieuw Kijken Onder Heel erg, super Tussen Samen

Latijnse en Griekse elementen in het Nederlands: Tele (telepathie, telefoon) Theek (mediatheek) Archie (monarchie, anarchie) Nataal (prenataal) Pathie (sympathie, empathie) Ambi (ambivalent, ambigu) Poly (polyvalent) Trans (transport, transfer Vice (vice-premier) Kine (kinetisch, kinesiste) Antropo (antropologie) Morf (morfologie) Osteo (osteologie) Fil (filosofie) These (antithese, synthese) Apo (apocalypse, apologie) Pop (populair) Oto (otofoon, otoscoop) Sem, semie (semantiek, polysemie) Topie, topo (utopie, topografie) Oniem (anoniem, synoniem) Demo (democrate, demografie)

Ver, op afstand Een plaats met en verzameling Regeren, besturen Geboorte Ondergaan, lijden Beide Vele Over Plaats vervagend Bewegen Mens Vorm Beenderen Beminnen (minnaar/liefhebber van…) Stellen (stelling) Weg Volk (Latijnse oorsprong) Oor (ken)teken, merk (zo betekenis) Plaats Naam Volk (griekse oorsprong)

Latijnse en Griekse elementen: woorden verklaren: Antropofagie Ornitologie Polysemie Een polyglot Een biotoop Anesthesie Semiologie Pseudografie Toponiem Synchroniseren Substraat Reprise Prepositie Interlokaal Hyperpathie Monochroom Panislamisme Xenofobie Antidotum Telemetrie

Kannibalisme Studie van vogels Verschillende betekenissen hebben Iemand ie zeer veel talen spreekt Een leefomgeving Verdoving (het wegnemen van gevoel) Leer van de ziektesymptonen Schriftverklaring Een plaatsnaam Gelijktijdig maken Onderlaag, voedingsbodem Herhaling Voorzetsel Tussen gemeenten onderling Overgevoeiligheid, kleinzerigheid In 1 kleur Het streven naar samenwerking tussen alle islamitische staten Angst voor vreemdelingen Tegengif afstandsmeting

Sprookjes: (p. 269-) Op examen juist of fout vragen: Giambattista basile:  De Italiaanse schrijver  Meest bekende verhalen: Belle en het Beest en Petrosinella (Rapunzel)  Pentamerone = vijftig sprookjes Charles Perrault:  Sprookjes van moeder gans  Franse titel: Contes de ma mère l’oye) De gebroeders Grimm:  Katharina Dorothea Viehmann leverde zo een 37 sprookjes  Katharina Dorothea Viehmann werd door de gebroeders Grmm voorgesteld als een Duitse boerin, maar eigenlijk de vrouw van een kleermaker en afstammend van Franse hugenoten Hans Christian Andersen:  Kwam uit een arm gezin  Wilde eigenlijk acteur worden  De sprookjes komen uit zijn eigen fantasie  Autobiografisch sprookje is “het lelijke eendje)  Bekende sprookjes: de prinses op de erwt, de kleine zeemeermin, het meisje met de zwavelstokjes, de nieuwe kleren van de keizer. Hans en grietje: Wat vertelt het?

 Het vertelt hoe wij onze mannelijke en vrouwelijke kant moeten ontwikkelen om een volledig zelfstandig mens te worden.  Broer en zus staan hierbij symbool voor de Jungiaase begrippen “animus”, het mannelijk handelen en verstandelijk deel en “amina”, het vrouwelijk gevoelige en intuïtieve deel.  Beide delen in de mens moeten samenwerken om tot bewustwording te komen. Gebeurt dit niet, dan verliezen we het zicht op onze ontwikkeling en vallen we in de handen van de schaduw of de heks: het onbewuste.  Aminus = hans  Amina = grietje

Hans en grietje: vervolg Het donkere bos = verdwaald zijn of de dood  Het bos symboliseert het onbewuste.  Het onbewuste in de mens is nog niet door het bewustzijn (ego) ingenomen en gecultiveerd Het in de steek laten van het innerlijke kind:  Als hans op weg van huis treuzelt om steentjes te strooien, vraagt vader waarom hij zo treuzelt.  Hans antwoord dat hij naar de witte kat kijkt die op het dak van hun huisje zit.  Het huis = onze persoonlijkheid. Zij is het omhulsel waarin het ego woont  De kat = voor het gevoel dat wit is.  Oftewel: de persoonlijkheid (huis) is zich van het gevoel (kat) bewust (wit) Knibbel, knabbel, knuisje, kom maar in mijn huisje!  De 3de ochtend na het vertrek uit het ouderlijk huis komen ze in een sneeuwwit vogeltje, dat ze volgen naar een huisje at gemaakt is van brood, met een dak van koek en ramen van witte suiker.  Het sneeuwwitte vogeltje is natuurlijk een boodschapper van de geest die hans en grietje langs een omweg naar huis terug zal leiden.  Dit gebeurt langs een omweg, het huisje van de heks, want de ziel moet eerst ervaring opdoen of haar les leren om, gelouterd, de weg naar het bewustzijn te vinden.  Het huisje gemaakt van snoepgoed is natuurlijk te mooi om waar te zijn  Toch laten miljoenen mensen zich, net als Hans en Grietje, dagelijks in een huisje van snoep lokken.  Waar zij vervolgens door de heks gevangen worden genomen.

 Zolang we niet geleerd hebben om innerlijk voor onszelf te zorgen en e deze zorg, in de vorm van overdreven aandacht, liefde en romantiek (het snoepgoed) buiten onszelf zoeken, zullen we verleid worden tot het aangaan van surrogaatrelaties.  Dit zijn de relaties waar geen van beiden geleerd heeft om van zichzelf te houden en beiden het gemis in de ander proberen op te vullen  Hans knabbelt aan het dak= verstand, hoofd  Grietje knabbelt aan de ramen = spiegel, ramen

De heks:  De heks is stilstand  De heks staat niet alleen symbool voor de ander waaraan we ons uitleveren, maar zij is evengoed “de ander in onszelf”  Het deel in ons waarvan we ons (nog) niet bewust zijn, wordt door Jung (“schaduw”) genoemd.  In sprookjes speelt de schaduw, in de vorm van de boze stiefmoeder en de heks, een belangrijke rol.  Juist het schaduwdeel in onszelf waarvoor we op de vlucht slaan, vinden we in de vorm van het noodlot terug op ons pad in de buitenwereld De overwinning op de schaduw:  Hans steekt steeds een botje naar buiten en de heks is verbaasd dat hij zo mager blijft.  Na een tijdje is het geduld van de heks op en ze besluit Hans dan maar mager op te eten.  Ze vraagt Grietje de oven aan te steken.  De oven staat symbool voor = het opflakkerend bewustzijn of zuivering. Te midden van het grootste kwaad en het diepste onbewuste komen we tot de helderste inzichten over hoe et anders moet.  Wanneer dit inzicht zo sterk is geworden, slaan Hans en Grietje toe.  Hans is wel degelijk op krachten door alle voedsel nota bene kreeftschalen (het dierenriemteken kreeft staat symbool voor het gevoel).  Hans en Grietje doorzoeken het huis en hier inden ze parels en edelstenen  Parels en edelstenen staan symbool voor de inzichten of lessen die de ziel door zijn avontuur in het onbewuste heeft geleerd.

Het verzamelen van sprookjes:  Jacob Grimm en zijn broer Wilhelm begonnen met het verzamelen van sprookjes  Inmiddels is hun verzameling het op 1 na bekendste boek ter wereld.  Na de bijbel is er geen ander boek dat meer gelezen, gedrukt en vertaald is.  Er zijn wereldwijd ongeveer 26 miljoen bundels verschenen in meer dan 160 verschillende talen.  De gebroerders Grimm hebben de spookjes niet uit hun eigen fantasie geschreven  Beide broers waren beroemde taalgeleerden en hebben hun wetenschappelijke onderzoek gericht op bronnen van de Duitse taal zoals deze nog leefde in de mondelinge overleving van volkssprookjes en volkssagen.  De kunt van het vertellen was toen reeds aan het tanen.  Gedurende 10 jaar trokken zij rond en verzamelen de oude sprookjes om deze schat voor het nageslacht te bewaren.  Het eerste deel van de “kinder-und Hausmârchen” verscheen op 24 december 1812 en bevatte 86 sprookjes.  Het tweede deel met 70 sprookjes verscheen 2 jaar later in 1814  Tot slot verscheen in 1856 een tweede, herzien en vermeerderde uitgaven, die de basis vormt voor bijna alle vertalingen en de daarop volgende drukken. Hierin staan alle vertalingen en de daarop volgende drukken.  Hierin staan alle 200 sprookjes plus de zogenaamde 10 kinderlegenden  De sprookjes van grimm zijn en blijven ongekend populair.

 Sprookjes: Roodkapje, Doornroosje, Hans en Grietje of Assepoester.  In het begin was da wel anders. Van de eerste oplage werden slechts 900 exemplaren gedrukt en het heeft meer dan 3 jaar geduurd voordat ze verkocht waren.  Van deze eerste druk zijn nu nog maar 3 exemplaren overgebleven.  Het kostbaarste exemplaar ligt in Brüder Grimm-Museum in Kassel: daarin staan handgeschreven aantekeningen over wanneer de sprookjes zijn opgeschreven en door wie ze werden verteld.  De eerste uitgave was een eenvoudig boek zonder rijke illustraties of dure opmaak.

Sprookjes: theorie boek: Doelpubliek van het sprookje: Sprookjes waren oorspronkelijk voor volwassen bedoeld. Ze bevatten immers soms gewelddadige en erotische passages. Pas later, onder meer door diverse bewerkingen en vertalingen, werden sprookjes geschikt voor kinderen. Kenmerken van sprookjes: We onderscheiden volkssprookjes en cultuursprookjes.

Volkssprookjes = zijn erg oud e werden mondeling overgeleverd. Dat heeft tot gevolg dat er vaak vele varianten van bestaan en dat er veel herhaling in dergelijke sprookjes zit. Deze sprookjes werden uiteindelijk verzameld en opgetekend. Cultuursprookjes: werden geschreven door 1 persoon en zijn veel recenter, ze waren populair in de romantiek Algemeen hebben sprookjes volgende kenmerken:  Ze spelen zich af op een onbepaalde plaats en in een onbepaalde tijd.  In sprookjes zit vel magie en fantasie  De personages zijn vlak. Vaak verwijst het uiterlijk van een personage naar zijn innerlijk: heksen zijn lelijk en slecht, prinsessen zijn mooi en goed.  Er is een happy end. Slechte personages worden afgestraft en de andere “leven nog lang en gelukkig”  Sprookjes tellen veel herhaling, vaste formuleringen en getallensymboliek.

Moderne sprookjes: Tot op vandaag zijn sprookjesbewegingen populair. Denk maar aan de vele tekenfilms en prentenboeken die op sprookjes gebaseerd zijn. Soms blijft de auteur grotendeels trouw aan het origineel, maar vaak worden de oude verhalen grondig bewerkt. Er worden zelfs nieuwe sprookjes uitgevonden.. Sommige auteurs keren terug naar de oude sprookjes: die eerder voor volwassenen bedoeld en bevatten vaak gruwelijke of erotische elementen.

Nederlands: een vak (p. 10-21) Centrale vraag: = De centrale vraag is de hoofdvraag waarop de tekst een antwoord geeft. Ze vat als het ware de tekst in 1 zin samen:

Verklaringen: Beklijvend Haveloos Kitscherig Malafide

Iets wat indruk maakt Armoedig, verwaarloosd Onecht, sentimentele kunt Onbetrouwbaar

Wat beteken deze citaten? Taal is de spiegel van de ziel: Met taal druk je uit wat je denkt en voelt Het verschil tussen een Nederlander en een Vlaming is dat ze dezelfde taal spreken: Er zijn eigenlijk geen verschillen tussen Nederlanders en Vlamingen De taal is de mensen gegeven om zijn gedachten te verbergen: We kunnen bewust bepalen wat we aan iemand gaan vertellen ook al is dat niet de waarheid? + lezen p.13

tekstverbanden (p. 10-21) tekstverband + signaalwoorden: Tekstverband Chronologisch verband: Herken je een tijdsvolgorde. Wat eerts gebeurde staat vooraan in de tekst. Wat laatst gebeurde, staat op het einde Opsommend verband: Zijn de verschillende tekstdelen een deel van een opsomming Vergelijkend: Vergelijkt de auteur een aantal elementen met elkaar. Hij kijkt naar de verschillen en de gelijkenissen. Oorzaak-gevolgsverband: Geeft oorzaken en gevolgen Beschrijvend verband: Lees je hoe iets eruitziet, hoe iets werkt,…

Signaalwoord Eerst, vervolgens, uiteindelijk, vroeger, nu, later, daarna, ten slotte, in 1834,…

Ten eerste, ook, en, of, voorst, daarnaast,… Maar, daarentegen, hoewel, in tegenstelling tot, zoals, gelijkaardig,…

Daarom, daardoor, omdat, want, dus, met als resultaat, als gevolg hiervan,… Geen signaalwoorden

Tekstverband + centrale vraag: Tekstverband Centrale vraag Chronologisch Verwijzen naar een volgorde in de tijd:  Hoe verliep dit?  Hoe pak je dit aan?  …. Opsommend Vergelijkend

Oorzaak-gevolg Beschrijvend

Welke elementen zijn er voor dit gegevn? Waarin gelijken deze zaken/gebeurtenissen op elkaar. Waarin verschillen ze ? Wat is dit gegeven? Wat zijn er de oorzaken van Wat is dit verschijnsel/gebeuren

het bouwplan (P 22-32)

Een goede opgebouwde zakelijke tekst bestaat steeds uit een inleiding, een middel en een slot. Het midden is vaak opgedeeld in paragrafen die steeds 1 vraag per alinea bespreken. Door deze vragen schematisch te ordenen maakt en een bouwplan van een tekst. Er zijn 5 types tekststructuren: 1)     

probleemstuctuur: onderwp: een probleem Wat is het probleem precies? Waarom is er een probleem? Wat zijn de oorzaken daarvan? Wat is ertegen te doen?

2)     

Onderzoeksstructuur: Onderwerp: een onderzoeksobject Wat is er precies onderzocht? Volgens welke methode is het onderzoek gebeurd? Wat zijn de resultaten? Wat zijn de conclusies?

3)     

Maatregelstructuur: Onderwerp: een maatregel Wat is de maatregel precies? Waarom is die maatregel nodig? Hoe wordt de maatregel uitgevoerd? Wat zijn de effecten van de maatregel?

4)     

Evaluatiestructuur: Onderwerp: een geëvalueerd object Wat zijn de relevante kenmerken van het geëvalueerde object? Wat zijn de positieve/negatieve aspecten ervan? Hoe luidt het totaaloordeel erover? Wat zijn de relevante beoordelingscriteria ervoor?

5)    

Handelingsstructuur: Onderwerp: een handeling Wat is het doel van de handeling? Hoe is de uitkomst ervan te controleren Wat zijn de voorwaarden ervoor? Wat zijn de deelstappen van de handeling?

De mythe en de fabel (P. 163- 171) Moderne mythe: = een verhaal dat je gelooft om iets wetenschappelijk onverklaarbaars toch te begrijpen. In deze verhalen duiken aliens op of speelt het paranormale een grote rol. Zo werden graancirkels bijvoorbeeld wel eens aan ufo’s toegeschreven. De hedendaagse wereld kent ook mythen: menen die door hun kwaliteiten goddelijke eigenschappen toebedeeld krijgen en bijna als goden vereerd worden. Soms bedoel je met een mythe ook een verzonnen verhaal, een praatje zonder grond. Mythe: Een mythe is een volksverhaal dat:  Goden, halfgoden en helden uit...


Similar Free PDFs