Hoofdstuk 5 Modellen voor het voorspellen van gezondheidsgedrag PDF

Title Hoofdstuk 5 Modellen voor het voorspellen van gezondheidsgedrag
Course Gezondheidspsychologie
Institution Vrije Universiteit Brussel
Pages 14
File Size 1.1 MB
File Type PDF
Total Downloads 10
Total Views 136

Summary

Samenvatting boek: Hoofdstuk 5: Modellen voor het voorspellen van gezondheidsgedrag...


Description

Hoofdstuk 5: Modellen voor het voorspellen van gezondheidsgedrag Inhoud 5.1 Invloeden op gezondheidsgedrag 5.1.1 Persoonlijkheidskenmerken 5.1.2 Sociale normen, familie en vrienden 5.1.3 Attitudes 5.1.4 Risicopercepties en onrealistisch optimisme 5.1.5 Doelstellingen en motivatie voor gedrag 5.1.6 Zelfredzaamheid (self-efficacy) 5.1.7 Mensen zijn inconsequent 5.2 Modellen voor gezondheidsgedrag 5.2.1 Gedragsverandering 5.3 Sociale en cognitieve (Continue) modellen van gedragsverandering 5.3.1 Het health belief model 5.3.2 De theory of reasoned action en de theory of planned behavior 5.4 Modellen van gefaseerde gedragsverandering 5.4.1 Het transtheoretisch model 5.4.2 Het model van het precaution adoption process model 5.4.3 De health action process approach SAMENVATTING

5.1 Invloeden op gezondheidsgedrag Distale invloeden op gezondheidsgedrag:    

Sociaal economische status Etniciteit Geslacht Persoonlijkheidskenmerken

Zijn vaak moeilijk te veranderen. (statische factoren) Proximale invloeden op gezondheidsgedrag: Zijn specifieke opvattingen en attitudes rond gedragingen die de gezondheid in gevaar brengen of bevorderen. Zijn over het algemeen dynamisch en makkelijker te veranderen. Verdeling tussen distaal en proximaal is arbitrair.

5.1.1 Persoonlijkheidskenmerken Dit zijn karakteristieke gevoelens, denkwijzen, gedragingen die de ene mens van de andere onderscheiden. Persoonlijkheidskenmerken hagen vaak samen met gezondheidsgedrag en kunnen optreden als mediatorvariabele of moderatorvariabele. Driefactorenmodel van Eysenck: Drie bipolaire dimensies van de persoonlijkheid:   

Extraversie (open, sociale aard) en tegenpool introversie (gesloten, solitaire aard) Neuroticisme (angstige, zorgelijke aard, beheerst door schuldgevoel) en tegenpool emotionele stabiliteit (ontspannen, tevreden aard) Psychoticisme (egocentrische, agressieve, antisociale aard) en tegenpool zelfbeheersing (vriendelijke, voorkomende, gezonde aard)

VB. Iemand kan hoog scoort op neuroticisme en extraversie, scoort laag op psychoticisme. Vijffactorenmodel van McCrae en Costa (big five)     

Neuroticisme Extraversie Openstaan (voor ervaringen) Inschikkelijkheid Nauwgezetheid

Longitudinal study on the genesis of individual competencies (Assendorf et al., 2008): Bij dit onderzoek werden drie factoren gevonden die in de ontwikkeling van kinderen redelijk stabiel bleven en een gelijkenis vertoonden met factoren uit het drie- en vijffactorenmodel :  ‘veerkrachtige’ kinderen (scoorden hoog op extravertie, inschikkelijkheid en openstaan voor ervaringen)  ‘overcontrollers’ (scoorden hoog op nauwgezetheid en neuroticisme)  ‘ondercontrollers’ met meer agressie (scoorden hoog op psychoticisme) Middelenmisbruik komt vaker voor bij ‘undercontrollers’ dan bij anderen.

Er bestaat een flinke hoeveelheid bewijs voor de stelling dat riskant (ongezond) gedrag vaker voorkomt onder mensen die hoog scoren op extraversie, en minder riskant gedrag voorkomt onder hen die hoog scoren op inschikkelijkheid en nauwgezetheid. Goldberg en Strycker (2002) : Onderzochten de relatie tussen persoonlijkheid en voeding. Openstaan was een voorspellende factor voor geringe vleesconsumptie en het eten van veel vezels. Steptoe et al. (1995):  Openstaan gaat gepaard met bereidheid om nieuwe situatie te proberen  Nauwgezetheid~ positief gezondheidsgedrag  Neuroticisme ~negatief gezondheidsgedrag Neuroticisme    

Gepaard met ‘kieskeurigheid’ (MacNicol et al., 2003) Sterke mate van consumptie van de gezondheidszorg Meer ‘negatieve’ aandacht voor lichaamsfuncties Inconsistente resultaten dus neuroticisme een onvoldoende verklaring voor gezond of risicovol gedrag

Ondercontrollers  Vertonen meer risicovol gedrag  Onderactief stressysteem met een genetische kwetsbaarheid voor een verlaagd niveau van serotonine

Multidimensional health locus of control: 3 onafhankelijke dimensies:  Intern: individu belangrijkste determinant voor gezondheidstoestand  Extern: gezondheid hangt af van externe factoren, zoals geluk, noodlot, toeval  Gezaghebbende anderen: gezondheid bepaald door artsen en gezondheidsvoorlichters

5.1.2 Sociale normen, familie en vrienden Groot deel van onze hersenen (sociale brein) is gereserveerd voor de waarneming en regulatie van groepsgedrag. Ons gedrag is het resultaat van veel verschillende invloeden:    

De cultuur en de omgeving waarin we worden geboren Het dagelijks leven en ons werk De groepen en individuen met wie we omgaan Onze eigen persoonlijke emoties, waarden en attitudes

We leren ook indirect, via blootstelling aan en observatie van het gedrag en de ervaringen van anderen. (bv. televisiespotjes)  Er bestaat een subjectieve ‘sociale norm’ die een impliciete of expliciete goedkeuring van bepaald gedrag suggereert. Er is consistent bewijs waaruit blijkt dat de geloofwaardigheid van de bron, de overeenkomst met de betreffende boodschap per en zelfs zijn/haar aantrekkelijkheid van invloed zijn op gedragsverandering.

5.1.3 Attitudes Attitude: wordt gedefinieerd als een niet direct waarneembare, stabiele toestand van psychologische bereidheid die van invloed is op evaluatieve beoordelingen. Driecomponentenmodel: (drie onderling gerelateerde componenten): attitudes worden als relatief duurzaam en generaliseerbaar beschouwd.   

Cognities (gedachten, waarden, normen en verwachtingen): opvattingen over het object van de attitude, bv. roken is een manier om de stress te verlichten. Emoties (gevoelens): gevoelens jegens het object van de attitude, bv. roken is weerzinwekkend. Gedragingen (intenties): handelingen of voorgenomen handelingen ten opzichte van het object van de attitude, bv. ik ga niet roken.

5.1.4 Risicopercepties en onrealistisch optimisme Mensen vertonen vaak riskant of ongezond gedrag vaak omdat ze denken dat ze zelf geen risico lopen, of omdat ze hun eigen risico onderschatten. Een belangrijke oorzaak hiervoor is dat mensen vaak denken dat als een probleem zich in het verleden niet heeft voorgedaan het zich in de toekomst ook niet zal voordoen. Bij deze mensen is er dus sprake van een gebrek aan voorstelbaarheid van gebeurtenissen.  Onrealistisch optimisme: waarbij iemand denkt dat hij minder kans heeft dan vergelijkbare anderen om een ziekte te krijgen of een negatieve gebeurtenis mee te maken. Vier factoren van onrealistisch optimisme :    

Een gebrek aan persoonlijke ervaring met het desbetreffende gedrag of problemen De opvatting dat het probleem door individuele handelingen kan worden voorkomen De opvatting dat het onwaarschijnlijk is dat het probleem zich in de toekomst zal voordoen als dit nog niet eerder is gebeurd De opvatting dat het probleem zelden voorkomt, dus dat de kans klein is dat het bij het individu optreedt.

(misschien fundamenteel eigenschap van de linkerhersenhelft)

5.1.5 Doelstellingen en motivatie voor gedrag Sociale cognitietheorie: Gedrag wordt gemotiveerd door resultaatverwachtingen en doelstellingen (zowel op korte als op lange termijn).

5.1.6 Zelfredzaamheid (self-efficacy)

5.1.7 Inconsequentie Verklaringen voor inconsistenties :     

Verschillende gezonde gedragingen worden door verschillende externe factoren gereguleerd. (roken = afkeuring, sporten= goedkeuring) De houding tegenover gedrag varieert binnen en tussen individuen. Mensen verschillen qua doelstellingen en motivaties. Motiverende factoren kunnen in de loop der tijd veranderen. Prikkels en barrières voor gedrag worden door de context beïnvloed.

5.2 Modellen voor gezondheidsgedrag 5.2.1 Gedragsverandering Verouderde modellen van gedragsverandering: 





Tijdbommodel: Stelt dat als mensen maar voldoende schrik wordt aangejaagd, ze zich automatisch gezonder zullen gedragen. o Angst => attitudeverandering => gedragsverandering Lege-vatenmodel: Stelt dat wanneer mensen gerichte informatie krijgen, ze hun gedrag aan de hand van die informatie zullen aanpassen. o Informatie => attitudeverandering => gedragsverandering Goliathmodel: Veronderstelt dat als je maar voldoende macht kunt uitoefenen over het gedrag van anderen, die anderen zich dan voorbeeldig zullen gedragen. o Macht => attitudeverandering => gedragsverandering

5.3 Sociale en cognitieve modellen van gedragsverandering 5.3.1 Het health belief-model (model van gezondheidsgeloof) Volgens dit model is gezondheidsgedrag afhankelijk van demografische factoren zoals:    

Sekse Klasse Leeftijd Uiteenlopende opvattingen die eraan gerelateerd zijn

Deze factoren kunnen een interne of externe cue (aansporing) tot handelen tot gevolg hebben.

5.3.2 De theory of reasoned action en the theory of planned behaviour Het HBM is een cognitief model van gezondheidsgedrag, ontleend aan theorieën over subjectief nut. Subjectief nut: wil zeggen dat individuen rationele beslissingen nemen en zich laten leiden door het nut van bepaalde handelingen of bepaald gedrag. Theory of reasoned action (TRA): theorie van beredeneerd handelen en Theory of planned behaviour (TPB) stellen daarentegen dat gedrag niet eenvoudigweg door individuele cognities of attitudes wordt bepaald, maar ook door de sociale context.

Theory of reasoned action (TRA): Poneert de stelling dat individuen zich doelgericht gedragen end at ze voordat ze handelen eerst de implicaties van hun handelingen rationeel afwegen. Het werd aanvankelijk toegepast op bewust, volitioneel, gedrag: gedrag waarover de betrokkene controle heeft. (gericht op handelen of doen, onder controle van de wil) Beperkingen van TRA:  Ontwikkeld voor bewust gedrag  Geen rekening gehouden met de potentiële interactie tussen de voorspellende variabelen en de resultaten van intentie of gedrag

Theory of planned behaviour (TPB): Nadere uitwerking van de TRA, met inbegrip van het concept perceived behavioural control (PBC). Dit is het geloof van het individu dat het in bepaalde situaties controle heeft over het eigen gedrag. Individuen gedragen zich op doelgerichte wijze De implicaties van hun handelen worden op rationele wijze afgewogen Doel = verkenning en ontwikkeling te geven van de psychologische processen die een rol spelen bij het leggen van verbanden tussen attituden en gedrag

Opname van het concept “vermeende controle over het gedrag” = perceived behavioral control = het geloof van het individu dat het in bepaalde situaties controle heeft over het eigen gedrag; zelfs als het individu met bepaalde barrières wordt geconfronteerd PBC van directe invloed zou zijn op de intentie en daarom, indirect op het gedrag Een directe relatie tussen gedrag en PBC wordt eveneens mogelijk geacht

De correlatie tussen PBC en intentie is gemiddeld 0.71 wat duidelijk maakt dat dit construct een belangrijke toevoeging is Meta-analyse => de variabelen van deze theorie waren verantwoordelijk voor 40-50% van de variantie van de intentie en van 19-38% van de variantie van het gedrag TPB en preventief gedrag  Vermeende controle over het gedrag en attitude waren beide voorspellende factoren voor intentie  Intentie om deel te nemen aan screeningsprogramma’s kon worden voorspeld aan de hand van attitude, vermeende controle over het gedrag en subjectieve norm, hoewel alleen attitude en vermeende controle voorspellende factoren waren voor feitelijke deelname aan screening  Subjectieve normen zijn geen voorspellende factoren om hulp van de huisarts in te roepen bij symptomen voor borstkanker  Ziekterepresentaties kon 22% van de variantie van de intentie verklaren  Subjectieve norm en vermeende controle zijn significante voorspellende factoren voor intenties over het ondergaan van mammografie  Attituden en PBC vormden voorspellende factoren voor de intentie om een klinisch onderzoek van de borsten te ondergaan TBP en risicoreducerend gedrag:  www.pearsoneducation.nl/morrison  Condoomgebruik~eerder gebruik van condooms, een positieve attitude tov het gebruik, subjectieve normen van anderen, zelfredzaamheid mbt aanschaffen en het gebruiken van condooms  Voor sommigen meer gewoonte en in mindere mate door intentie Beperkingen TPB  –Voorspellende waarde van de TPB-variabelen is voorgedrag significant kleiner dan voor intentie  –Ook andere factoren belangrijk zoals affectieve factoren of deze gerelateerd aan planningsgesprekken: zelfredzaamheid, anticipatoire spijt en intentie tot implementatie

De weg van intentie tot implementatie Adequate plannen maken over de wijze en het tijdstip waarop en de plaats waar ze hun intentie zullen uitvoeren Het publiek maken van deze intenties en plannen leidt tot een grotere implementatiekans Doelintenties versus intenties tot implementatie HBM en preventief gedrag

Veel mensen worden nauwelijks beïnvloed door voorlichting en al helemaal niet door publiekscampagnes R = 0.09 voor het effect van grote publieke campagnes op het gebied van gezondheid, op het feitelijk gedrag . Onderzoek toont dat verschillende onderdelen van HBM meer of minder relevant zijn:  Borstkanker ~vermeende kwetsbaarheid, lage subjectieve barrières, en cues tot handelen  Mammografie niet ~vermeende kwetsbaarheid  Sporten~ vermeende voordelen een voorspellende factor  Therapietrouw: vermeende barrières en voordelen

5.4 Modellen voor gedragsverandering in fasen Een gefaseerde theorie heeft 4 eigenschappen (Weinstein):  Een classificatiesysteem om de fasen te definiëren  Rangschikking van de fasen  Er zijn veelvoorkomende barrières voor verandering waar mensen in dezelfde fase mee te maken krijgen  Verschillende barrières voor verandering in verschillende fasen

5.4.1 Het transtheoretische model (TTM) Ontwikkeld door Prochaska en Di Clemente om een intentionele gedragsverandering te verklaren. Aanvankelijk vooral toegepast op het stoppen met roken, maar later ook op afkicken van cocaïne, sporten, condoomgebruik, gewichtsbeheersing, … Het transtheoretisch model berust op 2 aannamen:  

Mensen maken veranderingsfasen door. Bij elke veranderingsfase spelen verschillende processen een rol.

Veranderingsfasen: De veranderingsfasen van het TTM zijn fasen van motivationele bereidheid en worden hieronder aan de van voedingsgedrag uiteengezet:

De overgang van de ene fase naar de andere verloopt meestal niet soepel.

Hieronder geven we een overzicht van de psychologische processen die in de verschillende fasen van het TTM-model een rol spelen:

Ook de perceptie van barrières voor en voordelen van de gedragsverandering verschilt tijdens de verschillende fasen. In de contemplatiefase kunnen de barrières zwaarder wegen dan de voordelen. (beslissingevenwicht: het relatieve gewicht van de voordelen van een bepaalde gedraging ten opzichte van de nadelen)

TTM en preventief gedrag Zelfredzaamheid > beslissingsevenwicht Validiteit wordt in vraag gesteld TTM en risicoreducerend gedrag Sommige veranderingen lijken eerder het gevolg van de overgang ipv voorafgaand aan de overgang Zelfredzaamheid geen voorspellende factor voor het welslagen hoewel het wel was gerelateerd aan het ondernemen van een stoppoging. Beperkingen van het TTM Tijdsperiode => weinig empirisch bewijs Gedrag in het verleden heeft een sterke voorspellende factor Vraagtekens gezet bij de validiteit van 5 onafhankelijke fasen van ‘bereidheid tot verandering’

Onvoldoende rekening gehouden met de sociale aspecten.

5.4.2 Het precaution adoption process-model (PAPM) Werd ontwikkeld voor een beter begrip van bewuste handelingen die worden ondernomen om gezondheidsrisico’s te verminderen. Het model heeft 7 fasen en accentueert belangrijke omissies in het TTM (en in andere modellen):

5.4.3 Het health action process approach-model (HAPA) In dit model wordt rekening gehouden met het probleem van de fasen; het model is een poging de kloof tussen intentie en gedrag te overbruggen, vooral door zelfredzaamheid en actieplannen te benadrukken. Het HAPA-model suggereert dat het overnemen, de initiatie en het in stand houden van gezondheidsgedrag moet worden beschouwd als een proces dat ten minste bestaat uit een pre-intentionele motivatiefase en een postintentionele volitiefase. Motivatiefase: Intentie = de resultante van verschillende attituden, cognities en sociale factoren

Zelfredzaamheid en resultaatsverwachtingen zijn belangrijke factoren voor doelintentie Percepties over de ernst van de bedreiging en de persoonlijke kwetsbaarheid (vermeend risico) spelen alleen een rol tijdens de motivatiefase Volitiefase (bewuste keuze maken): Belang van een proces van planning = intentie tot implementatie van eerder = waar, wanneer en hoe Zelfredzaamheid tot initiatief = geloof dat hij in staat is het initiatief te nemen wanneer de geplande omstandigheden zich voordoen Zelfredzaamheid mbt coping (of instandhouding) = geloof in het eigen vermogen barrières te overwinnen en verleiding te weerstaan => versterkt de veerkracht, de positieve houding en leidt tot een groter uithoudingsvermogen

SAMENVATTING...


Similar Free PDFs