Kniegewricht (anatomie) PDF

Title Kniegewricht (anatomie)
Course Anatomie
Institution Arteveldehogeschool
Pages 5
File Size 144.3 KB
File Type PDF
Total Downloads 87
Total Views 132

Summary

Samenvatting kniegewricht...


Description

3. De art. genus = kniegewricht 3.1 Inleiding Het is een gewricht tussen femur en tibia en fibula (fibula behoort niet tot art. genus).

3.2 Bewegingen van de art. genus De bewegingsuitslag is afhankelijk van de heuppositie De bewegingsuitslag is groter als het heupgewricht in anteflexiepositie staat. 3.2.1 Flexie Sagittale vlak om latero-laterale as. Dorsale zijde van het onderbeen en bovenbeen naderen elkaar. Knieflexie het verst als heup in anteflexie is. Actieve flexie  Zwellen flexoren dorsale zijde onder- en bovenbeen 

Weke delenremming

Passieve flexie (bv. door de zwaartekracht) (hangt af van de positie heup)  Bewegingsuitslag groter  Flexoren ontspannen en kunnen daardoor samengedrukt worden  Extensoren passief gerekt/gestretcht  Heupgewricht op neutrale stand bij passief 3.2.2 Extensie Sagittale vlak om latero-laterale as. Beweging vanuit flexie terug naar de anatomische positie. Je voelt dit in de hamstrings. Genu recuvatum = het overstrekken van de knieën (vaker bij meisjes, typisch bij personen met soepele gewrichten). 3.2.3 Hyperextensie Sagittale vlak om latero-laterale as. Paar graden verder extensie dan anatomische stand. 3.2.4 Rotatie Transversale vlak om longitudinale as. Bij endorotatie (onderbeen draait naar binnen) beweegt de tuberositas tibiae naar mediaal. Bij exorotatie (onderbeen draait naar buiten) beweegt de tuberositas tibiae naar lateraal. Enkel bij een geplooide knie!

3.3 Osteologie 3.3.1 Tibia Condylus medialis of lateraal? Fibula zit aan de laterale/rechterkant. Malleolus medialis = binnenenkel 3.3.2 Fibula Malleolus lateralis = buitenenkel 3.3.3 Valgushoek thv de knie

Één lijn door femur en één lijn door tibia: niet in elkaars verlengde + hoek open naar lateraal Variaties in grootte:  Genua valga (valgusstand)  kleinere hoek (laterale hoek verkleint) (X-benen)  Genua vara (varusstand) grotere hoek (laterale hoek vergroot) (O-benen)

3.4 Arthrologie van de art. genus Bestaat uit drie botstukken: femur + tibia + patella 3.4.1 Tibiofemorale gewricht De art. genus (kniegewricht)gewrichtsvlakken op femur en tibia. De kromming van de condyli femoris wordt sterker van voor naar achter  de condyli zijn dus platter aan de voorzijde. De kromming van de condyli biedt stabiliteit in extensie en is gunstig voor de flexiebeweging. Wat bij extensiebeperking (knie staat een klein beetje in felxie)?  Kracht wordt verdeeld over een kleinere oppervlakte, snellere slijtage in kniegewricht 3.4.2 De menisci Er zijn er vier in totaal. Twee in de linker en twee in de rechter knie. Functies:  Enigszins mobiel en verplaatsen zich tijdens bewegingen van de knie : verdelen zo synovia 

Vergroten contactoppervlak: betere verdeling kracht



Verdiepen concaviteit van de tibiacondylen: betere stabiliteit

3.4.3 Verplaatsing van de menisci bij beweging van de art. genus Flexie: menisci naar dorsaal  Door femurcondylen naar dorsaal geduwd  Door flexoren van de knie naar dorsaal getrokken  Lig. collaterale tibiale trekt aan de mediale meniscus Extensie: menisci naar ventraal  Door femurcondylen naar ventraal geduwd  Naar ventraal getrokken door ligamenten tussen menisci en patella Rotatie tibia:  Meniscus naar ventraal aan de zijde waartoe geroteerd wordt (door femurcondyl)  Andere meniscus tegengesteld 3.4.4 Het gewrichtskapsel van de art.genus Ruim kapsel: extensie  plooien aan de proximale en (in mindere mate aan de) laterale zijde van de patella. De dorsale zijde van het kapsel is dik en sterk. Het voorkomt hyperextensie en geeft stabiliteit aan de dorsale zijde.

3.4.5 De ligg. cruciata (kruisbanden) Lig. cruciatum anterius (voorste kruisband)  Voorzijde eminentia intercondylaris  Binnenzijde laterale femurcondyl  Remt schuifladebeweging van de tibia naar ventraal en van de femur naar dorsaal. Lig. crucatum posterius (achterste kruisband)  Achterzijde eminentia intercondylaris  Binnenzijde mediale femurcondyl  Remt schuifladebeweging van de tibia naar dorsaal en van de femur naar ventraal Waarom ligamenten  passieve stabiliteit Waarom niet aan de ventrale en dorsale zijde  omdat de beweeglijkheid daar zo groot is. 3.4.6 De ligg. collateralia Lig. collaterale tibiale:  Mediale zijde femurcondyl en tibia  Geeft stabiliteit aan de mediale zijde van de knie Lig. collaterale fibulare  Laterale zijde femurcondyl en fibulae  Geeft stabiliteit aan de laterale zijde van de knie Scheur in ligament  openen/gapen van de knie aan de laterale zijde of aan de mediale zijde. Waarom is het lig. collaterale tibiale veel dikker dan het lig. collaterale fibulare? (dia 342 figuur) De valgushoek heeft de neiging om de knie naar mediaal de openen. Om die reden moet het ligament aan de mediale zijde (de binnenkant) voor veel meer voor stabiliteit zorgen, omdat het aan die zijde meer de neiging heeft om open te gaan. 3.4.7 Passieve stabiliteit van de knie Structureel: niet stabiel ; Schade: stabiliteit is beperkt Stabiliteit door ligamenten:  vb. ligg. cruciata  vb. ventraal o ligamenten als verbinding tussen patella met de menisci en femurcondylen o lig. patellae: m. quadriceps Door ligamenten gewaarborgd. Flexie  rotatie in de knie mogelijk, bijna alle ligamenten zijn ontspannen. Extensie  alle ligamenten gespannen  Passieve stabiliteit: spieractiviteit niet noodzakelijk vb. unipodaal stand met knie in (hyper)extensie. 3.4.8 Actieve stabiliteit van de knie

Door spieren  Vb. unipodaalstand met knie in flexie o Extensor (m. quadriceps) voorkomt verdere flexie + rotatoren voorkomen endorotatie of exorotatie 3.4.9 Het patello-femorale gewricht Patella met ligamenten is verbonden aan femurcondylen + menisci + tibi. Functies:  Beschermen pees m. quadriceps  Glijdt over centrale groeve

3.5 Myologie: spieren van het bovenbeen 3.5.1 Ventrale spieren M. rectus femoris

M. quadriceps femoris Oorsprong: SIAI (spina iliaca anterior inferior) Insertie: tuberositas tibiae Functie: extensie knie + anteflexie heup Innervatie: n. femoralis Open kinematische keten (bekken punctum fixum)  Antefelxie heupgewricht 

Extensie van de knie

Gesloten kinematische keten (femur punctum fixum)  Anteversie bekken 

Extensie kie

Oorsprong: bovenste 2/3de voorzijde femur Insertie: tuberositas tibiae Functie: extensie knie Innervatie: n. femoralis Oorsprong: SIAI + corpus femoris Insertie: tuberositas tibiae Functie: extensie knie + (rotatie tibia bij gebogen been) Innervatie: n. femoralis Concentrisch spierwerk? De spier gaat verkorten (knie komt in extensie)  bijna altijd (bv. trap opgaan) Excentrisch spierwerk? De spier gaat verlengen (bv. trap naar beneden gaan) Goeie knie gaat naar de hemel, slechte naar de hel. Naar boven, been op de trede  quatriceps moet werken, je moet je opduwen, je hebt concentrisch spierwerk. Naar beneden gaan, het been dat blijft staan op de trede moet excentrisch spierwerk leveren. Hoe stretchen (alles van functie in tegengestelde)? Concentrisch spierwerk, je gaat origo en insertio zo ver mogelijk uit elkaar halen. De rectus M. vastus intermedius M. vastus lateralis M. vastus medials In zijn geheel

femoris wordt niet gestretcht. Om de rectus te stretchen moet je je knie naar achter brengen. 3.5.2 Mediale spieren = adductoren  M. pectineus + M. adductor longus + M. gracilis + M. adductor brevis + M. adductor magnus   

Mediale zijde van het bovenbeen Rondom foramen obturatum Naar linea aspera op het femur

Stretchen van de adductoren  door abductie 3.5.3 Dorsale spieren = hamstrings of ischiocruralen  M. biceps femoris + M. semitendinosus + M. semimembranosus     

Bi-articulair Tuber ischiadicum Naar onderbeen Mediale zijde (tibia): M. semimembranosus (onderste) en M. semitendinosus Laterale zijde fibula: M. biceps femoris

Functie hamstrings:  Retroflexie van de heup  Flexie van de knie  Retroversie van het bekken  

M. Biceps femoris: exorotatie van het onderbeen bij gebogen knie M. Semimembranosus en m. semitendinosus: endorotatie van het onderbeen bij gebogen knie

Stretchen van de hamstrings  knieën gestrekt houden + anteflexie heup (knieën in flexie om met handen aan de grond te kunnen)

3.6 Zichtbare en palpabele punten van de art. coxae en art. genus 3.6.1 Gewrichten Ligamenten van een gewricht zijn slechts bij uitzondering door palpatie te identificeren. Met uitzondering van de lig. collaterale fibulare. 3.6.2 Fossa poplitea: knieholte Biceps femortis (bf) en semitendionosus (st)....


Similar Free PDFs