Koolhydraten; eiwitten; lipiden samenvattig van de bouw PDF

Title Koolhydraten; eiwitten; lipiden samenvattig van de bouw
Course Biologische antropologie
Institution Universiteit Gent
Pages 18
File Size 1.2 MB
File Type PDF
Total Downloads 52
Total Views 140

Summary

Celmenbraam inhoud van de cel van mensen niet van planten. In deze samenvattig staat er volgens mij eigenlijk niet maar ik wilde gewoon iemands anders document....


Description

Nutriënt = voedingsstoffen Organische verbindingen in organismen Koolhydraten Functies -

Brandstof (1g koolhydraat levert 17kJ energie) bv. glucose Bouwstof bv. cellulose: celwand Reservestof bv. zetmeel (wij slaan geen koolhydraten op, planten wel)/ glycogeen -> mens

Monosachariden = enkelvoudige suikers

Voorbeelden - Glucose - Fructose

Disachariden = tweevoudige suikers

 Condensatiereactie = (~vormingsreactie waarbij H2O afgesplitst wordt)  Hydrolyse reactie = (afbraakreactie (splitsen) waarbij H2O nodig is) vb. spijsvertering Voorbeelden - Sacharose = suikerklontje - Lactose = melk, melksuiker - Maltose = moutsuiker - Sucrose = rietsuiker

Polysachariden = meervoudige s (Smaken niet zoet voor de mense

Voorbeelden - Zetmeel (een van de belangrijkste reservesuik PLANTEN) - Glycogeen (levercel) - Cellulose  Volledige opgebouw glucose  Vormt lange rechte k die via waterstofbrug verbonden zijn met a  Cellulose is het hoofdbestanddeel va plantaardige celwand komt niet voor bij di mensen

Indeling volgens bouw Een glycosidische binding is chemische binding tussen 2 OH-groepen waarbij H 2O afgesplitst wordt Suikers enkel gebruikt voor die sachariden die voor de mens zoet smaken Planten hebben meer sachariden (reservestof) dan dieren Dieren bevatten meer proteïnen (spierweefsels en lipiden) dan planten)

Basisbouwsteen Glucose -

Voor in menselijk bloed Synoniem = bloedsuiker, druivensuiker Smaakt zoet

Fructose - Voor in honing en vijgen - Fructose smaakt veel zoeter dan glucose Vorming -

Condensatiereactie

Opmerking -

Stevia = soort vervanging van gewone suiker -> minder calorieën Aspartaam = soort vervang van gewone suiker -> minder calorieën !! Maar heeft wel zelfde invloed op suikerspiegel!!

Proteins of eiwitten of polypeptiden Functies -

Bv. keratine haar, myosine spieren, hemoglobine bloed Hormonen (insuline testosteron) type 1 = aangeboren Transporteiwit Spieren Enzymen (biokatalysator -> pepsine/amylase

Primaire structuur

-

1 lange keten Variërend in aantal type AZ

Secundaire structuur

Tertiaire structuur

H- bruggen tussen restgroepen v.d. AZ

Opgevouwen ruimtelijke structuur h en s bruggen (disulfide binding) tussen restgroepen van verderaf gelegen AZ

Quaternaire structuur

Ingewikkeld ruimtelijke structuur meerdere grote polypetidekentens samen

Basisbouwsteen Aminozuur = 20 verschillende

carboxylgroep (COOH)

Aminogroep >

< carbonzuren

-

Restgroep (variabel) 20  restgroep

Voorbeelden Eiwitten uit haar, spieren, … Vorming

Opmerking: denaturatie (denatureren) Ontvouwen van ruimtelijke structuur -

Biologische activiteiten gaan verloren Onomkeerbaar proces Verbreken van h- en s- bruggen Temperatuur

Invloed - ph - zoutconcentratie Vb. ei koken/ haar stijlen Je kunt een eiwitoplossing gemakkelijk denatureren door de oplossing hevig schudden, te verwarmen of bepaalde chemicaliën zoals zware metalen, zuren, basen, of alcohol toe te voegen. Je kunt de gedenatureerde eiwitten terugvinden als een schuimlaag op de oplossing, vlokken in de oplossing of een troebele verkleuring (al dan niet gevormd is). Lipiden of vetachtige stoffen Functies -

Brandstof (1g -> 38kj) energie opslaan (op lange termijn) ( 1g -> 2x zoveel energie als 1g sachariden)

-

Bouwstof (bv. membranen Bescherming (schokken, koude, …

Indeling (algemeen) Vetten

Glyceriden

Oliën

-

Vast bij kamertemperatuur

-

Vloeibaar bij kamertemperatuur

-

Dierlijke oorsprong

-

Plantaardige oorsprong

-

Verzadigde vetzuren

-

Onverzadigde vetzuren

-

Uitzonderlijk! Visolie

-

Uitzonderlijk! Kokosvet

-

Makkelijke stapelbaar

-

Minder stapelbaar

-

Min. 1 dubbel binding tussen 2 c-atomen

Indeling op basis van chemische structuur

Basisbouwstenen

< Alcohol -> glycerol

vetzuren Carbonzuren

Voorbeelden: fosfolipiden: bouwsteen v.d. membranen Vorming Alcohol glycerol

Vetzuren

lipiden + 3H2O

* **

Triglyceride *condensatiereactie/ ** hydrolyse reactie Schematische voorstelling + +

+ +

+

Glycerol + vetzuren Homoglyceride

+

Diglyceride Opmerking

Palmolie

Een dubbele binding zorgt voor een knik in de keten. Dit kun je hieronder goed zien bij 2 bestaande vetzuren met 16 C-atomen. Palmitinezuur is een verzadigd vetzuur, palmiteenzuur is een monoonverzadigd vetzuur.

Margarine wordt gemaakt uit goedkope vetstoffen, vooral plantaardige oliën. Om vloeibare olie vaster te maken worden de oliën gehard. De vloeibaarheid van olie wordt bepaald door de aanwezigheid van dubbele bindingen in de vetzuurketens van de olie. Door behandeling in de vetzuurketens van de olie. Door behandeling met waterstofgas worden een aantal dubbele bindingen omgezet in enkelvoudige bindingen, waardoor olie minder vloeibaar wordt.

Harde vetten = hydrogeneren Nucleïnezuren Basisbouwsteen (nucleotide)

DNA -

Suikergroep (desoxyribose) Fosfaat Organische base  Cytosine  Guanine

RNA -

Suikergroep (ribose) Fosfaat Organische base  Cytosine  Guanine

 

Adenine Thymine

 

Adenine Uracil

Vorming DNA Complementariteit = A+T, C+G Polariteit = 3+5 Anti polariteit = 5+3

RNA Wel U

Kenmerken DNA (desosyribonuleic adic) - Dubbelstrengig (DNA-helix) - Zelfde fosfaatgroep - Desoxyribose - Thymine - In de kern en kan kern niet verlaten

RNA ( -

Enkelstrengig Zelfde fosfaatgroep Ribose Uracil Cytoplasma en kern kan kern verlaten

De regels van Chargaff A+C/T+G = 1 De ruimte waarin purine en een pryimidinebase zitten, is vrij krap. De manier waarop beide basen in deze ruimte passen, zorgt dat ze in de ideale positie zitten om een aantal waterstofbruggen te vormen. Tussen adenine en thymine zijn het er 2, tussen guanine en cytosine drie -> basparing

Anorganische verbindingen in organismen Water

Mineralen

Belangrijk oplosbaar middel  Polair oplosmiddel  Zuren lossen op in polair

Zweet Urine Vaginaal vocht

Komt tussen in chemische reactie

Hydrolyse reactie Condensatie reactie

Belangrijk transportmiddel

Warmte regulerende functie

Na+ K+

Regelen van bloeddruk

Ca2+

Rol bij bot en tanden  Melk (zuivelproduct)  Noten

Mg2+

Regelen bloeddruk

Fe2+

Hemoglobine: zuurstofbending en transport Spinazie, broccoli

Bloed, plasma, lymfesysteem

O2 Fotosynthese 6 CO2 + 6 H2O -> C6 H12O6 + 6 O2 Zuurstofgasmolecule n (kunnen doorheen membraan) zijn apolair CO2 verbranding (celademhaling)

Zweten, zwembad Cl-

Smeer- of glijmiddel

Gassen

Gewrichtsneer Vaginaal vocht

Goed voor normale functie van maag (lage PH) Spijsvertering voor maagzuur

C6 H12 O6 -> 6CO2 + 6 H2

Biologie 1mm = 1000ϥm Zichtbare veld = velddiameter 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9) 10) 11) 12)

Tubus Revolver (die lenzen objectieven beeld vergroten) Objectief Preparaat klem / Lichtbron (lampje) Lenzen (oculair beeld vergroten) Statief Voorwerptafel Microschroef (beeld scherpstellen) / Macroschroef (voorwerptafel dichter bij de lens)

Voorwerpglas + dekglaasje (erop) Voorwerp + water onder het dekglaasje

Kanaaleiwit of transporteiwit -

Celmembraan

Bouw = Dun vetachtig vliesje (8nm) opgebouwd uit 2 lagen fosfolipiden (dubbele fosfolipiden laag) waartussen eiwitten en cholesterol zitten. Dubbellaag van dubbele fosfolipiden laag = eenheidsmembraam Fosfolipiden zijn opgebouwd uit 2 vetzuurstaarten, een fosfaat groep en een hydrofiele kop. Functie = Vormt begrenzingen met de buitenwereld

-

Regelt welke stoffen in en uit de cel moeten Herkennen van vreemde stoffen

-

Cytoplasma

Hydrofiel = polair Hydrofobe = apolair

Bouw = stroperige vloeistof waar celorganellen in rond zweven Functie = plaats waarin alle chemische reacties plaatsvinden

-

Mitochondrion

Bouw = dubbelwandig celorganel waarvan de binnen membraan groter en geplooid is. Op de binnen membraan liggen korrels. Buitenste membraan Functie = energieproductie in de cel Binnenste membraan Nodig voor spieren bij grote aantallen C6 H12 O6 + 6O2 -> 6CO2 + 6H2O +

ENERGIE

Dubbele eenheidsmembraan -

Celkern

Bouw = bevat het erfelijk materiaal Functie = ‘controlecentrum’  Regelt de functies van de cel (wat worden, bepaalde eiwitten,  Bewaart het erfelijk materiaal en geeft dit door (bij celdeling, voortplanting)

er gedaan moet celdeling)

Functies 2) transport mogelijk maken (binnen naar buiten) 3) rol bij eiwit synthese/ aanmaak plaats RNA

1 Chromatine 2 Porie

3 Nucleolus Kenmembraan alleen bij eukaryoten cel 4 Kernmembraan -

Endoplasmatisch reticulum

Bouw = netwerk van membranen geordend in platen en kanalen in het cytoplasma Functie 

Vorming en transport van eiwitten in de cel (RER = met ribosomen (rough))

 

Synthese van vetten (SER = zonder ribosomen (smooth)) Dus belangrijke rol bij vorming van membranen Zorgt voor de vorming van vetzuren en fosfolipiden

-

Ribosomen

Bouw = kleine bolletjes (bestaan uit eiwitten en RNA) op het endoplatisch reticulum of vrij in het cytoplasma Functie = aanmaak van eiwitten voor de cel zoals bv. enzymen voor spijvertering, hemoglobine (rode bloedkleurstof) Altijd uit 2 eenheden opgebouwd

-

Lysosoom

Bouw  Blaasjes omgeven door 1 eenheidsmembraan dat afbraakof spijverteringenzymen bevat  Wordt gevormd door het Golgi complex Functie = afbraak van stoffen (cel vreemd of celeigen) ‘Zelfmoordzakjes’ = alleen bij dieren/ -> ze bevatten enzymen waarmee ze oude dode maar ook zichzelf kunnen opruimen. Enkele eenheidsmembraam Peroxisomen = blaasjes die giftige stoffen afbreken -> levercellen Cytoskelet = netwerk van buisjes, speelt een rol in de verplaatsing van celorganellen endo Functies = stevigheid en vorm aan de cel, binden en transporteren van celorganellen binnen de cel. -

Golgi- apparaat

Vehikel (bv. lysosoom (enkel bij dieren)

Bouw  Verzameling platte membraanzakjes die aan de rand kleine blaasjes afsnoeren  Lysosomen zijn voorbeelden van dergelijke blaasjes  Een afgeplat zakje noemen we een cisterne Functie  

Omvorming, opslag en verpakking van secretieproducten (afkomstig van het ER) Deze producten worden opgeslaan in secretieblaasjes

Stoffen die aangemaakt worden in het ER worden in het Golgiapparaat verwerkt, verpakt en getransporteerd met behulp van de blaasjes

Enkele eenheidsmembraam -

Centriolen

Bouw  

Bestaat uit een dubbele structuur die opgebouwd is uit microtubuli De microtubuli zijn gerangschikt in 9 tripletten (microtubuli zijn opgebouwd uit tubuline-eiwitten) Spelen een belangrijke rol in celdeling

Functie = helpt bij de celdeling (nl. bij de verdeling van de chromosomen) en komt enkel voor in dierlijk cellen -

Celwand

Bouw = bestaat vooral uit 1 of meer lagen cellulose (vezels) die worden afgezet aan de buitenkant van het celmembraan Functie = geeft stevigheid aan de cel Plantaardige, fungi, bacteriën, archaea -

Chloroplast = bladgroenkorrel

2 eenheidsmembranen

Bouw  

Organel met een dubbele membraan Met stapeltjes membraanzakjes waarin bladgroen zit

Functie = helpt energie opslaan in vorm van een energierijke stof zoals glucose -> fotosynthese Fotosynthese = 6 H2O + 6 CO2 ---+ zonlicht-------> C6H12O6 + 6 O2 Leukoplasten = kleurloze plastiden (bevatten zetmeel zetmeelkorrels Chromo plasten = niet groen gekleurde plastiden (oranje, rood, geel) -

Vacuole

Bouw  

Ruimte omgeven door membraan Bevat celvocht (= vloeistof waarin zouten, kleurstoffen en reservestoffen opgelost zijn)

Functie   

Opslaan van reservestoffen Stevigheid geven aan cel Bepaalt de osmotische waarde van de cel

Vacuole is niet vast, het is goed gevuld met vocht, sterk, stevigheid Enkele eenheidsmembraan Kenmerk Grootte Celwand Celmembraan

Prokaryoten cel Klein X X

Eukaryoten cel Groot X (alleen fungi en planten) X

Kern Chromosomen ER Vehikels (vacuole, lysosomen) Golgiapparaat Ribosomen Centriolen

X

X

X X X X (alleen planten) X X X

Biosfeer -bestaat uit--> ecosysteem -> populatie (zebra’s)-> organisme (zebra)-> stelsel (voortplanting stelsel, ademhaling stelsel, spijsverteringstelsel) -> organen (darmen, maag) -> weefsel (spierweefsel, klierweefsel, zenuwweefsel) -> cellen (spiercellen, klierweefsel, zenuwweefsel) -> celorganel (celkern,) -> molecule-> atomen

4) fabriek met machines -> ribosomen Blaasjestransport -> eenheidsmembraan -> celmembraan en golgi blaasjes zelfde fosforlipiden (makkelijk kunnen smelten

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.

Nucleolus Celkern Ribosoom (blauwe puntjes) Vehikel Ruw endoplasmatisch reticulum Golgicomplex Cytoskelet Glad endoplasmatisch reticulum Mitochondrion Vacuole Cytosol Lysosoom Centrosoom

14. Celmembraan

Bloedgroepen -

A B O AB

Bloed -> bloedplasma -> water + opgeloste stoffen bv. zouten, suikers + plasma eiwit hormonen  Bloedlichaampjes -> bloedplaatjes + witte bloedcellen (antistoffen) + rode bloedlichaampjes (bloedgroep)

Grenzen van de cel Glycocalyx -> jasjes van de cel (buitste van celmembraan) -

Voornamelijk bij dierlijke cellen Rond cytoplasmamenbraan Bevat eiwitten en oligosachariden (bepalen bloedgroep)

Antigen Op RBC Antilichamen In bloedplasma

Bloedgroep A Antigen A

Bloedgroep B Antigen B

Bloedgroep AB Antigen A Antigen B

Bloedgroep O Geen Antigen A Geen antigen B

Antilichamen B

Antilichamen A

Geen antilichamen A Geen antilichamen B

Antilichamen A Antilichamen B

Agglutinatie of klontering

Bloedtransfusie -

Donor = persoon die bloed geeft (KIJK naar antigenen) Acceptor = persoon die bloed krijgt (KIJK naar antilichamen)

AB universele acceptor en O universele donor Resusfactor Resus + = met antigen D op celmembraan Rh + Resus - = zonder antigen D op celmembraan Rh –

Plus aan plus Min aan plus Min aan min...


Similar Free PDFs