OG 1.2.9 Verloop van kindertekeningen PDF

Title OG 1.2.9 Verloop van kindertekeningen
Course Onderwijsgroepen
Institution Hogeschool PXL
Pages 16
File Size 580.6 KB
File Type PDF
Total Downloads 88
Total Views 136

Summary

OG 1.2.9 kinderkrabbels...


Description

OG 1.2.09: taak 9 Leerdoelen :     

Verloop van de tekenontwikkeling (verschillende fase) verloop van het schrijven ontwikkeling van lateralisatie Interpreteren en evalueren van kindertekeningen Ling met ET

Verloop van de tekenontwikkeling (verschillende fases) Evolutieperioden van de kindertekeningen Wat is tekenontwikkeling? -

spontane activiteit plannen zelfbeheersing zelfcorrectie

Periode van de krabbeling (vanaf 1 jaar 2 maanden tot 3 à 4 jaar)  Dit stadium loopt van de allereerste pogingen van het kind om tekentjes te maken met een potlood tot aan de fase waarin het kind probeert om de tekeningen die het maakt iets bepaald te laten voorstellen Voor de leeftijd van 2 jaar  



Tekenen begint als een louter bewegingsspel Men kan zich het best voorstellen dat een kind met het potlood zwaaibewegingen maakt zoals het dat met verschillende dingen doet. Raakt het potlood bij deze beweging toevallig een blad papier, dan laat het potlood tot zijn grote verbazing een spoor na, een lijn  het met opzet krassen begint = kinesthetische fase van het tekenen o Kinesthetische fase = de beweging is een plezier, het tekenen op zich nog niet o Die bewegingen hebben een invloed op de omgeving, namelijk het kind kan iets tevoorschijn toveren dat er voordien niet was o Operante conditionering:  zwaaien met een potlood, raakt papier en maakt een kras  verbazing  bekrachtiging van de ouders volgorde van krassen o Altijd horizontale krassen heen en weer o Daarna verticale krassen op en neer o Stippen die ontstaan omdat de potlood op het papier wordt gehamerd o Uit de horizontale en verticale krassen komen spontaan de krabbels tevoorschijn, zoals waaiervormige krabbels, spiralen, cirkelvormige krabbels, golflijnen…

Op 2 à 3-jarige leeftijd 

Aandacht gaat naar de lijnvoering, maar vele lijnen naast elkaar doen een vlak ontstaan, het blad wordt dan grijs of blauw

Op 3 à 4-jarige leeftijd 

Tegen het einde van deze periode van de krabbeling  ontstaan van figuren, zoals een losse lijn, een recht kruis, een rondje, een vierkant, een driehoek, een schuine kruis… o Niet perfect maar wel herkenbaar o

Aanvankelijk staan deze figuren los van elkaar, maar steeds vaker worden ze in combinaties getekend: eerst 2 vormen gecombineerd, later 3 of meer

Het naamgeven  

Na de leeftijd van 3 komt voor het kind een geweldige ontdekking: Kind ziet dat wat hij getekend heeft, op iets lijkt dat hij kent o 2 universele dingen die het kind in een rondje kan zien:  een gezicht  een cirkel  zon o  Vanaf dat moment gaat het kind zijn krabbels benoemen (eerst tekenen en dan o o

pas benoemen)  Wat hier heel opvallend is: kind verandert in een handomdraai de betekenis van de krabbel BV.: Eerst zegt het kind dat hij een bloem of boom heeft getekend  later kan het er een heel andere betekenis aan geven, BV.: mama of poes

Belang van het krabbelen  



Aanloop naar het eigenlijke tekenen Belangrijk stadium o Het is verkeerd om te denken dat krabbelen overbodig is o Men mag het niet beschouwen als mislukte pogingen/tekeningen o Veel oefenen brengt het kind vlugger en gemakkelijker tot het ‘kunnen’ weergeven Belangrijk dat een kleuter elk stadium doorloopt

Periode van de ideografie (vanaf 3 à 4 jaar tot 7 jaar)  In deze fase wordt het kind niet langer alleen maar bevredigd door de motorische activiteit, maar eist het dat zijn tekeningen een inhoud krijgen, bepaalde dingen gaan voorstellen die het kind vanuit zijn omgeving kent De menstekeningen 

3 à 4-jarige leeftijd  kind tekent enkel het essentiële o Na het hoofd met de ogen, neus en mond, komen vrijwel altijd eerst de benen  niet het lijf = Kopvoeters o geconditioneerd gedrag = aangeleerd gedrag  bekend VB.: kopvoeter met knopen



4 à 5-jarige leeftijd o Zowel armen, handen, vingers als romp en voeten tekenen

o o o

Armen vertrekken aanvankelijk vanuit het midden van de romp, soms ook vanuit de schouders Tussen 4 en 5 jaar wordt ook steevast de romp getekend  de 1ste rompen zijn kleiner dan het hoofd  Deze verhouding verandert met de toenemende verstandelijke ontwikkeling van het kind  dan romp wel groter als hoofd getekend Ogen, neus en mond worden beter verdeeld binnen de ruimte van het frontale aangezicht haar of hoofddeksel wordt zelden vergeten oren ontbreken nog dikwijls hals wordt sporadisch weergegeven

o o

Handen en vingers worden meestal door kringen of bloemvormen weergegeven Voeten worden bijna altijd voorgesteld als 2 strepen, doorgaans naar buiten gericht

o o

o



5 à 6-jarige leetijd o Beginnend onderscheid in de man/vrouw voorstelling  Dit zien we aan de kledij o We zien nog wel de onnatuurlijke lichaamsvormen en de stijve armen die recht op het lichaam staan getekend o Bij sommige kinderen zien we het hoofd steeds kleiner worden in vergelijking met de romp o Bij enkele kinderen kan men een handeling onderscheiden o Bijna alle figuurtjes worden lachend voorgesteld o voeten worden af en toe al eens in dezelfde richting getekend

Het dier 

3 à 4-jarige leeftijd: o Om de dieren voor te stellen worden er veel krabbels getekend  hieruit groeien dan figuurtjes die nog erg op de voorstelling van een mens gelijken  BV.: maar 2 poten tekenen o Verticaal en frontaal getekend  net zoals bij mens o Een soort kopvoeter van een dier



4 à 5-jarige leeftijd: o Bijna alle kleuters komen tot het tekenen van de horizontale stand van de romp o Kop blijft nog gedraaid in vooraanzicht o Dieren herkenbaar door details  BV.: Uier  koe, snorharen en oren  poes, staart  paard o er worden nu bijna in alle tekeningen 4 poten getekend  eerst 4 strepen  later 4 rechthoeken die nog niet per 2 zijn geordend



5 à 6-jarige leeftijd: o Vormgeving van het dier wordt levendiger o Vaak wordt het dier in natuurlijke omgeving voorgesteld (BV.: wei, hok, samen met andere dieren…) o dier altijd herkenbaar o o

meeste kinderen : de 4 poten per 2 koppelen Sommige kleuters slagen erin de kop van het dier in profiel te tekenen

Het huis 





3 à 4-jarige: o Frontale voorstelling o muur onderbroken met rechthoekjes die deur en ramen voorstellen o Dak word soms nog vergeten  stel het wordt wel voorgesteld: dan driehoek of trapezium 4 à 5-jarige: o Ramen worden ingedeeld  soort traliewerk voor de ramen  ramen worden beter in de gevel geplaatst o typische gordijntjes verschijnen o Schoorsteen met de rookpluimen vaak horizontaal op het dak worden getekend o Dakpannen en stenen in de gevel soms al aanwezig 5 à 6-jarige: o niet veel verschil met de 4 à 5-jarige o Meer details zowel aan het huis als in de omgeving  structuratie van de dakpannen, van de stenen in de gevel  versieringen aan de ramen (BV.: bloempotjes) o in de omgeving zien we een aanduiding van grond en lucht  brievenbussen, gras, bloemen, hekken…

De boom 



3 à 4-jarige: o Krabbel met een streep eronder kan een boom zijn o Verticale lijn + streepjes aan beide kanten = takken + soms stipje voor blaadjes op het einde van de takjes 4 à 5-jarige:

Boom herkenbaar bij bijna alle kleuters Stam = rechthoek  in verhouding tot de bladermassa meestal te lang en te breed o Globaal weergeven van de bladermassa  grote cirkel tekenen en deze kleuren 5 à 6-jarige: o Boom krijgt meer volume o Takken groeien op natuurlijke wijze uit de stam o Bloemen en vruchten verschijnen in de bladermassa o o



o

Boom staat op een zelf aangebrachte grondlijn of op onderste boord van blad

De auto 





3 à 4-jarige: o (voor- of) zijaanzicht o Wielen worden voorgesteld door cirkeltjes die uit de krabbeling ontstaan o Rechthoek boven de wielen = carrosserie van de auto  wordt door sommige kinderen als moeilijk ervaren 4 à 5-jarige: o Alle wagens voorgesteld met 2 wielen, behalve bij het tekenen van een vrachtwagen: die heeft veel wielen o verschil personenwagen-vrachtwagen is duidelijk o Soms al een persoon in de auto 5 à 6-jarige: o Alle wagens worden in zijaanzicht voorgesteld o o o

Bestuurders worden gedeeltelijk of helemaal getekend Auto heeft nu vele details  BV.: antenne, uitlaat, deurklinken, indeling deuren, knipperlichten, stuur… Plaatsing in ruimte  BV.: weg, verkeerslichten…

Kenmerken van de kindertekeningen in de ideografische periode volgens Heuninckx 1. Gemis aan verhoudingen o Gebruikt hele blad o Wanneer er geen plaats meer is en kind wil toch nog iets tekenen  kleiner tekenen  gemis aan verhouding ontstaat maar overlapping wordt vermeden 2. Verandering van gezichtshoek o Tekenen vanuit een ander opzicht

3.

4.

5.

6.

7.

 Kind = weetvorm realisme  huis met 3 muren  VW = fotografische realisme Lust tot symmetrie o Elementaire vorm van evenwicht wordt als prettig aangevoeld door kleuters  BV.: Huis met 2 ramen aan iedere kant Automatisme o Schema’s die ze beheersen worden vaak herhaald  BV.: vliegende vogel = V Doorschijnend tekenen o Kind laat zien dat hij het bestaan van dingen afweet  Binnenkant van een bus  Kindje in buik van mama De omklapping o Oplossing zoeken om de ruimte op een twee dimensioneel vlak voor te stellen o Overlapping vermijden  bepaalde elementen op hun tekeningen omklappen De voorstelling op één lijn o Kind tekent basislijn waarop hij personen en dingen tekent  Dingen naast elkaar zetten o het kind kan nog niet bepaalde dingen achter mekaar plaatsen o Geen plaats meer  maakt een nieuwe basislijn maar hoger op het blad (fysiografie)

De periode van de fysiografie (Vanaf 7 jaar tot 10 à 11 jaar)  



sommige noemen deze periode: ‘het ontluikend gevoel voor vorm en lijn’ In deze periode zien we dat het kind niet meer tevreden is over zijn werk en dit komt doordat zijn ‘weten’ voorop staat op zijn ‘kunnen’  M.a.w. het wil meer en meer realistisch gaan werken maar het mist de technische vaardigheid nog Kenmerken: o Onnatuurlijke lichaamsvormen verdwijnen o o o o o

o o

Aankleding en de beweging worden beter weergegeven experimenteren met het tekenen van de armen in verschillende posities  BV.: op de rug, in de zakken… Proporties van lichaamsdelen beter weergeven gebruik van een opeenhoping van details om te accentueren  BV.: tekenen van kapsels, kraagjes, ceintuurs… Accentueren van de 2 verschillende soorten geslachten door zowel de kledij als door de contouren van het lichaam  BV.: vrouw: smalle taille, borsten, jurk, oorbellen, typisch vrouwenkapsel  BV.: man: brede borstkas, riem, broek gebruik van onopvallende kleurverschillen  Kinderen begrijpen dat er verschillende soorten groen, blauw, rood… zijn gebruik van ruimte-uitbeelding



o

basislijn uitbreiden tot een grondvlak en op soortgelijke wijze wordt de lucht uitgebreid totdat de 2 vlakken elkaar raken. Deze horizon is meestal toevallig gekozen. gebruik van technieken om perspectieven aan te geven  BV.: overlappen van een aantal voorwerpen of het kleiner tekenen van voorwerpen die verder weg liggen = diepteperspectief

Periode van waarnemingsbeeld (vanaf 10 à 11 jaar) 

 



Grote verandering in de ontwikkeling van de kinderen o Ze gaan in de loop van deze periode langzamerhand de kinderlijke directheid verlaten, de spontaniteit vermindert en er ontstaat een meer kritische houding t.o.v. het eigen werk Kinderen zijn leergierige reallisten Kenmerken: o Personen worden vaak getekend in sterk afwisselende en gecompliceerde houdingen o De meeste kinderen beelden graag bewegingen uit o Ze kunnen zowel ‘en profil’ als ‘en face’ tekenen o Ze willen proberen zo natuurgetrouw weer te geven o Ze leren directe indruk los te laten en laten visuele momenten beter op zich inwerken voor wat betreft het kleurgebruik en de ruimte-uitbeelding, waardoor de kinderen nog meer als in het vorige stadium gebruik maken van diepte- en lijnenperspectief, inkorten,…  realistische weergave

Periode van de perspectivische weergave (vanaf ongeveer 13 jaar)   

 

Sterk realistische stijl verlaten en zich werpen op grote of kleine experimenten de kinderen wisselen af tussen de manieren van tekenen om hun eigen stijl te vinden (zie je ook terug komen in hun handschrift) Velen proberen een soort van schetsen waarin de strakke omtrekken verdwijnen, vervagen of vervangen worden door lossere, levendigere lijnen. Zo kan een kind in dit stadium blad na blad vullen met schetsjes, detailstudies en min of meer abstracte figuren Kritiek op hun omgeving en eigen producten Deze manier van tekenen eist een nieuwe wijze van ‘zien’ waartoe het doorsnee kind niet komt zonder opleiding

Verloop van het schrijven Beschrijving 



Als een kind niet in staat is om leesbaar handschrift te produceren wordt het ernstig belemmerd o Afhankelijk van de leeftijd en het daarbij horende studiejaar worden er eisen gesteld i.v.m. schrijftempo Schrift:



o belangrijke vaardigheid om te studeren en te memoriseren o belangrijk communicatiemiddel (volwassene) schrijven kan nooit helemaal verbannen worden, er zal altijd geschreven worden, al is het een boodschappenlijstje, gedicht of liefdesbrief



Volgens Nijhuis: o Schrijven  = een complexe handeling omdat het schrijven een meervoudige taak is waarbij op hetzelfde moment meerdere functies worden aangesproken  Er wordt beroep gedaan op het procedureel geheugen o Lezen en spellen van woorden wordt verbeterd door schrijvend te leren



Volgens Carpenter: o Mensen met verstandelijke beperking participeren beter wanneer ze hun naam zelfstandig kunnen schrijven



Schrijfbeweging o 3 deelbewegingen:  De verplaatsing van de onderarm (grote progressie)  De polsbeweging (kleine progressie)  De vingerbeweging (inscriptie)  Deze deelbewegingen op elkaar afstemmen is moeilijk, maar wel nodig om op een soepele efficiënte manier te schrijven  Het vereist een gedoseerde spiercoördinatie o Spieren voorarm staan in voor het verbinden van de lettergrepen tot woorden en voor de spaties tussen woorden

Het aanleren van de schrijftaak (namen hier niet kennen) 







Het tijdstip waarop kinderen leren schrijven is afhankelijk van de verworven voorbereidende schrijfvaardigheden o Effectief schrijfonderwijs: vanaf 1ste leerjaar Volgens Litière en Nijhuis: o Noodzakelijk dat het kind een aantal motorische, perceptuele en cognitieve vaardigheden verworven heeft en gemotiveerd is om schrijfvaardigheden aan te leren  6jaar Mackenzie toont aan: o Belangrijk verband tussen tekenen en schrijven o Kinderen leren schrijven vanuit het reeds gekende tekenen o Veelvuldig tekenen heeft een + invloed op de latere schrijfattitude en motivatie Belangrijkste voorwaarden om tot schrijven te komen: o Grove motoriek :  posturale controle met inbegrip van een goede zithouding o Fijne motoriek  pengreep  in-handmanipulaties  kleine bewegingen o Duidelijk ontwikkelde handvoorkeur

o

o o o

o o o o o

Pengreep:  Criteria waar de pengreep aan voldoet:  Openwebspace  Vingerdynamiek  Polsstabiliteit  Bekendste pengreep  de drietopsgreep Het maken van gedifferentieerde arm- (grote progressie), pols- (kleine progressie) en vingerbewegingen (inscriptie) Zintuiglijke ontwikkeling Visueel- ruimtelijke ontwikkeling  vormconstante en discriminatie  visueel geheugen  ruimtelijke oriëntatie en structuratie Visuomotorische ontwikkeling Oog-handcoördinatie Voldoende taalontwikkeling  letters en woorden moeten betekenis hebben Voldoende intrinsieke motivatie Voldoende executieve functie

Visuele en visueel-ruimtelijke vaardigheden Visuele perceptie = het totale proces dat verantwoordelijk is voor het opnemen van info uit de omgeving (sensorische receptieve functie) en voor het organiseren, structureren en interpreteren van visuele stimuli (cognitie)  Deze componenten zijn noodzakelijk om tot functioneel zien te komen = een dynamische integratie van sensorische info waarbij nieuwe visuele en motorische input gecombineerd wordt met eerder opgeslagen gegevens  Wanneer de visuele- perceptuele vaardigheden volledig ontwikkeld zijn: o Kind is in staat om complexe visuele info voor te stellen, deze te creëren en te construeren o Kind kan dan de visuele info mentaal manipuleren om steeds complexere problemen op te lossen, plannen te maken en beslissingen te nemen  Tekorten in de visuele perceptie en in de ontwikkeling van visueel-ruimtelijke vaardigheden zijn vaak de oorzaak van: o Functionele problemen bij het bewegen o organisatie van tijd en ruimte o zich aankleden o eten o spelen o lezen o schrijven o rekenen

 een kind dat de lagere school aanvat met een verminderde perceptuele ontwikkeling kan moeilijker hetzelfde niveau halen als zijn leeftijdsgenootjes zonder perceptuele problemen  Ergotherapeut kan helpen om de functionele implicaties van het visueel probleem van het kind te interpreteren en het verduidelijken t.o.v ouders en leerkrachten.

Ontwikkeling van lateralisatie Links- of rechtshandig (Feldman) 

aan het einde van de kleutertijd vertonen de meeste kleuters een duidelijke voorkeur voor een bepaalde hand  Ze hebben dan links- of rechtshandigheid ontwikkeld



Sommige signalen van die voorkeur zijn al zichtbaar in de vroege babytijd, als baby’s een voorkeur hebben voor één kant van hun lichaam o De handvoorkeur is bij de geboorte in aanleg aanwezig in het brein, alleen nog niet stevig verankerd Naarmate kinderen ouder worden verankert de handvoorkeur (5-6 jaar) o Sommige heel jonge kinderen lijken de voorkeur te geven aan een bepaalde hand doordat ze daar meer mee grijpen  90%  rechts  10%  links  Lopen risico vroeger te sterven (wereld is aangepast op rechtshandigen BV.: een schaar)



Lateralisatie (BB) = het gegeven (een toestand of het besef) van ongelijkheid in het functioneren tussen lichaamsdelen die fysiek dubbel overkomen in ons lichaam

2 niveaus lateralisatie 1. Neurologische lateraliteit = hemisferische lateraliteit (= hemisfeerspecialisatie) o = cerebrale lateraliteit volgens Van Grunsven o o

Uitwendig minder makkelijk waarneembaar Wordt ook aangeboren of axiale lateraliteit

 Betreft vaak een voorkeur voor de rechterkant van het lichaam  is herkenbaar aan de asymmetrie van vroege armbewegingen, spontane gebaren of vroege postnatale reflexen 2. Gebruikerslateraliteit = distale lateraliteit: o ook hand- (of voet-/oog-) voorkeur genoemd o Na verloop van tijd: duidelijk waarneembaar + beïnvloedbaar tot 4 à 5 jaar o Meer onderhevig aan sociale druk en plasticiteit o één van de meest opvallende verschijningen van hersenhelftspecialisatie o Ambidexter o

= het even handig zijn rechts als links Ambilateraal:  = iemand die vrij onhandig is met beide handen

Lateralisatieproces  

Lateralisatie wijst naar een proces  een verandering in tijd  een ontwikkeling Het is een rijpingsproces van 2 hersenhelften en het corpus callosum met wederzijdse beïnvloeding o Leidt meestal tot een dominantie (= een overheersing van 1 hersenhelft)

Ontwikkeling naar lateraliteit = het verloop van het lateralisatieproces Inleiding  

Het corpus callosum speelt een belangrijke rol als brug tussen beide hersenhelften o Deze verbinding is cruciaal voor bimanueel (= met 2 handen) werken Mixed-handedness = een wisselend handgebruik is een kind dat geen stabiele handvoorkeur ontwikkelt o oorzaak: een verminderde corticale lateralisatie

Fasen in de ontwikkeling van de lateralisatie 1. ...


Similar Free PDFs