OG 6 Samenvatting van brabbelen tot babbelen PDF

Preview

Summary

Download OG 6 Samenvatting van brabbelen tot babbelen PDF

Description

OG 6: van brabbelen tot babbelen Wat is taal? -

Communicatiesysteem waardoor we boodschappen kunnen uitwisselen Taalbegrip komt voor taalproductie D.m.v. die hooggestructureerde geluidsstroom Ontwikkeld spontaan

-

Twee principes o Woord  Bouwstenen voor zinnen o Grammatica  Regels die nodig zijn om de taal te gebruiken

-

Hiërarchische opbouw o Fonemen  Kleinste klankeenheid: letters die samen één woord vormen o Morfemen  Meervoud door -en achter te zetten  Prefixen (val->geval) en suffixen (val -> vallen) o Semantiek  De manier waarop taalbetekenis uitdrukt  Afkortingen (vb. Gps - global position and system) o Syntactisch  Woorden tot zinnen combineren (man bijt hond - hond bijt man)

-

Componenten van taal o Fonologische ontwikkeling o De lexicale ontwikkeling  Output lexicon  Actieve woordenschat  Woorden die je zelf kent  Input lexicon  Passieve woordenschat  Verstaan en begrijpen van woorden  Overgeneralisatie  Betekenissen te algemeen gebruiken  Vb. Alle beesten met vier poten zijn een koe  Ondergeneralisatie  Neologisme  Vb. Uitslikken  Nieuwe woorden verzinnen, vormen o De morfosyntactische ontwikkeling o Communicatieve ontwikkeling

Wat is spraak? -

De mondelinge realisatie van taal o Productie van verstaanbare klanken

-

Voorwaarden o Willekeurig kunnen beschikken over het spraakorgaan en een voldoende ontwikkeld gehoororgaan

Waarom gebruiken we taal? -

Om te communiceren, om boodschappen over te brengen, om een gezellige babbel te hebben Functies o Instrumenteel  Bevredigen van materiële behoeften o Regulerend  D.m.v. Taal het gedrag van anderen beïnvloeden o Interpersoonlijk  Communicatie met anderen o Persoonlijk  Uiten van je eigen identiteit, gevoelens en gedachten o Heuristisch  Vergaren van kennis o Imaginatief  Fantasie o Informatief  Doen van mededelingen

Hoe ontwikkelt taal/spraak? -

Presymbolische/ prelinguïstische fase/ voortalige fase (1e levensjaar) o Niet-taalspecifieke communicatie  Huilen/ lachen/ schreeuwen o

Brabbelen  Klinkers combineren  Betekenisloze geluiden die op spraak lijken, mensen uit de nabije omgeving herkennen de geluiden  Universeel brabbelen (wereldwijd dezelfde geluiden  Moedertaal vreemd  Taalspecifiek  Moedertaal eigen  Sociaal brabbelen  Brabbelen gaat meer intonaties/ stembuigingen bevatten, duidelijke enkelvoudige lettergrepen

o

Eenwoordzinnen/ holofrasen, zelfs tweewoordzinnen

o

Telegramstijl

-

-

o

Herkennen van voorwerpen met de naam

o

Voorwerpen benoemen = belangrijk

Symbolische/ vroegtalige/ linguïstische (1-3jaar... Volgens feldman tot 6j) o Syntaxis 2-3j, combineren van woorden waardoor er andere betekenissen gecreëerd worden: fast mapping o

Lexicon  Woordenschat 2-6: stijgt met 10woorden per dag naar 14.000

o

Grammatica  Regeltjes die betekenis geven aan combinaties van woorden vanaf 3e levensjaar  Egocentrisch taalgebruik  Tegen zichzelf spreken, niet bedoeld voor anderen

o

Sociaal taalgebruik  Begrepen worden  Frustratie wanneer niet begrepen worden

o

Armoede en taalontw  Gevolgen voor de cognitieve processen  Meer verbodswoorden, tekort aanbod van taal

o

3j= sterk bezig zijn met wij, hij zij,... Woordenschat die verder uitbreidt en het kind herhaalt rijmpjes

o

4j verteld het kind verhaaltjes (egocentrisch taalgebruik) gerichte vragen (waarom) 5j zelf rijmen en woordspelingen gebruiken, gebruikt abstracte zaken en dubbele bodems

Lagere schoolftijd 7-12j o Lexicon (aantal woorden)  9-11j 20.000woorden o

Grammatica  Het volgen van regels, vervoegingen ww, juiste tijd werkwoorden, voorwaardelijke zinnen; 'als' en 'dan'

o

Pragmatiek  Taalgebruik in functie en context -> spreken wordt aangepast aan de context (netjes spreken in formele situaties)

o

Syntaxis  Zinsvorming wordt beter, begrip en intonatie worden beter, wederkerigheid in gesprek blijft moeilijk  'Ch', 'sch' klanken blijven moeilijk

o

Metalinguïstisch bewustzijn  Bewustzijn van eigen taalgebruik, opheldering durven vragen

o

Zelfbeheersing adhv taal  Taal gebruiken om eigen gedrag te reguleren  Zingen, tot 10 tellen,... Om tot rust te komen

o

Tweetaligheid

Welke neuro-anatomische en neurologische structuren zijn noodzakelijk? -

Linkerhemisfeer: schorsgebied rond de sulcus lateralis o Gebied van Broca  Frontale kwab  Motorisch gedeelte  Spraakproductie  Complexe articulatieprogramma's o Gebied van Wernicke  Analyseren, woorden herkennen, verbanden leggen

-

Rechterhemisfeer o Belangrijk voor de non verbale communicatie

-

Drie assen o Verticale as  Formatio reticularis: alertheid en aandacht  Hypocampus; onthouden, zinvolle gesprekken voeren  Motorische routineprocessen o Voorzijde- achterzijde  Voor = taalproductie, centrum van broca  Achter = meer verstaan en begrijpen, centrum van wernicke o Links- rechts  Links = tijd, routines, vaste- aan regels gebonden, semantische aspecten en syntaxis  Rechts = individuele aspecten, sarcasme, ironie, dubbele bodems (rechterhemisfeer)

Elementen nodig voor spraak -

Expiratie o De ademhalingscentra in de medulla oblongata en de pons sturen de in- en uitademing aan

-

Fonatie o Toonvorming o Stembanden trillen, klankvorming in de kaak en mondholten

-

Articulatie o Klank die bepaald wordt door de stand en beweging van de mond en tong o Timing en coördinatie van de spiercontracties in het cerebellum

Is taalvaardigheid nature / nurture? -

Leertheorie o Conditionering = nurture o Modelleren, imiteren/ overnemen van taal, de taal van het kind gaat meer en meer lijken op dat van de volwassene o Impliciet geheugen

-

Nativistische benadering o Genetisch/ aangeboren mechanisme die de taal aanstuurt, aangeboren vermogen om taal te gebruiken = nature o Chomsky

-

Interactionele benadering o Combinatie van genetische en omgevingsfactoren o Combinatie nature - nurture...