OG 2.1.6 Over de klini- en psychometrische eigenschappen van meetinstrumenten PDF

Title OG 2.1.6 Over de klini- en psychometrische eigenschappen van meetinstrumenten
Course HPO
Institution Hogeschool PXL
Pages 7
File Size 163.9 KB
File Type PDF
Total Downloads 28
Total Views 134

Summary

ergo blok 2.1a...


Description

OG 2.1.06: Over de klini- en psychometrische eigenschappen van meetinstrumenten Inleiding Een essentieel onderdeel van evidence based ergotherapie is het gebruik van meetinstrumenten. Het doel van het gebruik van meetinstrumenten is tweeledig. Enerzijds worden meetinstrumenten inventariserend of diagnostisch gebruikt, waarbij het van belang is om de hulpvraag van de cliënt te objectiveren en te specificeren en het behandeldoel vast te leggen. Anderzijds worden meetinstrumenten evaluatief en prognostisch gebruikt. Om de effecten van de interventie te meten, kan gebruik worden gemaakt van het verschil in de begin- (baseline) en de vervolg(eind)score. Waar mogelijk moeten valide en betrouwbare meetinstrumenten worden gekozen, die bovendien voldoende sensitief en responsief zijn. Tot op heden zijn jullie reeds in aanraking gekomen met diverse meetinstrumenten. Zo hebben jullie de mobiliteit (range of motion (ROM)) van o.a. het art. humeri, art. cubiti en art. radiocarpea gemeten met een goniometer. De spierkracht (F-waarde) van de schouder-, elleboog-, pols- en vingermusculatuur hebben jullie beoordeeld middels de ‘manuele spierkrachttest’ (manual muscle testing (MMT)) en met een Jamar hand-held dynamometer (Jamar HHD). De door de cliënt ervaarde problemen in het dagelijkse handelen werden achterhaald door gebruik te maken van het Canadian Occupational Performance Measure (COPM), het vertalen van deze handelingsproblemen in concrete doelstellingen kan gebeuren met de Goal Attainment Scale (GAS). Uit onderzoek blijkt dat de goniometer een betrouwbaar meetinstrument is, mits door één beoordelaar gestandaardiseerd uitgevoerd (Smits-Engelsman et al., 2001). Met de handknijpkrachtmeter kan een goede inschatting worden gemaakt van de perifere isometrische spierfunctie, gerelateerd aan de totale hoeveelheid spiermassa in het lichaam. Het is belangrijk dat de houding van de patiënt is gestandaardiseerd: zittend, schouder in ontspannen houding, de elleboog gebogen in een hoek van 90º, de bovenarm los van het lichaam. De Jamar HHD heeft – zo blijkt uit onderzoek – een hoge test-hertest, inter- en intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid (Boissy et al., 1999; Bertrand et al., 2007). De MMT is een van oudsher veelgebruikt manuele spierkrachtmeting op een vijfpuntenschaal van het Medical Research Council (MRC). Nadelig is wel dat de meting moeilijk te standaardiseren is, een lage interbeoordelaarsbetrouwbaarheid kent en de MRC-schaal slecht reproduceerbaar en weinig responsief zijn (Bruin de et al., 1996). De COPM daarentegen – zo blijkt uit onderzoek – blijkt geschikt om veranderingen in persoonlijke doelstellingen en effectiviteit te registreren (Carpenter et al., 2001; Sakzewski et al., 2007; Larsen

& Carlsson, 2011). Voor de GAS tenslotte toont de literatuur een goede interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (Steenbeek et al., 2010) en uitstekende responsiviteit (Donnely & Carswell, 2002; Steenbeek et al., 2007). Uit bovenstaande blijkt dat jullie reeds – weliswaar onbewust – in contact zijn gekomen met diverse assessmentinstrumenten waarvan de klinimetrische en psychometrische eigenschappen voor jullie – tot op heden, maar niet voor lang meer – onbekend waren. Opdracht 1: voorbereiding van de OG Herneem HC2.1.05 ‘Assessments en wetenschappelijk onderzoek’ met speciale aandacht voor (a) de verschillende typen meetinstrumenten zoals observatielijsten, vragenlijsten interviews en gestandaardiseerde tests, én (b) de klinimetrische begrippen zoals standaardisatie, validiteit, betrouwbaarheid of reliabiliteit, reproduceerbaarheid, sensitiviteit en responsiviteit. Probeer a.d.h.v. de hoorcolleges en aangereikte literatuur een antwoord te formuleren op de volgende vragen.  Waarom is het gebruik van meetinstrumenten belangrijk in de klinische praktijk? Om welke reden(en) zou jij als toekomstig ergotherapeut(e) gebruik maken van een meetinstrument? o Inventariseren van het probleem van het individu en de omgeving



o

Opstellen en bijstellen van het behandelplan

o o

Ergotherapeutisch handelen verantwoorden Effect van ergotherapeutische interventie meten

Maakt assessment een essentieel onderdeel uit van jouw toekomstige ergotherapeutische praktijk? Argumenteer. ja o Je kan zo de vooruitgang meten, geeft ook motivatie naar de patient o

toe het geeft een beter inzicht aan de client en de therapeut

o

zorgverleners krijgen meer inzicht in het effect van interventies

o

collegas en verwijzers verbeteren en standaardiseren hun communicatie vooral gebruiken tijdens inventarisatiefase en in de evaluatiefase 

o

maar info verzamelen met behulp van assessments is een proces dat gedurende de gehele ergotherapeutische interventie doorloopt  bij het gebruik van assessments is het belangrijk om de keuze voor het assessment bewust te maken.  Drie vragen staan hierbij centraal:  Bij wie wil ik info verzamelen  Welke info wil ik verzamelen  Met welk doel wil ik info verzamelen



Wanneer is volgens jouw een meetinstrument een goed instrument? Waar let je op? Welke criteria zijn volgens jou in de keuze van een meetinstrument belangrijk? Bediscussieer in groep en staaf jouw antwoord met de begrippen standaardisatie, validiteit, betrouwbaarheid, reproduceerbaarheid, sensitiviteit en responsiviteit. o

Standaardisatie : gelijkvormigheid van een meetinstrument. Elk

o

soort instrument moet hetzelfde meten  norm, internationaal vastgelegd Een goed meetinstrument moet betrouwbaar en valide zijn Betrouwbaar: het meetinstrument is vrij van toevalsfouten. Reproduceerbaarheid: betrouwbaarheid en overeenstemming  Het betekent dat er hetzelfde resultaat moet behaald worden bij herhaling (= intrarater/overeenstemming)  en dat er eenzelfde resultaat behaald wordt bij verschillende observators/afnemers (= betrouwbaarheid)  Meetinstrument enkel aankopen bij een alpha van 0.70 of hoger  Valide/validiteit: is de mate waarin het instrument meet wat het zou moeten meten een valide instrument is sowieso betrouwbaar! Je moet niet alle vier niveaus hebben om valide te zijn, 1 vd 4 niveaus is goed, dan is het instrument valide. o Niveaus: 1 is laag, 4 is hoog: 







1. IIndruksvaliditeit: is het instrument op het eerste zicht goed? Obv je eigen gevoel o Bv copm: wat vinden ze van de uitvoering en wat is de tevredenheid van die uitvoering  op het eerste zicht lijkt het meetinstrument te meten wat het moet meten 2. Inhoudsvaliditeit: omvat het alle relevante aspecten? Gaat na of de inhoud van een meetinstrument representatief (typsich, herkenbaar, kenmerkend, een goede afspiegeling vormen) is voor de te meten werkelijkheid (of er geen elementen vergeten worden). Gebaseerd op een kwalitatief oordeel door experts over de volledigheid van een test o Bv: copm : wordt gekoppeld aan de theorie 3. Constructvaliditeit/begripsvaliditeit: vergelijken met andere meetinstrumenten. Men vraagt zich af wat een score op een item precies betekent

o

o



o

Bv: COPM wordt vergeleken met AMPS: op derde niveau vh copm wordt minder goed gescoord, copm scoort minder goed dan amps, dan stopt het niveau hier, gaat niet meer verder na niveau 3. Copm scoort minder goed omdat het zeer open vragen zijn. Maar het blijft wel betrouwbaar. Bv hoe ervaart student et stress tijdens de

inhoud van de les  bestaat er al zo een test om dit te meten? Welke vragen staan er in deze test en komen die overeen met de vragen die ik heb opgesteld? Ja  Dan gaat de validiteit omhoog 4. Criteriumvaliditeit: heeft het een goede voorspelbaarheid? nl: vergelijken met gouden standaard (: meetinstrument dat met 100% zekerheid meet wat men wil meten). Is het begrip meten waarin met geinteresseerd is.

Er hangt een gouden standaard aan vast: 

Doel: een meetinstrument vinden dat specifiek EN sensitief is  indien beiden maximaal dan is de gouden standaard 100%, bv zwangerschapstest  Sensitief: gevoeligheid van een test. De maat van frequentie waarbij een terecht positief (datgene waarop getest wordt echt aanwezig is) resultaat gevonden wordt tov alle positieven (= alle werkelijk positieven en vals positieven samen) o Spoort alle terecht positieven op, de zieken

Specifiek: de maat voor de frequentie waarbij een negatief resultaat (datgene waarop getest wordt, is afwezig) gevonden wordt, indien de conditie ook werkelijk afwezig is  is het percentage terecht negatieve testuitslagen onder de niet-zieke personen o Spoort alleen terecht negatieven op, de niet zieken  Extra uitleg sensitief en specifiek: Bv: Covid 19: - Sensitiviteit - Specificiteit sommige studenten zijn drager, degene die positief zijn eruit halen, de  zieken (= sensitiviteit), 



dezelfde studenten, enkele zijn niet- drager, haalt de negatieve studenten eruit, de niet zieken (= specifiteit)

Waarom zijn deze psychometrische en/of klinimetrische aspecten belangrijk in jouw keuze voor een geschikt meetinstrument?  Klinimetrische eigenschappen: de methodologische kwaliteit van instrumenten o Reproduceerbaarheid:

o

Betrouwbaarheid/interrater: meten 2 onafhankelijke observeerders hetzelfde?  Overeenstemming/intrarater: meet de test en hertest hetzelfde? Validiteit: de mate waarin het instrument meet wat het zou moeten meten Responsiviteit: in welke mate kan het instrument veranderingen in

o

het handelen vaststellen?  er moet een vooruitgang zijn om het doel te kunnen bereiken Interne consistentie: de mate waarin de verschillende aspecten van

o

het instrument met elkaar samenhangen Bruikbaarheid



o



Waarom zijn deze psychometrische en/of klinimetrische aspecten belangrijk in jouw carrière als (toekomstig) ergotherapeut(e)? o Betrouwbaarheid, je kan zeker zijn dat het instrument goed werkt en dat het bruikbaar is voor die situatie/aanpak o Valide ergotherapeut zijn o

Om een haalbaar doel op te stellen

o

Vooruitgang meten om doel te bereiken

o

Motiverend voor de client

o

Een objectief beeld vormen van de situatie

o

Vergelijking maken met andere

Opdracht 2: tijdens de OG Rapporteer in groep de antwoorden op de bovenstaande vragen. Ga in de aangereikte artikels op Blackboard (Ortiz-Rubio et al., 2016; & Tomic et al., 2017) op zoek naar de daarin vernoemde assessmentinstrumenten en lijst ze op (in een tabel) volgens (a) naam, (b) doelgroep, (c) ICF-niveau, en (d) meetvariabele(n) (wat meet het instrument).





Ga op zoek naar de klinimetrische en psychometrische gegevens van de door jullie opgelijste assessmentinstrumenten en vul deze aan in de door jullie opgestelde tabel. o In jullie zoektocht naar de klinimetrische en psychometrische gegevens kunnen jullie gebruik maken van http://www.meetinstrumentenzorg.nl/Home/Search en https://www.sralab.org/rehabilitation-measures. Bespreek de door jou gevonden klinimetrische en psychometrische gegevens en beargumenteer (d.i. interpretatie van gegevens) of ieder assessmentinstrument geschikt is voor de doeleinden die in het artikel nagestreefd worden.

Opdracht 3: toepassing van het OG Neem de gevonden artikels voor jouw individuele opdracht nog eens door. Wordt er gebruik gemaakt van assessmentinstrumenten? Hebben deze instrumenten goede klinimetrische en psychometrische eigenschappen? Zijn ze geschikt voor het onderzoek? Wat zegt dat over het onderzoek? En zijn er eventueel assessmentinstrumenten interessant voor jouw casus? Hebben deze goede klinimetrische en psychometrische eigenschappen? Hoe zou je deze inpassen in jouw ergotherapeutische aanpak? Basisliteratuur Bakker, E & Buuren van, H. (2014). Onderzoek in de gezondheidszorg. Groningen: Noordhoff Uitgevers. ISBN: 978-90018-3450-0. Aanvullende literatuur Gonick, L. & Smith, W (1993). Het stripverhaal van de statistiek. Den Haag: Epsilon Uitgaven. ISBN: 978-90-504-1037-3. Interessante én praktische online Links Meetinstrumenten in de zorg: http://www.meetinstrumentenzorg.nl/Home/Search Rehabilitation Measures: https://www.sralab.org/rehabilitationmeasures

Trefwoorden Betrouwbaarheid Constructvaliditeit Criteriumvaliditeit Externe validiteit

Inhoudsvaliditeit Interne consistentie Interne validiteit Interrater betrouwbaarheid

Intrarater betrouwbaarheid Klinimetrie Psychometrie Reliabiliteit Reproduceerbaarheid Reproduceerbaarheid

Responsiviteit Sensitiviteit Standaardisatie Test-hertestbetrouwbaarheid Validiteit...


Similar Free PDFs