OG 4 Waarden en Normen - Uitwerking OG taak 4 PDF

Title OG 4 Waarden en Normen - Uitwerking OG taak 4
Author Sandra Kerste
Course OG
Institution Hogeschool PXL
Pages 9
File Size 207.4 KB
File Type PDF
Total Downloads 81
Total Views 153

Summary

Uitwerking OG taak 4...


Description

OG 4 Waarde(n)volle zorgverlening 1. Wat zijn waarden en normen? Waarden =

betekenis of belang waarmee iemand een keuze of handeling duidt als goed of nastrevenswaardig, het is een opvatting van wat goed of fout is. bv zorgzaamheid, verantwoordelijkheid Motiverende of legitimerende functie

1. Waarde in de betekenis als ruilobject (waarde in geld uitgedrukt) 2. Waarde in de betekenis die iets heeft in zedelijk, geestelijk of esthetisch opzicht of door persoonlijke betrekking -> van toepassing bij ethiek Soorten waarden: Persoonlijke waarden = waarden die voor onszelf belangrijk zijn (bv schoonheid, gezondheid) Fundamentele waarden = waarden waar we uit willen gaan dat deze voor iedereen belangrijk zijn (bv liefde, geluk, vrijheid)     

Zijn meestal positief geformuleerd -> geven iets aan wat belangrijk en nastrevenswaardig is Waarden zijn nooit altijd helemaal haalbaar Waarden zijn toonbaar in gedrag en persoonlijk contact Waarden zijn niet afdwingbaar, ze roepen op tot iets, inspireren ons tot bepaald handelen Waarden zijn de fundering voor normen en regels. Waarden zijn meestal vaag

Belang van waarden:  Fundering van normen en regels, dus waarden worden voorop geplaatst  Er wordt geopteerd om een ethiek te ontwikkelen op het fundamentele niveau van waarden  Normen worden niet voorop geplaatst omdat ze vlug een aanleiding geven tot het opstellen van regels, concrete richtlijnen voor het handelen  Ethiek wordt dan een opvolgen van normen en regels  Het gaat om alle waarden die in een bepaalde situatie op het spel staan  Er wordt een onderscheidt gemaakt tussen persoonlijke en fundamentele waarden 1. persoonlijke waarden = belangrijk voor een bepaalde betrokkene vanuit zijn of haar persoonlijke verlangens 2. fundamentele waarden = vormen het fundament van de keuzes en handelingen in de zorg Norm = algemene richtlijn voor het handelen  Bevorderen of beschermen een waarde  Worden uitgedrukt in een gebod of verbod  Normen kunnen we naleven  Normen leren we tijdens opvoeding + opleiding  Normen zijn afdwingbaar + kunnen door bepaalde instanties in het oog gehouden worden: of deze normen wel nageleefd wordt  Algemene richtlijn voor het handelen en bevordert of beschermt een waarde en is uitgedrukt in een gebod of verbod (negatief geformuleerd).  Geven vlug aanleiding tot opstellen van regels, concrete richtlijnen voor het handelen.  Ook wel een gedragsregel, deze regels kunnen altijd veranderen of aangepast worden  Normen zijn gebonden aan tijd en cultuur

Voorbeelden normen in de zorg: 1. informed concent 2. Beroepsgeheim Normen zijn meetbaar op 2 manieren: 1. Vooraf (hoe moet iets gedaan worden?) 2. Achteraf (Is het gedaan zoals het moet?) Verschil tussen waarden en normen:

Samenhang tussen waarden en normen:’ Waar de waarde ons inspiratie geeft zal de norm ons gedrag bepalen Voor de ethiek zijn de waarden vooral van belang         

Normen zijn regels voor domein van doelgericht handelen Geven ons aanwijzingen hoe beste handelen Normen helpen ons de vraag “wat te doen” beantwoorden Waarden geven ons inspiratie Verlenen zin aan activiteiten Geven ideaal aan Vormen datgene wat we de moeite waard vinden Wat we nastrevenswaard achten Op bepaalde waarden te realiseren normen geformuleerd

Bron: Liégeois, A. Waarden in dialoog p. 23-24/Ten Have, H. Medische ethiek p. 20-21)

2. Welke waarden zijn fundamenteel in de gezondheidszorg en wat betekenen ze? 9 fundamentele waarden in de zorg: 1. Zorgverlening  Specifieke bijdrage van zorgverleners aan het hele zorggebeuren  Geheel van inspanningen en activiteiten om de gezondheid of het welzijn van de zorgvrager te bevorderen, hem of haar te integreren in de maatschappij en de kwaliteit van leven te verbeteren.  het geheel van inspanningen en activiteiten om de gezondheid of het welzijn van de ZV te bevorderen, hem te integreren in de maatschappij en de kwaliteit van leven te verbeteren  het antwoord van de zorgverleners op het ethisch appel (vraag om hulp) van de zorgvrager  zorgverleners bieden de hoogst mogelijke kwaliteit van zorg en zijn bereid zich daarover te bevragen  zorgverleners geven de gepaste kwantiteit van zorg, op maat van de zorgvrager (niet teveel en niet te weinig)  zorgverleners garanderen de continuïteit van zorg vb: zv wassen op de manier die de zv fijn vindt 2. Beschermwaardigheid  beschermen van de waardigheid en de onschendbaarheid van de menselijke persoon  drie niveaus: 1. bescherming van het leven 2. bescherming van de fysieke en psychische integriteit 3. bescherming van de fysieke en psychische gezondheid van de persoon  geen schade  preventief optreden  wel schade  curatief optreden  het niet bedreigd worden in hun beschermwaardigheid beleven mensen als veiligheid  beschermen van de waardigheid betekent dat de zorgverleners geen schade veroorzaken, maar ook preventief schade voorkomen en de al toegebrachte schade herstellen  beschermwaardigheid is de keerzijde van zorgverlening  schade herstellen is goede zorg verlenen vb tijdens het wassen de bedgordijnen sluiten. Molton gebruiken tijdens het wassen (beschermen fysiek en waardigheid) 3. Autonomie  kernwaarde van emancipatie  respecteren van autonomie leidt tot respect voor keuzes en voor privacy van de zorgvrager  de mogelijkheid om zichzelf de wet te stellen en dus vrije keuzes te maken en handelingen te verrichten  respect voor autonomie betekent dat de zorgverleners de keuzevrijheid van de zorgvrager respecteren  keuzevrijheid is de vrijheid om te kiezen tussen verschillende mogelijkheden die in een bepaalde situatie voorhanden zijn zonder dwingende invloeden van buitenaf  3 voorwaarden hiervoor: 1. Er zijn minstens 2 mogelijkheden 2. Er zijn geen dwingende invloeden 3. Wilsbekwaamheid

Bv opkomen voor de patiënt om zijn mening te uiten naar bijvoorbeeld de arts of arts extra vragen te stellen 4. Privacy  De persoonlijke levenssfeer of intimiteit van de persoon  We bepalen zelf wat tot onze persoonlijke levenssfeer behoort  Drie vormen van privacy: 1. Lichamelijke privacy (intimiteit van het eigen lichaam) 2. Geestelijke privacy (betreft gevoelens- en gedachtewereld en het levensverhaal) 3. Informationele privacy (persoonsgebonden gegevens die mondeling, schriftelijk, elektronisch of via beelden kunnen worden doorgegeven)  Zorgverleners mogen enkel in de persoonlijke levenssfeer treden met toestemming van de zorgvrager  Bij de waarden ligt de focus op de zorgvrager, maar ook voor zorgverleners en naastbetrokkenen zijn autonomie en privacy fundamentele waarden Bv privéleven van vpk niet delen met patiënt (als je ruzie thuis hebt gehad) 5. Participatie  Deelname aan het maatschappelijk leven of het gemeenschapsleven  Ook zorgvragers hebben recht op deelname  Gelijke kansen tot participatie zijn niet voldoende, gelijke uitkomsten zijn noodzakelijk  Integratie en inclusie  ZV is bereid zich te integreren in de maatschappij en de burgers zijn bereid de zorgvragers op te nemen in het maatschappelijk leven Vb niet iedereen heeft dezelfde energie om mee te doen met de activiteiten bij het WZC maar toch iedereen wel de mogelijkheid bieden. 6. Levenskwaliteit  Gericht op het verhogen van de autonomie en de levenskwaliteit van de zorgvrager  Levenskwaliteit heeft te maken met het functioneren van de mens in bepaalde omstandigheden  Kwaliteit heeft betrekking op meerdere domeinen van het leven (fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel vlak)  Waardering van kwaliteit heeft zowel objectieve als subjectieve aspecten  Om tot een kwaliteitsvol leven te komen zijn er een aantal objectieve voorwaarden  Levenskwaliteit is vooral een subjectieve evaluatie van het eigen functioneren Bv een zv in staat stellen om in de kapel te gaan bidden = subjectief Pijnstilling = objectief 7. Rechtvaardigheid  Namelijk een juiste verdeling of herverdeling van goederen en diensten in de maatschappij  Mensen worden gelijk behandeld in de mate dat ze gelijk zijn  Het principe dat men aan ieder “het zijne” moet geven  Alle mensen zijn gelijkwaardig, maar waar ze ongelijk zijn, worden ze ongelijk behandeld  Gezondheid, ziekte en handicap zijn ongelijk verdeeld en worden deze zorgvragers tijdelijk ongelijk behandeld om ze opnieuw gelijke kansen tot functioneren te geven  Middelen worden verdeeld volgens werkelijke behoeften

Bv een patiënt heeft het heel lastig en kost 2 uur om daarnaar te luisteren maar dit gaat dan ten koste van andere patiënten 8. Vertrouwen  Drukt de verbondenheid uit in relatie tussen de zorgverleners en de zorgvrager  Het geloof in de mogelijkheden en de trouw van de ander  Er is enkel sprake van goede zorgverlening als de zorgvrager en zorgverlener zich engageren om samen te werken  Het is de basis voor verbondenheid en samenwerking  Slechts in de mate dat de zorgvrager de zorgverlening aanvaardt en de zorgverleners de eigen verantwoordelijkheid van de zorgvrager respecteren, kan er vertrouwen groeien  Zorgverleners kunnen aan vertrouwen werken door de zorgvrager voldoende nabij te zijn zonder de grenzen van de intimiteit te overschrijden  Vereist een evenwichtige verhouding tussen afstand en nabijheid Vb een patiënt die zijn vpk vertrouwt gaat eerlijker zijn en meer meewerken 9. Solidariteit  Uitdrukking van verbondenheid in de relatie tussen de verschillende partners in een gemeenschap  Het besef van de verbondenheid en de bereidheid om de consequenties ervan te dragen  Wanneer mensen hier niet tot bijdragen is er geen maatschappij of gemeenschap mogelijk  Mensen willen hun persoonlijk welzijn ondergeschikt maken aan het algemeen welzijn  Solidariteit wordt het meest op proef gesteld in de zorg voor de meest kwetsbaren  De mate waarin de zorg wordt uitgebouwd, is een graadmeter voor de humaniteit van de maatschappij.  Bijdrage aan het maatschappelijk leven is verschillend naar gelang de werkelijke mogelijkheden van de mens Vb een collega vpk helpen omdat die het zwaar heeft en dan haar laatste ronde overnemen om haar te ondersteunen Mensen die diabetes hebben en veel medicatie gebruiken maar zich niet aan hun dieet houden. Deze waarde staat meer en meer onder druk

Traditionele visie Medisch paradigma Religieus paradigma

Moderne visie Emancipatorisch paradigma Vermaatschappelijkingsparadigma

Zorgverlener

Zorgvrager Relatie Relationeel personalistisch paradigma Relationele visie

(Bron: Liégeois, A. Waarden in dialoog p. 43-52)

3. Wat is verpleegkundige ethiek en welke evolutie heeft ze al doorgemaakt? Evolutie  Verpleegkunde heeft lang moeten wachten op erkenning van de eigenheid van haar ethisch perspectief.  hangt samen met de exclusieve aandacht voor de medische beslissing in de traditionele medische ethiek  aandacht weggeleid van het milieu waarin het medisch handelen gestalte krijgt  Binnen de verpleegkunde kan worden aangesloten bij een rijke ethische traditie sinds Florence Nightingale (1859): die de aandacht voor de verpleegkundige activiteit in het algemeen verder verdiept 







Definitieve start van verpleegkundige ethiek:  Publicatie van het boek ‘Nursing Ethics: For Hospital and Private Use’ van Isabel Hampton Robb (1900)  aandacht aan de gehoorzaamheid/deugdzaamheid/vroom  omkeerde in een bezinning over de karaktervorming van verpleegkundige in etnische zin Sinds WOII:  verpleegkundige moeten streven naar professionalisering  doelstelling: verwerving van autonomie in taakdefinitie en praktijkuitvoering  ethische bezinning is een hoeksteen geworden voor professionalisering vb. opkomst van internationale en nationale beroepscodes = (norm geplaatst) waarden en normen worden beschreven en vastgelegd Voorbije 20 jaar:  Verder voortschrijdende ontwikkeling van de verpleegkundige ethiek als wetenschappelijke discipline, met haar eigen internationale vaktijdschriften  Opkomst zorgethiek: vertrekt vanuit de ervaring dat zorg een wijze is waarop mensen vorm geven aan hun leven  in tegenstelling tot principebenadering worden ethische problemen in verband gebracht met spanningen en breuken binnen een relationeel zorgnetwerk waarin mensen zijn gesitueerd  doorlopend levensverhaal, waarin anderen ook een plaats hebben  achterhalen, interpreteren en vergelijken van de standpunten van alle betrokkenen in een conflict opkomst verpleegkundige ethiek= zorgethiek, maar zorgethiek is geen vpk ethiek Verpleegkundige ethiek is een onderdeel van de zorgethiek

1850-1900 1900 1950 1975 1980 1990

Florence Nightingale -> gehoorzaamheid ‘Nursing Ethics: For Hospital and Private Use’ van Isabel Hampton Robb Professionalisering ook van de ethiek (codes) “Principes” in ethiek (autonomie, rechtvaardigheid, weldoen, niet schaden) Zorgethiek: zorg als vervanging van leven (relatie) zorg heeft zich moeten aanpassen aan nieuwe situatie Verpleegkundige ethiek (Wetenschappelijke discipline)

Zorg en verpleegkunde Het veld van de verpleegkundige zorg wordt beschouwd als uiterst geschikt om de waarde van de zorgethiek te illustreren  VK richten hun aandacht op het hele zorgproces dat mensen doormaken, en waarin ze in nauwe interactie met alle betrokkenen voortdurend kleine en grote beslissingen moet nemen.  zorg voor mensen met chronisch invaliderende aandoening, wilsonbekwame, terminalen valt onder de verantwoordelijkheid van VK Beauchamp en James Childress: 4 richtinggevende ethische principes 1. Weldoen 2. Niet-schade 3. Respect voor autonomie 4. Rechtvaardigheid  methodiek ontwikkeld om bij ethische problemen tot een oplossing te komen. 1. Explicitering of verheldering van het etnisch probleem 2. Analysering welke principe in het geding zijn en op welk punt ze met elkaar botsen 3. Afweging: welke principes verdienen de voorkeur MAAR gebrek aan geëxpliciteerde visie Ethiek binnen verpleegkunde De verpleegkundige ethiek is een systematische reflectie op normatieve vraagstukken (vraagstukken over het handelen, de praktijk van het leven, wat is ethisch verantwoord/onverantwoord handelen) die zich manifesteren in de verpleegkundige praktijkvoering en theorie ontwikkeling. De verpleegkundige wordt met een specifieke vorm van ethische problemen geconfronteerd. Gaat niet altijd over de grote ethische thema's (euthanasie, abortus,...je bent geen arts, wel doorgeven van gevoel, je wordt er wel degelijk mee geconfronteerd) maar ook de ethische probleemsituaties in de dagelijkse verzorging (agressief gedrag tijdens wassen, tegen wensen ZV ingaan, medische fouten verzwijgen,...). (Bron: Liégeois, A. Waarden in dialoog p. 35-42/Gastmans, C. Verpleegkunde tussen praktijk en ethiek p. 66-70)

4. Op welke niveaus kan de verpleegkundige die ethiek ter sprake brengen (mogelijkheden en moeilijkheden)?

3 niveaus: 1. Microniveau = relatie vpk-zv 2. Mesoniveau = relatie vpk-team 3. Macroniveau = realtie vpk-organisatie

 

   

Moeilijkheden microniveau (=relatie vpk-zv) Gebrek aan professionele kennis Verschillende interpretaties van de zorgvrager (pat verlangt denk ik dit van mij) Tijdsdruk Ethische zorgvraag v/d pt is te complex Routinematig omgaan met bepaalde zorgvragen Tekort aan communicatievaardigheden

Verbaal agressieve patiënt

Mogelijkheden microniveau        

Kennis verwerven omtrent inhoud zorg Op zoek gaan naar meest wenselijke antwoord Beroep doen op deskundigheid collega’s (vraag stellen aan anderen) Goed luisteren naar pt Zorgvuldig zv interpreteren (erkennen, zelfexpressie,…) Communicatie trainen Prioriteiten stellen(keuzes maken voor jezelf) Vpk moet eigen kwaliteiten en beperkingen leren kennen

Luisteren naar patiënt



         

Moeilijkheden mesoniveau (=teamterrein “ik in mijn team, ik in mijn instelling” “ik en collega’s”) Verschillen tussen teamleden in kennis, communicatievaardigheden, ontvankelijkheid of interpretatie van ethische problemen Gebrek aan vaardigheden in het begeleiden van een teamoverleg Omgaat met emoties Innemen van een groepstandpunt aangaande moeilijke ethische problemen Aantal ethische problemen dat zich frequent voordien, niet meer besproken Ethisch standpunt niet expliceren Competentie Burn-out Hiërarchie Emoties, onzekerheid, onduidelijkheid over onderliggende waarden Geen goede leider in overleg

Slecht omgaan met emoties

Mogelijkheden mesoniveau

     

Ethische problemen (durven) bespreken in team Teamleider moet deskundig zijn Beleid ziekenhuis moet verpleegkundige zorg serieus nemen Alle meningen moeten aan bod komen Alles moet volledig besproken worden Het vertellen van de visie naar de praktijk  onzekerheid vpk wegnemen

Goede communicatie met collega’s







Moeilijkheden macroniveau (=niveau van ontwikkeling, gzhzorg, maatschappij) Primaat (belangrijkste waarden) van economische en rationele waarden in gezondheidszorgbeleid Onduidelijkheid binnen de vpk beroepsgroep over de visie op vpk en de essentie van vpk Gebrek aan geloof in de waarde van de inbreng en daadkracht van de vpk in dit ethisch overleg -> organisatie gelooft niet in u als vpk

Mogelijkheden macroniveau

   

 Geen vpk in ethische commissie

Overheidsdiensten, onderwijsinstellingen of beroepsorganisaties Kunnen ethisch overleg mogelijk maken en mede ondersteunen Vpk het specifiek standpunt, ideeën omdat hij/zij de meeste tijd met de p doorbrengt Vpk moet vanuit specifieke kennis bijdrage leveren, vooral in debatten van zorg, solidariteit, financiering van de gezondheidszorg Vb: artsen moeten 1% binnenbrengen maar gaan hier niet akkoord, waar halen? Bij vpk, maar zij gaan dit halen bij de vpk, ze laten dit niet toe  gaat over financiering

Interdisciplinair werken...


Similar Free PDFs