Onderwijsgroep 1 PDF

Title Onderwijsgroep 1
Course Strafrecht en strafprocesrecht
Institution Universiteit Hasselt
Pages 7
File Size 124.9 KB
File Type PDF
Total Downloads 114
Total Views 144

Summary

onderwijsgroep 1...


Description

Strafrecht & Strafprocedure OG 1: Misdrijfbegrip algemeen, indelingen van de misdrijven, eerste constitutief misdrijfelement, delictstypiciteit OEFENING 1 1. Secundaire rechtshulp 2. Procedureel strafrecht 3. Collectief misdrijf 4. Toepasselijkheid van beginselen van algemeen strafrecht op bijzonder strafrecht 5. Accusatoire procedure 6. Kleine rechtshulp 7. Art. 100 Sw 8. Leer van de efficiënte oorzaak 9. Bewijs van het oorzakelijk verband via een ex-ante-prognose 10. Misdaad 11. Art. 391bis Sw 12. Opsluiting 13. Aflopend misdrijf 14. Diefstal (art. 461 Sw) 15. Equivalentieleer 16. Openbaar, mondeling en op tegenspraak 17. Wetboek van strafvordering 18. Bewijs van het oorzakelijk verband via een ex-post-prognose 19. Misdrijf samengesteld uit verscheidene gedragingen van verschillende aard die elk afzonderlijk strafbaar zijn maar slechts één complex misdrijf uitmaken 20. Omissiedelict 1 2 3 4 5

6 17 19 7 16

6 7 8 9 10

1 4 9 8 12

11 12 13 14 15

20 10 14 13 18

16 17 18 19 20

5 2 15 3 11

1 – 6 Secundaire rechtshulp en kleine rechtshulp: onderscheid primaire en secundair. Samen met uitlevering de secundaire rechtshulp. Kleine rechtshulp: land helpt jouw land, maar onderzoek wordt niet volledig overgeheveld. Primaire rechtshulp wordt de strafzaak volledig overgeheveld naar het andere land waardoor het rechtsforum verandert. Kleine rechtshulp ; autoriteiten van een bepaald land vragen voor een hulp aan een ander land maar zullen niet zelf vervolgen. 2 – 17 Procedureel strafrecht en Wetboek van Strafvordering: procedureel = vaststellen van een misdrijf en de hele procedure. Materieel is welke straffen er zijn en welke misdrijven. Deze vinden we terug in het strafwetboek. Procedureel strafrecht wordt voorzien in het wetboek van Strafvordering. Complementaire wetten staan niet in boek 1 maar maken er wel deel van uit. Algemeen strafrecht: algemene regels op alle misdrijven van toepassing (boek 1). Bijzonder strafrecht zijn de misdaadkwalificaties op zich (boek 2 of bijzondere strafwetten). Voorbeeld complementaire wet : jeugdbeschermingswet Voorbeeld complementaire wet strafprocedurewet : Wet voorlopige hechtenis, huiszoekingswet

3 – 19 Collectief misdrijf en misdrijf samengesteld uit verscheidene gedragingen van verschillende aard die elk afzonderlijk strafbaar zijn, maar slechts één complex misdrijf uitmaken Voorbeelden: samen meerdere misdrijven plegen zoals een bank stelen en iemand terwijl op iemand slaan. Collectief misdrijf: zelfde behandeling als voortgezette. Voortgezette: bijvoorbeeld 5 overvallen op 1 dag dus allemaal zelfde aard. Onderscheid collectief en voortgezette misdrijven Collectief : feiten hebben een verschillende aard Voortgezette : gedragingen hebben een dezelfde aard 4 – 7 Toepasselijkheid van beginselen van algemeen strafrecht op bijzonder strafrecht en art. 100 SW Artikel 100 SW en toepasselijkheid van beginselen van algemeen strafrecht. Boek I = scharnier tussen algemene regels & de specifieke misdrijven, de misdrijven uit bijzondere wetten Alle regels van boek I zijn van toepassing op misdrijven uit bijzondere strafwetten BEHALVE:  

Deelneming & verzachtende omstandigheden bij wanbedrijven (slechts van toepassing als bijzonder wetgeving ze uitdrukkelijk van toepassing verklaart) Als de bijzondere strafwet uitdrukkelijk afwijkt van boek I

OPPASSEN MET DECRETEN! Voor decreten gelden in beginsel alle regels van boek I

5 – 16 Accusatoire procedure en openbaar, mondeling en op tegenspraak. => slachtoffer neemt initiatief Inquisitoir : onevenwicht tussen vervolgde partij en benadeelde kenmerken: schriftelijk, geheim en niet tegensprakelijk. Onderzoeksfase is meestal inquisitoir en de vonnisfase is eerder accusatoir. Ookal kan je er geen duidelijke grens trekken. Meestal een samenhang tussen de 2. 8 – 9 Leer van de efficiënte oorzaak en bewijs van het oorzakelijk verband via een ex-ante prognose.  Causaliteitsleer  Kijken vanaf welk antecedent het gevolg ontstaat => welke voorzienbaar 3 leren 1. Leer van efficiente oorzaak 2. Adequatieleer  Welke feiten kan ik niet wegdenken tot mijn gevolg , maar vermilding doordat niet alle feiten zullen meetellen enkel die effectief bijdragen en niet de absurde feiten 3. Equivalentieleer Ex poste Zonder bepaalde feiten zou gevolg netzijn ingetreden zoals het heeft plaatsgevonden Alle feiten tellen mee 10 – 12 Misdaad en Opsluiting

Misdrijf:

- misdaden - wanbedrijven - overtreding

--> opsluiting (criminele straf) => zie art 7 Sw --> gevangenisstraf (correctionele straf) => art 7 Sw --> gevangenisstraf (politiestraf) => art 7 sw

Om te weten of het een wanbedrijf of een overtreding is : kijken naar de straf ; specifiek naar de periode. --> 3 categorieën uit art. 1 SW 11 – 20 Artikel 391bis Sw. en omissiedelict Verlating van familie of niet betalen van onderhoudsgeld. Hierbij ga je in de fout omdat je geen geld betaalt (verzuimen aan een plicht). Strafwet gebiedt je iets te doen, maar je doet het niet dus ben je strafbaar gesteld (= omissiedelict); Omissiedelict (verzuimen aan een plicht) vs commissiedelicten (actief handelen) 13 – 14 Aflopend misdrijf en Diefstal (artikel 461 Sw.) Voortdurend misdrijf: voorbeeld verlating van familie. Een lang misdrijf dat blijft duren. Een ononderbroken delictuele toestand die blijft duren en wanneer deze toestand stopt zal het misdrijf ook stoppen Bv. gijzeling Aflopend misdrijf: het misdrijf is gepleegd wanneer je iets wegneemt dus onmiddellijk of ogenblikkelijk 15 – 18 Equivalentieleer en Bewijs van het oorzakelijk verband via een ex-post-prognose OEFENING 2 A) Fout, wordt niet VOLLEDIG geregeld door het Wetboek van Strafvordering want de regels uit het Gerechtelijk Wetboek gelden aanvullend. Er mogen dan geen andersluidende bepalingen zijn in strafprocedurewet. Ze kunnen wel buitenspel gezet worden indien ze onverzoenbaar zijn met de fundamentele beginselen uit het Strafprocesrecht bijvoorbeeld zwijgrecht. Voorbeelden waar men naar gerechtelijk wetboek moeten gaan : organisatie van hoven en rechtbanken B) Fout, zie schema Schulduitsluitingsgrond heft de schuld als constitutief element op terwijl de schuldvorm een constitutief bestanddeel is Misdrijven bestaan uit constitutieve elementen : voor ieder misdrijf! 1. Delictstypiciteit = handeling die beschreven wordt en hier staat een straf op. De omschrijving van een specifieke misdrijf en hierbij horen de constitutieve bestandsdelen (specifiek misdrijf) Delicstypiciteit bestaat uit constitutieve bestanddelen:  Objectief bestanddeel : materieel : gedraging  Subjectief bestanddeel : moreel / schuldvorm: ingesteldheid waarmee je de gedraging stelt dus opzet of onachtzaamheid

Schuldvorm : opzet en onachtzaamheid. Er zijn ook gemengde schuldvormen 2. Wederrechtelijkheid : onrechtmatigheid  Geen sprake van wederrechtelijkheid indien er een rechtvaardigheidsgrond is Bv. zelfverdediging

3. Strafwaardigheid  Strafuitsluitendeverschoningsgrond  Bv. diefstal tussen bepaalde bloedverwanten 4. Schuld  Verwijtbaarheid  Willen we aantonen dat er geen schuld is roepen we schulduitsluitingsgronden in zoals bv. minderjarigheid, geestesziekte

Bijvoorbeeld van een gemengde vorm van opzet en onachtzaamheid zoals de verkrachting minderjarige: - opzet: penetratie, plegen van misdrijf - onachtzaamheid: het maakt je niet uit dat ze 17 of 19 is, maar je had het wel moeten weten. C) Fout, algemeen opzet is vereist voor alle wanbedrijven uit de bijzondere wetten indien de overheid er niets over zegt. Als de strafwet er iets over zegt moeten we dat gebruiken Overtreding --> volstaat onachtzaamheid Wanbedrijven --> hoofdzakelijk een wet met strafrechtelijk karakter : een strafwet : opzet nodig --> strafrechtelijk karakter accessoir : onachtzaamheid nodig Misdaden --> opzet nodig D) Juist, de Jeugdwet is complementaire wet dus aanvulling op boek 1, maar staan er niet in omwille van redactionele redenen. Drugwet is een bijzondere strafwet en dus geen complementaire wet. Kijken naar artikel 100 Sw. En dan kunnen we ze ook toepassen op de drugwet. Ze valt niet onder de uitzondering van verzachtende omstandigheden bij wanbedrijf of deelneming of anderssluitende bepalingen. Verzachtende omstandigheden en deelneming zijn bij de drugswet van toepassing verklaard. OEFENING 3 A) Misdrijf : onopzettelijke slagen en verwondingen  Hij heeft een fout gemaakt die een noodzakelijke voorwaarde was voor het gevolg ( de verwondingen). Zonder de fout was dit niet gebeurt. Onachtzaamheid: gebrek aan voorzichtigheid (je had in geen geval de gevolgen aanvaard). Hij heeft de gevolgen niet gewild. --> Onbewust: je had het kunnen vermijden wanneer je gehandeld had als het goede huisvader principe (zorgvuldig persoon), maar je gaat er niet bij stilstaan dat je schade kan aanrichten. Hij is zich er niet van bewust dat hij een persoon in gevaar brengt. ( bewust: je gaat er wel bij stilstaan, maar je bent er 100% van overtuigd dat je niets gaat schaden) B) Opzet: wetens (besef slachtoffers) en willens (wil de test uitvoeren) --> graad: algemeen opzet: doodslag vereist algemeen opzet want als je wetens en willens iemand dood heb je oogmerk om te doden Misdraad : opzettelijke slagen en verwondingen --> modaliteit: indirect opzet ; hij wil de handelingen stellen, hij wil niet presee de gevolgen maar neemt deze er wel bij . Verschil bijzonder (bedrieglijk) en algemeen opzet staat in de wet.

Opzet (VOORAAN IN OEF ZETTEN ) graden: - algemeen opzet - bijzonder : specifieker dan algemeen => betrekking op je wilscomponent => betrekking op het willen modaliteiten => betrekking op wat je weet ; je weet je handeling maar hangt af van de gevolgen; weet je de gevolgen => betrekking op het weten - direct opzet (bepaald en onbepaald): strafbaar gedrag beogen je wilt de handeling en de gevolgen Bepaald : men beseft de gevolgen die er zullen ontstaan je weet perfect de gevolgen van je handeling Onbepaald : je weet de gevolgen , maar niet perfect wat ze zullen zijn Bv. aanslag - indirect opzet: je wilt de handeling persee doen maar de gevolgen neem je er bij die beoog je niet =>a priori aanvaarding Onachtzaamheid Modaliteiten Bewust : je realiseert dat er gevolgen zijn maar je denkt dat ze niet zullen gebeuren Onbewust : je hebt er niet bij stilgestaan dat er gevolgen zijn => je realiseert de gevolgen niet

C) Schuldvorm : Opzet Misdaad : vergiftiging : opzettelijke doodslag  graad: algemeen opzet (artikel 393 SW) want doden met het oogmerk om te doden is doodslag en doodslag is dus opzettelijk (dus niet bedrieglijk)  modaliteit: direct en onbepaald opzet (hij wist de gevolgen maar wist niet wie ging sterven toen hij het gif aan het mengen was.) OEFENING 4 Diefstal is bedrieglijk dus bijzonder opzet A) Het wegnemen en het bedrieglijke was aanwezig, maar niet het eigendom dus GEEN delictstypiciteit dus GEEN diefstal => niet voldaan aan ojectief bestanddeel B) Het wegnemen van iemand anders, maar het bedrieglijke niet dus GEEN delictstypiciteit dus GEEN diefstal => subjectief bestanddeel ontbreekt; het bedrieglijke opzet ontbreekt C) Het wegnemen en het eigendom zijn aanwezig. Het is ook bedrieglijk gebeurd want het was niet van hem dus WEL delictstypiciteit dus WEL diefstal

=> zowel aan objectief en subjectief bestanddeel voldaan! Je streeft een ionrechtmatig voordeel na tegen de wil van de eigenaar De motieven speelt geen rol voor de delictypiciteit => maakt niet waarom je het geld wou stelen. OEFENING 5 Art 100 Sw Algemeen strafrecht ( boek I + complementair) van toepassing op bijzondere strafwetten TENZIJ : andersluidende bepalingen Deelneming : mededaders en medeplichtigen . Verzachtende omstandigheden bij wanbedrijven In boek I staan de algemene regels. Deze staan van toepassung op boek II waar de specifieke straffen en misdrijven zijn opgesomd A) Fout, mededaders in bijzondere wetten zullen ook aansprakelijk zijn. Dit staat in H7 dus een uitzondering en hierdoor horen zou het juist zijn maar het Hof van Cassatie heeft echter beslist dat mededaders gelijkgesteld worden aan de daders. Dus zijn ze ook strafbaar (dat is de uitzondering op de uitzondering). De mededaders : HvC stelt dat mededaders gelijkgesteld worden met daders zelf. Hvc leest art 66 § 2 en 3 als definitie van daderschap) B) Juist, artikel 565 SW staat in boek 2 dus artikel 100 SW is niet van toepassing (art 100 enkel van toepassing op boek I).Dus is het ook niet van toepassing op bijzondere strafwetten. C) Fout, bijzondere wetten kunnen afwijken van boek 1. Indien het niet van toepassing is vallen we terug op boek 1. gevolg van de lex specialis regel => kunnen we niet op lex specialis terugvallen dan terugvallen op lex generalis. D) Fout, decreten --> kijken naar art. 11 BWHI: uitzondering op de uitzondering dus boek 1 is volledig van toepassing. Art 11 BWHI => regels van deelneming en verzachtende omstandigheden van toepassing zijn. tenzij anderssluitende bepalingen in een decreet zelf , maar in principe zijn we van toepassing. OEFENING 6 Equivalentieleer  Alle oorzaken die we niet kunnen wegdenken van ons gevolg tellen mee als misdrijf  Conditio sine qua non  EX-POST Toepassing  Vergunning  Niet voldoende water voorzien : onopzettelijke brandstichting : gebrek aan voorzorg : hij had de gevolgen wel al in een bepaalde mate kunnen zien.  Onopzettelijke slagen en verwondingen ten aanzien van Mathias  Onopzettelijke doodslag

Onopzettelijke brandstichting: “Was de enkel gebroken geweest moest er genoeg bluswater zijn?”  Nee want er was geen brand geweest Slagen en verwondingen: “Was de enkel gebroken geweest moest er genoeg bluswater zijn?”  Nee want hij zou niet uit de tent moeten gekomen zijn. Onopzettelijke doodslag: “Was de enkel gebroken geweest moest er genoeg bluswater zijn?” Nee en hij zou niet naar de dokter moeten geweest zijn.  voor alle drie aansprakelijk  Adequatieleer = volgens deze leer moet je je vooraf plaatsen. Antecedenten die niet zouden plaatsvinden worden weggelaten. Kijken naar alle voorwaarden! = EX-ANTE  Schrappen van antecedenten waarvan het onwaarschijnlijk was dat dit het gevolg zou zijn. Onopzettelijke brandstichting: het niet voorzien van bluswater; is het waarschijnlijk of onwaarschijnlijk dat de brand zou ontstaan?  waarschijnlijk dus aansprakelijk Onopzettelijke slagen en verwonding: het niet voorzien van bluswater; is het waarschijnlijk of onwaarschijnlijk dat men gewond ging raken bij de brand?  waarschijnlijk dus aansprakelijk  Rechtstreeks gevolg van een brand Onopzettelijke doodslag: is het waarschijnlijk of onwaarschijnlijk dat men zou sterven bij de brand?  onwaarschijnlijk dus niet aansprakelijk  voor twee van de drie aansprakelijk

De leer van de efficiënte oorzaak = definitie geven voorzienbaar dat deze gebeurtenissen schade zouden toebrengen  

Onopzettelijke brandstichting Eventueel onopzettelijke slagen en verwondingen...


Similar Free PDFs