Onderwijsgroep 5 Ondernemingsrecht Het einde van de onderneming PDF

Title Onderwijsgroep 5 Ondernemingsrecht Het einde van de onderneming
Course Ondernemingsrecht
Institution Universiteit Hasselt
Pages 12
File Size 296.7 KB
File Type PDF
Total Downloads 78
Total Views 138

Summary

Download Onderwijsgroep 5 Ondernemingsrecht Het einde van de onderneming PDF


Description

Onderwijsgroep 5 Ondernemingsrecht - Het einde van de onderneming Deel VI – Einde en overdracht van de onderneming, Hoofdstuk 5 t.e.m. 8;

OEFENING 1 - Welke procedures/mogelijkheden bestaan er om ernstige financiële problemen van een onderneming op een ordentelijke manier af te wikkelen? En voor wie staan ze open? 3 FASEN 

 

Men probeert ondernemingen in moeilijkheden op te sporen en deze moeilijkheden te voorkomen. Die bevoegdheid wordt toevertrouwd aan de zogenaamde kamers voor ondernemingen in moeilijkheden (Boek XX, Titel II WER) Men probeert de onderneming in moeilijkheden te saneren (Boek XX, Titel V WER) Via de faillissementsprocedure wordt het economische verkeer gezuiverd van bedrijven die niet meer kunnen worden gesaneerd (Boek XX, Titel VI WER). Dit is in de ogen van de wetgever het ultium remedium

MOGELIJKHEDEN 1. Faillissement 2. WCO 3. Ontbinding vennootschap 4. Overdracht van de onderneming Maar vooraleer er voor deze mogelijkheden wordt geopteerd zijn er nog de voorlopige maatregelen (Titel III), de buitengerechtelijke reorganisatie (Titel IV) en de gerechtelijke reorganisatie (Titel VI) Het toepassingsgebied van het faillissement staat opgelijst in art. XX.99 WER:  

De betrokkene moet een onderneming zijn in de zin van art. XX.1 §1 WER (formeel ondernemingsbegrip) De onderneming moet op duurzame wijze opgehouden hebben te betalen en haar krediet moet geschokt zijn

(!) In geval van een natuurlijke persoon die geen zelfstandige beroepsactiviteit uitoefent  collectieve schuldenregeling (art. 1675/2 tot art. 1675/19 Ger.W.)

OEFENING 2 - Welke zijn de grondvoorwaarden voor het opstarten van een procedure tot gerechtelijke reorganisatie? 



Toepassingsgebied ratione personae (art. I.1, eerste lid, 1° WER): formeel ondernemingsbegrip MAAR niet van toepassing op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, de beleggingsondernemingen, de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, de verrekenings- en vereffeningsinstellingen en daarmee gelijklopende instellingen de herverzekeringsondernemingen, financiële holdings en de gemengde financiële holdings (art. XX.1 §3 WER) Grondvoorwaarde: van zodra de continuïteit van de onderneming bedreigd is, onmiddellijk of op termijn (art. XX.45 §1 WER)

Aanvullingen   

Een vermoeden van dergelijke dreiging bestaat wanneer de verliezen het netto actief hebben herleid tot minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal Dat de schuldenaar voldoet aan de materiële faillissementsvoorwaarden, sluit op zich niet uit dat een procedure van gerechtelijke reorganisatie wordt geopend of voortgezet Een gerechtelijke reorganisatie is hierdoor zeer laagdrempelig. Dat betekent niet dat de rechtbank geen controle zal uitvoeren: o De gerechtelijke reorganisatie kan niet gebruikt worden indien er geen levensvatbare economische activiteit meer is bij de schuldenaar

o o

De bedreiging van de continuïteit moet aannemelijk gemaakt worden. Een opschorting mag geen gemakkelijke manier zijn om het verhaal door de schuldeisers te frustreren Ook zal de gerechtelijke reorganisatie geweigerd worden als er sprake is van misbruik. Dit kan onder meer blijken doordat de schuldenaar zelf nalaat initiatieven te nemen om te saneren (bv. als er aandeelhouders zijn die nog moeten volstorten of die opeisbare schulden hebben ten aanzien van de schuldenaar)

Moet de onderneming die een gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd ook aangifte doen bij de rechtbank wanneer zij zou ophouden te betalen? Nee, de onderneming moet enkel als grondvoorwaarde aantonen dat de continuïteit van de onderneming bedreigd is en ten slotte moet de onderneming als schuldenaar zijn schuldeisers in kennis stellen van het vonnis en de daarin verwerkte gegevens (art. XX.48 WER)

OEFENING 3 1. In welke voorlopige maatregelen heeft de wetgever voorzien in het kader van insolventieprocedures? Vooraleer deze voorlopige maatregelen worden uitgelegd, moet eerst worden aangehaald dat ze een uitzondering vormen op het debtor in possession principe in de gerechtelijke organisatie: kenmerkend voor de gerechtelijke organisatie is dat er niet automatisch een curator of gelijkaardige bewindvoerder wordt aangesteld over het vermogen van de schuldenaar. De schuldenaar wordt niet buiten bezit gesteld. De reorganisatieprocedure gaat uit van het idee dat de schuldenaar de beste garanties biedt voor het verderzetten van de activiteiten en dat een neutrale bewindvoerder veel extra onkosten met zich meebrengt. Bovendien is er de hoop dat op deze wijze de gerechtelijke reorganisatie minder dan het faillissement als een te vermijden sanctie wordt aangevoeld door de schuldenaar in moeilijkheden. Men handelt wel onder toezicht van de insolventierechtbank, meer bepaald de gedelegeerde rechter (art. XX.42 en XX.43 WER) 

Gerechtsmandataris (art. XX.30 WER)

Als de schuldenaar of een van zijn organen een kennelijke grove tekortkoming hebben begaan, kan de rechtbank voor de duur van de opschorting een of meer gerechtsmandatarissen aanstellen (art. XX.30 §1 WER). Bij een overdracht onder gerechtelijk gezag wordt er altijd een gerechtsmandataris aangesteld, die wordt belast met het organiseren en realiseren van de overdracht in naam en voor rekening van de schuldenaar (art. XX.85 WER) 

Voorlopige bewindvoerder (art. 31 §1 WER)

Als de schuldenaar of een van zijn organen een kennelijke grove fout hebben begaan, kan de rechtbank op verzoek van elke belanghebbende of van het openbaar ministerie in het vonnis dat de procedure van de gerechtelijke organisatie opent of in een later vonnis, na de schuldenaar en het verslag van de gedelegeerd rechter te hebben gehoord, voor de duur van de opschorting een voorlopig bewindvoerder aanstellen die hen vervangt en belast wordt met het bestuur van de onderneming van de natuurlijke persoon of van de rechtspersoon (art. XX.31 WER) 

Mogelijkheid tot preventieve ontzetting en voorlopig beheer (zie art. XX.32 WER):

Verassingseffect. De facultatieve procedure tot preventieve ontzetting en voorlopig begeer werd ingeschreven in 1997 met als bedoeling het verassingseffect uitgaande van het ambtshalve faillissement te behouden en zo het vermogen ten bate van de schuldeisers te vrijwaren. Nu ondernemingen steeds door een dagvaarding worden ‘verwittigd’ van het nakend faillissement, verhoogt immers de kans at zij handelingen stellen die een niet te herstellen nadeel aan de boedel veroorzaken

Deze procedure kan enkel worden ingesteld wanneer het volstrekt noodzakelijk blijkt en wanneer bepaalde, gewichtige en met elkaar overeenstemmende aanwijzingen bestaan dat de voorwaarden van het faillissement voldaan zijn (art. XX.32 §1 WER). Het gevolg van deze maatregel is dat het beheer van goederen van de onderneming geheel of gedeeltelijk wordt ontnomen en dat er één of meerdere voorlopige bewindvoerders worden aangesteld (art. XX.32 §1 en 2 WER). Daarenboven zijn de handelingen door de onderneming verricht in strijd met de ontneming van het begeer niet-tegenwerpelijk aan de boedel; indien zij die met hem hebben gehandeld, kennis hadden van de ontneming van het beheer of indien zij vallen onder van de drie categorieën van handelingen bepaald bij art. XX.111 WER (art. XX.32, §5 WER). Procedure. De bevoegde rechter is de voorzitter van de bevoegde insolventierechtbank. De voorzitter beslist over deze procedure ofwel op eenzijdig verzoekschrift van iedere belanghebbende, ofwel ambtshalve (art. XX.32, §1 WER) De beschikking tot ontneming van het beheer blijft slechts gevolg hebben indien binnen 21 dagen na uitspraak een vordering tot faillietverklaring, gerechtelijke ontbinding of reorganisatie werd ingesteld. De vordering gebeurt door elke belanghebbende, met inbegrip van de voorlopige bewindvoerder. De beslissing vervalt van rechtswege indien het faillissement, de opschorting of de ontbinding niet wordt uitgesproken binnen de vier maanden na indiening van de vordering (art. XX.32 §3 WER)

2. Wat is de functie van de ondernemingsbemiddelaar, hoe wordt hij aangesteld en bij welke procedures kan hij een rol spelen? Op verzoek van de schuldenaar kan de voorzitter van de rechtbank een ondernemingsbemiddelaar aanstellen, om de reorganisatie van het geheel of een gedeelte van haar activa of activiteiten te vergemakkelijken (art. XX.36 §1 WER). De schuldenaar kan zelf een ondernemingsbemiddelaar voordragen. Gebeurt de aanstelling van de ondernemingsbemiddelaar in het kader van een lopend onderzoek, dan gebeurt de aanstelling door de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden. De ondernemingsbemiddelaar wordt aangesteld bij beschikking gewezen in raadkamer waarbij ook de inhoud en de duur van de bemiddelingsopdracht worden vastgesteld Hij kan een belangrijke rol spelen binnen de buitengerechtelijke reorganisatie (art. XX.37 WER) waarbij de schuldenaar aan al zijn schuldeisers of aan twee of meer onder hen een minnelijk akkoord kan voorstellen met het oog op de gezondmaking van de financiële toestand of de reorganisatie van zijn onderneming.

OEFENING 4 - Welk doel heeft een gerechtelijke reorganisatie voor de schuldenaar, en wat is het gevolg voor de schuldeisers van een beslissing tot gerechtelijke reorganisatie? Doel van de gerechtelijke reorganisatie (art. XX.39, eerste lid WER): de procedure van de gerechtelijke reorganisatie strekt tot het behouden, onder toezicht van de rechter, van de continuïteit van het geheel of een gedeelte van de activa of van de activiteiten van de onderneming. Door de gerechtelijke reorganisatie krijgt de schuldenaar de kans om de onderneming te redden, het maatschappelijk te redden kapitaal redden en alle gevolgen (werkgelegenheid, …). Zo kan de continuïteit van de onderneming in stand worden gehouden. Tijdens deze periode van opschorting van betaling krijgt de schuldenaar de keuze tussen drie mogelijke procedures: een minnelijk akkoord, een collectief akkoord of een overdracht onder gerechtelijk gezag van het geheel of een deel van de activiteiten. Gevolg voor de schuldeisers: De schuldenaar wordt door de aanvraag en toekenning van het gerechtelijk akkoord beschermd tegen uitvoeringsmaatregelen door de schuldeisers ‘in de opschorting’ (schuldeisers die beschikken over een schuldvordering ontstaan door het vonnis dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie opent of die uit het verzoekschrift of beslissingen genomen in het kader van de procedure volgen (art. 1.22, 11° WER). Vanaf de neerlegging van een verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie tot een uitspraak van de rechtbank:  kan de schuldenaar niet failliet worden verklaard, behoudens op aangifte van de schuldenaar zelf

kan, in geval van een rechtspersoon, deze niet gerechtelijk ontbonden worden, en kan geen enkele tegeldemaking van de roerende of onroerende goederen van de schuldenaar plaatsvinden als gevolg van de uitoefening van een middel van tenuitvoerlegging (art. XX.50 WER)  kan geen enkel beslag worden gelegd, onverminderd het recht van de schuldeiser om een wettelijke of conventionele zekerheid te vestigen (art. XX.51 WER). Reeds gelegde beslagen behouden hun bewarende werking, maar kunnen worden opgeheven in het belang van de procedure (art. XX.51, al. 2 WER). De opschorting staat er echter niet aan in de weg dat de schuldeisers nog een veroordelend vonnis – uitvoerbare titel – nastreven tegen de schuldenaar (CASS).  kan de schuldeiser wel nog een uitvoerbare titel verwerven  

OEFENING 5 - Beoordeel de volgende stelling. Licht toe of de bewering juist of fout is, en motiveer waarom. Nuanceer zo nodig uw antwoord met bijkomende voorwaarden. Indien een onderneming haar schulden niet meer kan betalen: 1. zal de insolventierechtbank ambtshalve een gerechtelijke reorganisatie toekennen Fout, indien de continuïteit van de onderneming onmiddellijk of op termijn bedreigd is zal… (art. XX.46 §2 WER): verklaart de rechtbank de procedure van gerechtelijke reorganisatie geopend en bepaalt zij de duur van de in art. XX.39 bedoelde opschorting, die niet langer mag zijn dan zes maanden. Aangezien het correcte criterium hier niet vermeld staat, kan men deze stelling niet als besluit aannemen MAAR is er wel sprake van een ambtshalve toekenning indien de juiste voorwaarde wel is voldaan (???) 2. moet de insolventierechtbank ambtshalve het faillissement uitspreken; Fout, het faillissement wordt uitgesproken hetzij op aangifte van de gefailleerde, hetzij op de dagvaarding van een of meer schuldeisers, het openbaar ministerie of een voorlopig bewindvoerder (art. XX.99 WER). Met de Faillissementswet van 1997 werd de ambtshalve faillissement afgeschaft. Zie bovendien de verwoordingen in art. XX.99, tweede lid WER. 3. kan de insolventierechtbank een voorlopig bewindvoerder aanstellen. Juist, art. XX.31 WER: als de schuldenaar of een van zijn organen een kennelijk grove fout heeft begaan, kan de rechtbank voor de duur van de opschorting een voorlopige bewindvoerder aanstellen. Het niet betalen van de schulden van de onderneming valt onder de noemer van een kennelijk grove fout.

OEFENING 6 - Welke stelling met betrekking tot de procedure van gerechtelijke reorganisatie is juist? a) In tegenstelling tot de curator bij de faillissementsprocedure, kan de schuldenaar in de procedure van gerechtelijke reorganisatie niet beslissen de lopende overeenkomsten niet verder uit te voeren. FOUT Het gedeelte dat de curator in een faillissementsprocedure kan beslissen om de lopende overeenkomsten niet verder uit te voeren klopt. De curator heeft als orgaan van de boedel (art. XX.132 WER) een keuzerecht om lopende overeenkomsten gesloten voor de datum van het vonnis van de faillietverklaring al dan niet verder uit te voeren, dan wel eenzijdig te beëindigen (art. XX.139 WER; §2 voor arbeidsovereenkomsten).  Indien de curator niet verder uitvoert, is dit een gemeenrechtelijke wanprestatie en dan zal de schuldeiser een schadevergoedingsaanspraak hebben die een schuld in de boedel is (en deze schuldeiser kan geen gedwongen uitvoering in natura vorderen)



Indien de curator wel beslist een lopende overeenkomst uit te voeren, heeft de medecontractant recht, ten laste van de boedel, op de uitvoering van de verbintenis in zoverre zij betrekking heeft op prestaties geleverd na het faillissement (art. XX.139 §1, derde lid WER). Dit is een aanleiding tot een boedelschuld.

Het gedeelte dat de schuldenaar in een gerechtelijke reorganisatie niet kan beslissen om de lopende overeenkomsten uit te voeren klopt niet, deze kan wel degelijk beslissen om lopende overeenkomsten niet verder uit te voeren. De schuldenaar heeft de mogelijkheid om de uitvoering van de kopende overeenkomst tijdelijk op te schorten. Dit kan evenwel enkel op voorwaarde dat die niet-uitvoering noodzakelijk is om een reorganisatieplan te kunnen voorstellen aan de schuldeisers of om de overdracht onder gerechtelijk gezag mogelijk te maken (art. XX.56 §2 WER). Wanneer de schuldenaar beslist om een lopende overeenkomst niet langer uit te voeren, is een schadevergoeding verschuldigd overeenkomstig het gemeen contractenrecht. Deze vordering is een schuldvordering onderworpen aan de opschorting (art. XX.56 §2 WER). De voorgaande alinea geeft aan dat de schuldenaar de overeenkomsten moet opschorten, want indien er sprake is van schuldvorderingen uit lopende overeenkomsten met opeenvolgende prestaties, zijn deze schuldvorderingen niet onderworpen aan de opschorting in de mate dat zij betrekking hebben op prestaties verricht nadat de procedure open is verklaard (art. XX.57 WER). Indien er geen opeenvolgende prestaties zijn en de laatste prestatie voor de gerechtelijke reorganisatie plaats heeft gevonden is er echter wel sprake van een opschorting. Aanvullende informatie De schuldenaar wordt niet buitenbezit gesteld bij een procedure van gerechtelijke reorganisatie aangezien deze procedure uitgaat van het idee dat de schuldenaar de beste garanties biedt voor het verderzetten van de activiteiten en dat een neutrale bewindvoerder veel extra onkosten met zich meebrengt. Het uitgangspunt is dat de gerechtelijke reorganisatie geen einde stelt aan de overeenkomsten die door de partij in opschorting geldig werden aangegaan. Anders dan bij faillissement worden schulden niet opeisbaar en worden intresten niet gestuit. b) Enkel de schuldenaar heeft het initiatiefrecht voor het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie. FOUT, mits de uitzondering in art. XX.84, §2 WER ligt het initiatiefrecht exclusief bij de schuldenaar. Het initatiefrecht ligt exclusief bij de schuldenaar MAAR de gerechtelijke reorganisatie door overdracht kan in een aantal gevallen bevolen worden op dagvaarding (1) van de procureur des Konings, (2) van de schuldeiser en (3) van eenieder die belang heeft om het geheel of een gedeelte van de onderneming te verwerven (art. XX.84, §2 WER). Zie dit artikel voor deze specifieke gevallen. c) Tijdens de periode van opschorting heeft de schuldenaar de keuze om bepaalde schuldvorderingen in de opschorting toch te betalen. JUIST, indien volgens art. XX.53 de betaling vereist is voor de continuïteit van de onderneming. Zo heeft de schuldenaar de vrijheid om tijdens de opschorting bepaalde schuldeisers nog wel en andere niet te betalen. Dit kan verantwoord zijn indien de steun van bepaalde schuldeisers vereist is voor het verderzetten van de activiteiten (bv. bankier of belangrijke leveranciers). Zulke betalingen zijn slechts mogelijk in zoverre er een band bestaat met (het behoud van) de continuïteit van de onderneming (art. XX.53 WER). Het kan niet de bedoeling zijn om de gerechtelijke reorganisatie te misbruiken voor het uitbetalen van insiders die in geen enkel opzicht prestaties leveren die nuttig zijn voor de continuïteit. d) De procedure van gerechtelijke reorganisatie doet een situatie van samenloop tussen schuldeisers ontstaan. FOUT, art. XX.50 ev WER – de aanvraag of toekenning van een gerechtelijke reorganisatie (opschorting) doet geen samenloop ontstaan. Er ontstaat geen boedel waarin de uitwinningsrechten van de schuldeisers verplicht worden ingebracht. De verhoudingen tussen de schuldeisers worden dan ook niet gefixeerd door het aanvragen of toekennen van een gerechtelijke reorganisatie. De bedoeling van de wet was om de schuldenaar een grote vrijheid te geven om een oplossing te vinden voor de problemen die de continuïteit bedreigen.

e) De betaling, tijdens de periode van opschorting, van een niet-vervallen schuld zal in geval van een daaropvolgende faillissementsprocedure steeds niet-tegenwerpelijk worden verklaard. FOUT, dit leerstuk heeft betrekking op een faillissement, want in de periode van opschorting is er (nog) geen sprake van een faillissement. Op grond van art. XX.53 kan de schuldenaar betalingen doen indien dit vereist is voor de continuïteit van de onderneming. De bepalingen die dit mogelijk maken bij een faillissement zijn op grond van het eerder genoemd artikel buiten werking gesteld voor de periode van de opschorting. Zo heeft de schuldenaar de vrijheid om tijdens de opschorting bepaalde schuldeisers nog wel en andere niet te betalen. Dit kan verantwoord zijn indien de steun van bepaalde schuldeisers vereist is voor het verderzetten van de activiteiten (bv. bankier of belangrijke leveranciers). Zulke betalingen zijn slechts mogelijk in zoverre er een band bestaat met (het behoud van) de continuïteit van de onderneming (art. XX.53 WER). Het kan niet de bedoeling zijn om de gerechtelijke reorganisatie te misbruiken voor het uitbetalen van insiders die in geen enkel opzicht prestaties leveren die nuttig zijn voor de continuïteit. Deze betalingen zullen in een eventueel later faillissement niet kunnen worden aangevochten op grond van art. XX.111 al 2 en XX.112 WER aangezien deze bepalingen buiten werking zijn gesteld voor de betalingen verricht tijdens de periode van opschorting.

OEFENING 7 - Welke van volgende uitspraken is correct? a) Betalingen gedaan door de schuldenaar tijdens de periode van opschorting bij een gerechtelijke reorganisatie kunnen nooit met succes niet-tegenwerpelijk worden verklaard aan de faillissementsboedel d...


Similar Free PDFs