Samenvatting Compendium van het personen- en familierecht Patrick Senaeve - Compendium deel 1 en 2 PDF

Title Samenvatting Compendium van het personen- en familierecht Patrick Senaeve - Compendium deel 1 en 2
Author Jacques Huppes
Course Personen- en samenlevingsrecht
Institution Universiteit Hasselt
Pages 64
File Size 1.4 MB
File Type PDF
Total Downloads 49
Total Views 145

Summary

Compendium deel 1 en 2...


Description

2010-2011 Universiteit Hasselt

Jonathan Himpe

Samenvatting Personen- en familierecht Samenvatting van het boek:

Compendium van het personen- en familierecht Auteur: SENAEVE PATRICK ISBN: 9789033487170 Pagina's: 700 Rubriek: Recht Reeks: Studie Juri

DISCLAIMER - De auteur van deze samenvatting is niet verantwoordelijk voor eventuele fouten of onvolledigheden. Deze samenvatting is een hulpmiddel voor studenten van de Universiteit Hasselt om het handboek beter te begrijpen, en vormt in geen geval een substituut van de leerstof zoals opgegeven door het onderwijsteam.

Jonathan Himpe

Personen- en familierecht

2010-2011

COMPENDIUM VAN HET PERSONEN- EN FAMILIERECHT PATRICK SENAEVE

DEEL I. PERSONENRECHT Titel I. Persoonlijkheid Hoofdstuk 1. De persoon Persoon = rechtssubject = drager van rechten en plichten.  Zodra men enigszins rechtsbekwaam is, is men een persoon.  Alle levende mensen: dus niet het lijk of het embryo. Persoonlijkheid = het geheel van rechten en plichten. Begin persoonlijkheid: bij de geboorte van een levend en levensvatbaar persoon.  Beperkte retroactieve werking = een verwekt kind kan al titularis zijn van bepaalde rechten voorzover het levend en levensvatbaar geboren wordt.  Geldt enkel ten behoeve van het kind.  Weerlegbaar vermoeden van verwekking (art. 326 BW) = elk kind wordt vermoed te zijn verwekt in het tijdvak van de 300e tot en met de 180e dag voor de geboortedag. In deze periode van 121 dagen kan men de verwekking kiezen. Einde persoonlijkheid: met het overlijden van de betrokkene (niet ingeval van coma).  Bepaalde gevolgen van de wilsuiting die door de decujus tijdens zijn leven is gedaan, hebben wel uitwerking na zijn dood (bv. testament).  Uitzonderlijk kan de persoonlijkheid van de overledene nog wijzigen (bv. art. 326, lid 2 BW, art. 332quater BW, art. 2, lid 3 Faillissementswet, art. 1231-20 Ger.W.).  Vermoeden van gelijktijdig overlijden (art. 721 BW).

2

Jonathan Himpe

Personen- en familierecht

2010-2011

Hoofdstuk 2. De staat van de persoon §1. Algemeen 1. Staat van persoon Staat van persoon = het geheel van bepaalde hoedanigheden van een persoon die zijn juridische toestand in de maatschappij en in de familie bepalen, en hem onderscheiden van de andere personen wat het bezit en de uitoefening van bepaalde rechten betreft. We onderscheiden volgende elementen van de staat van persoon: 1. Staat in de maatschappij: bv. nationaliteit, politiek vluchteling 2. Staat in de familie a) Afstamming: bv. moeder van, zoon van, … b) Huwelijk: bv vrijgezel, getrouwd, … 3. Staat als enkeling: a) Fysiek: bv. geslacht, leeftijd b) Psychisch: bv. geestesgestoord, gezond van geest, … c) Civielrechtelijk: bv. naam, woonplaats, … Aan ras, godsdienstige of filosofische opvatting en maatschappelijke stand worden geen rechtsgevolgen gekoppeld, waardoor deze niet tot de staat van persoon behoren. Gezien het raakvlak met de openbare orde onderscheiden we volgende kenmerken: 1. De staat is niet vatbaar voor autonome wijziging .  Bv. men kan niet eenzijdig beslissen plots niet meer getrouwd te zijn. 2. De staat is onbeschikbaar (art. 1128 BW).  Bv. men kan er niet over contracteren en geen afstand van doen. 3. De staat is niet voor verjaring vatbaar.  Bv. men kan de staat van huwelijk niet verliezen door een tijdje als vreemden van elkaar te leven.  Vorderingen van staat 4. De staat is enkelvoudig  Bv. men kan niet tegelijkertijd man en vrouw zijn. 2. Vorderingen van staat Vorderingen van staat = het geheel van de rechtsvorderingen die de vaststelling of de wijziging van een element van de staat van de persoon betreffen. A. Vorderingen tot vaststelling van staat = vorderingen die ertoe strekken de rechter te doen zeggen dat een persoon een bepaalde reeds vooraf bestaande staat bezit (declaratief; bv. onderzoek naar vaderschap). B. Vorderingen tot wijziging van staat = vorderingen die ertoe strekken een nieuwe staat in het leven te roepen (nieuwe staat wordt gecreëerd; bv. echtscheiding). In beginsel hebben vorderingen van staat dezelfde kenmerken als de staat van persoon: 1. Vorderingen van staat zijn toch beschikbaar in de zin dat men ze kan inleiden. 2. Vorderingen van staat zijn ook onverjaarbaar (art. 2226 BW). 3. De meeste vorderingen van staat zijn toegewezen en hoogstpersoonlijk  De wet kent het vorderingsrecht slechts toe aan de rechtstreeks betrokken persoon en dus niet aan andere belanghebbenden. 3

Jonathan Himpe

Personen- en familierecht

2010-2011

 Geen zijdelingse vordering (art. 1166 BW)  In beginsel geen vertegenwoordiging of overdracht mogelijk. 4. In beginsel neemt de burgerlijke rechtbank kennis van deze vorderingen. 3. Bezit van staat Bezit van staat = de feitelijke toestand waarin men zich bevindt m.b.t. een bepaald element van zijn staat, de feitelijke uitoefening van rechten en naleving van plichten die uitsluitend uit die staat voortvloeien, ongeacht of men die staat juridisch heeft of niet.  Bv. feitelijk als kind van man X doorgaan, ongeacht of men een juridische afstammingsband heeft. Alleen voor het afstammingsrecht wordt een uitdrukkelijke omschrijving van het begrip bezit van staat gegeven (art. 331nonies BW). Het bezit van staat kan worden afgeleid uit o.a. nomen, fama en tractatus. Men kan stellen dat er een deugdelijk bezit van staat aanwezig is wanneer er voldoende voorafbestaande en uiterlijk waarneembare feiten voorhanden zijn die wijzen op die staat, en dus niet worden tegengesproken door enig ander feit. De functie van het bezit van staat is beperkt tot deze die limitatief in de wet staan: 1. Proces- en bewijsfunctie a) Soms is de titel van staat aanvechtbaar indien er geen bezit van staat is (bv. art. 312, §2 en art. 330 §1 BW). b) Soms worden aan bezit van staat dezelfde rechtsgevolgen toegekend (bv. art. 197 BW). c) Soms creëert het bezit van staat een vermoeden van het normaal te leveren bewijs, wanneer de titel die de staat moet vaststellen niet volstaat (bv. art. 314, lid 4 en art. 324, lid 1 BW; art. 331septies, lid 3 BW inzake afstamming). 2. Rechtscreërende functie: het bezit van staat van een zekere duur is op zichzelf voldoende om een element van de staat van de persoon tot stand te brengen.  Enkel inzake Belgische nationaliteit voor de persoon die gedurende tien jaar het bezit van staat van Belg gehad heeft (art. 17 WBN). §2. Bekwaamheid We onderscheiden volgende bekwaamheidsbegrippen: 1. Feitelijke bekwaamheid = in staat zijn om een bepaalde daad te stellen. 2. Rechtsbekwaamheid = in staat zijn om titularis te zijn van rechten en plichten. 3. Handelingsbekwaamheid = in staat zijn om vrij aan het rechtsverkeer deel te nemen. a) Volledige handelingsonbekwaamheid = persoon kan rechtshandelingen niet zelf stellen  Vertegenwoordiging b) Gedeeltelijke handelingsonbekwaamheid = persoon kan voor sommige rechtshandelingen wel zelf doch niet zelfstandig aan het rechtsverkeer deelnemen. Hij treedt dus zelf op maar zijn bekwaamheid wordt beperkt door: 1) Bijstand van een bij de wet aangeduid persoon. 2) Voorafgaande toestemming van een ander persoon bij wet aangeduid. 3) De mogelijkheid van verzet door andere personen bij wet aangeduid.

4

Jonathan Himpe

Personen- en familierecht

2010-2011

§3. Bewijs van staat en bekwaamheid Burgerlijke stand = geschreven bewijzen.

systeem van vooraf door een openbaar ambtenaar opgestelde

Het organisatieniveau van de burgerlijke stand is de gemeente (art. 164 GW). De ambtenaar van de burgerlijke stand is de burgemeester van de gemeente, tenzij een schepen op diens aanvraag daartoe wordt aangeduid. Inzake de registers van de burgerlijke stand geldt (zie art. 34 e.v. BW):  Dat het college van burgemeesters en schepenen belast is met het houden ervan.  Deze registers de akten bevatten die door de ambtenaar van de burgerlijke stand zijn opgesteld, alsook deze die werden overschreven uit andere registers. Tevens worden uittreksels van beslissingen m.b.t. staat overgeschreven en bevat ze kantvermeldingen.  In principe zijn deze registers openbaar en kunnen afschriften en uittreksels afgeleverd worden (art. 45 BW). Deze afschriften en uittreksels hebben dezelfde bewijswaarde als de akten zelf (art. 1334 BW). Volgende regels zijn van toepassing op alle akten: 1. Opstelling en inhoud (art. 34-44 BW) 2. Bewijskracht A. Exclusieve bewijskracht = in beginsel kunnen alleen de akten van de burgerlijke stand als wettelijk bewijs gelden inzake de staat van de persoon in de gevallen waarin de wet de opstelling ervan oplegt, met uitzondering van: 1) Verlies of niet voorhanden zijn van akten (art. 46 BW) 2) Akten van bekendheid (art. 70-72 BW) 3) Akte van overschrijving van een adoptievonnis (art. 61 BW) 4) Bezit van staat geldt soms ook als bewijs B. Authentieke bewijskracht (art. 1317 e.v. BW) = de akte van de burgerlijke stand levert een volledig bewijs op, tenzij de valsheid wordt beticht. o Niet voor de opgenomen vermeldingen als de wet ze niet voorschrijft. 3. Nietigheid wordt slechts in uitzonderlijke gevallen uitgesproken 4. Verbetering (art. 99 e.v. BW) a) Verbetering ter plaatse (art. 42 BW) b) Bepaalde materiële misslagen kunnen achteraf gewijzigd worden zonder een gerechtelijke procedure (art. 100 BW) c) Vordering tot verbetering van een akte (art. 101 BW; 1383-1385 Ger.W.)  Vordering van staat We onderscheiden volgende akten in het bijzonder (art. 55 e.v. BW): 1. De akte van geboorte a) Kennisgeving van de geboorte (art. 56 BW) b) Aangifte van de geboorte 1) Aangifte binnen de 15 dagen door de personen uit art. 55-56 BW. 2) Mededeling van verzuim (art. 56 §3 BW) 3) Declaratief vonnis na verstrijken beide termijnen 4) Aangifte van een vondeling (art. 58 BW) 2. De akte van erkenning  Kan zowel inzake vaststelling afstamming langs moederszijde (art. 313 BW) als van de vaderlijke afstamming (art. 319 BW). 5

Jonathan Himpe

 

Personen- en familierecht

2010-2011

Erkenning geschied bij authentieke akte (art. 327 BW). Zie art. 62 BW voor de vermeldingen in de erkenningsakte

Hoofdstuk 3. De vereenzelviging van de persoon Bepaalde bestanddelen van de staat van de persoon stellen de eenzelvigheid van de persoon in de samenleving vast: bv. naam, voornaam, geslacht, woon- en verblijfsplaats, en nationaliteit. §1. De naam Naam = woord of combinatie van woorden waarmee een persoon verplicht wordt aangeduid in de maatschappelijke omgang, ter onderscheiding van andere personen. 1. De familienaam Familienaam = bestanddeel van de naam dat aan verscheidene leden van eenzelfde familie gemeen is en waardoor de leden van deze familie zich onderscheiden van andere families.  Zie art. 335 BW inzake de verkrijging op grond van afstamming.  Zie art. 356-2 BW inzake verkrijging op grond van volle adoptie.  Zie art. 353-1 BW inzake verkrijging op grond van gewone adoptie. Het huwelijk heeft volgende invloed op de familienaam: 1) Beide echtgenoten behouden de naam die ze hebben op grond van afstamming. 2) Gebruiksrecht van de naam van de andere echtgenoot.  Toestemming vereist in beroepsbetrekkingen (art. 216 BW). Procedure van naamsverandering = algemene mogelijkheid om de familienaam op een autonome wijze te wijzigen ( opeisen van naam op grond van juridische regels).  Louter administratief: geen bevoegdheid voor rechter.  Geregeld bij wet van 15 mei 1987 Verbetering van familienaam = het herstel van de familienaam ingeval van vergissing.  Volgens procedure tot verbetering van een akte van de burgerlijke stand (supra). 2. De voornaam Voornaam = bestanddeel van de naam dat individueel is aan een bepaald persoon, en aldus personen van dezelfde of gelijknamige families van elkaar onderscheidt. In tegenstelling tot de familienaam wordt de voornaam niet verkregen maar gekozen. Het keuzerecht en de keuzeplicht volgen uit art. 57, 1° BW.  Het keuzerecht komt toe aan beide ouders. Een procedure van verbetering van de voornaam kan opgestart worden indien de bevoegdheid van een ouder werd miskend.  De wet van 15 mei 1987 voerde het beginsel van keuzevrijheid in.1 1

Voordien mochten enkel namen gekozen worden uit de kalenders alsook die van uit de oude geschiedenis gekende personen. Vandaag mag de voornaam noch schade aan het kind, noch aan derden toebrengen. Tevens mag de voornaam geen aanleiding geven tot verwarring.

6

Jonathan Himpe

Personen- en familierecht

2010-2011

De voornaam kan op volgende manieren gewijzigd worden: 1. Bij het doorvoeren van een gewone of volle adoptie  Indien de geadopteerde 12 jaar is dient hij toe te stemmen (art. 349-2 BW). 2. Algemene mogelijkheid via de procedure voor naamsverandering  Geen wettig belang nodig ( familienaam)  Administratieve procedure geregeld bij wet van 15 mei 1987. 3. Via de procedure voor verbetering van voornaam  Idem als bij familienaam 3. Rechtsaard van de naam Het recht op naam wordt niet door de wet gewaarborgd, maar is een jurisprudentiële constructie. Het recht op naam is geen eigendomsrecht, maar een persoonlijkheidsrecht. Ieder dient de naam en voornaam als in de geboorteakte te hanteren (uitz. het recht op gebruik van echtgenotes en pseudoniemen). Het willen doen geloven dat een andere naam de zijne is maakt het misdrijf valse naamdracht uit en wordt bij wet gestraft (art. 231 Sw.). §2. Het geslacht Geslacht = fysiek kenmerk van de persoon dat inhoudt dat men behoort tot de mannelijke dan wel de vrouwelijke sekse.  Element van de staat van de persoon. Het geslacht is één van de vermeldingen die verplicht in de geboorteakte moeten worden opgenomen (art. 57, 1° BW). Het kan uitsluitend o.b.v. deze akte bewezen worden. Het geslacht en de geslachtsaanduiding kan op volgende wijzen gewijzigd worden: 1. Vordering tot verbetering (art. 101 BW; art. 1383-1385 Ger.W.): ingeval van een verkeerde vermelding of van een afwezigheid van vermelding van het geslacht. 2. Fysieke interseksuelen = personen van wie de fysieke geslachtskenmerken onderling tegenstrijdig zijn, en die psychologisch tot het andere geslacht behoren dan wat in hun geboorteakte vermeld staat  procedure van verbetering van de geboorteakte en eventuele andere akten van de burgerlijke stand (‘geslachtsverduidelijking’) 3. Zuivere transseksualiteit = personen die de voortdurende en onomkeerbare innerlijke overtuiging hebben tot het andere geslacht te behoren dan datgene dat is vermeld in zijn geboorteakte, en die lichamelijk zodanig aan dat andere geslacht is aangepast als uit medisch oogpunt mogelijk en verantwoord is  Wet van 10 mei 2007 voegde de mogelijkheid in om van die overtuiging aangifte te doen bij de burgerlijke stand op grond van art. 62bis-ter BW en art. 1385duodecies-quaterdecies Ger.W. Sinds het arrest Goodwin vs. UK heeft het EHRM het bestaan van een voortdurende internationale tendens naar groeiende maatschappelijke aanvaarding van transseksualiteit erkend.

7

Jonathan Himpe

Personen- en familierecht

2010-2011

Titel II. Personenbeschermingsrecht Hoofdstuk 1. Algemeen personenbeschermingsrecht: de persoonlijkheidsrechten §1. De persoonlijkheidsrechten in het algemeen Algemeen personenbeschermingsrecht = het geheel van rechtsregels die beogen de persoonlijkheid van elke mens te beschermen, zonder enige uitzondering. Persoonlijkheidsrechten = het geheel van de subjectieve rechten waarvan elkeen door de enkele omstandigheid van zijn persoon-zijn titularis is, en die ertoe strekken m.b.t. de fysieke, psychiatrische en morele bestanddelen van zijn persoonlijkheid rechtsbescherming te bieden. 1. Negatief aspect = voorkoming en sanctionering van de aantasting van een bestanddeel van de persoonlijkheid. 2. Positief aspect = omkadering van het ten dienste stellen van een bestanddeel van de persoonlijkheid voor bepaalde materiële of immateriële doeleinden. Inhoudelijk gezien is er een felle toenadering tussen enerzijds persoonlijkheidsrechten en anderzijds mensenrechten, doch formeel gezien kunnen mensenrechten niet t.a.v. particulieren afgedwongen worden en peroonlijkheidsrechten wel. We onderscheiden volgende kenmerken voor persoonlijkheidsrechten: 1. Ze komen universeel toe aan iedere persoon (incl. rechtspersonen). 2. Ze kunnen tegen ieder andere persoon ingeroepen worden (‘erga omnes’); 3. Ze zijn niet in geld waardeerbaar en behoren niet tot het vermogen van de persoon. 4. Ze zijn onbeschikbaar, waardoor geen afstand of overeenkomst mogelijk is.  Het beschermde bestanddeel is wel beschikbaar, doch is de uitoefening van dat persoonlijkheidsrecht onbeschikbaar (het bestanddeel kan overgedragen worden, doch niet het recht). 5. Ze zijn onverjaarbaar. 6. Ze zijn niet overdraagbaar bij overlijden.  De rechtsbescherming blijft bestaan na het overlijden want kan afgedwongen worden door de ‘morele erfgenamen’. §2. De persoonlijkheidsrechten m.b.t. de fysieke bestanddelen van de persoonlijkheid 1. Het recht op eerbiediging van de fysieke bestanddelen van de persoonlijkheid A. Het recht op eerbied voor het lichaam Het recht op eerbied voor het lichaam kent twee aspecten: a) Het recht op eerbied voor het leven  Bescherming via het strafrecht (bv. moord, vergiftiging, doodslag, …)  Bescherming via het burgerlijk recht (art. 1382 BW) b) Het recht op eerbiediging van de fysieke integriteit van het lichaam  Bescherming via het strafrecht (bv. slagen en verwondingen, foltering, …)  Bescherming via het burgerlijk recht (art. 1382 BW)  Verbod van dwanguitoefening op de persoon (HvC).

8

Jonathan Himpe

Personen- en familierecht

2010-2011

Het recht op eerbiediging van de fysieke integriteit van het lichaam ken deze toepassingen: 1. Inbreuken gedaan door een geneesheer  Strafrechtelijk: in beginsel valt dit onder art. 392 e.v. Sw., doch genieten geneesheren een strafrechtelijke immuniteit onder volgende voorwaarden: 1) Medische noodzaak 2) Redelijke verhouding tussen het gevaar en de behandeling 3) Toestemming na degelijke voorlichting van de patiënt 4) Strikte naleving van de regels van de kunst en toepassing van alle beschikbare wetenschappelijke kennis  Privaatrechtelijk: contractuele aansprakelijkheid op grond van de juridische constructie van het medisch contract, waardoor toestemming vereist is. 2. Experimenten op de menselijke persoon (Wet 7 mei 2004)  Experiment = elke op de menselijke persoon uitgevoerde proef, studie of onderzoek met het oog op de ontwikkeling van de kennis eigen aan de uitoefening van de gezondheidsberoepen  Toegelaten onder voorwaarden.  Objectieve (= foutloze) aansprakelijkheid ten laste van de opdrachtgever. 3. Andere inbreuken toegelaten of opgelegd door de wet  Verplichte inenting van kinderen.  Verplichte behandeling van personen tegen verspreiding geslachtsziekten.  Verpleging onder dwang van geesteszieken  Verplichte onderwerping aan een bloedproef in verkeerszaken en ingeval van betrapping op heterdaad van een misdaad of wanbedrijf (art. 44bis Sv.).2  Verplichte onderwerping aan DNA-onderzoek (art. 90undecies Sv.).  Verplichte onderwerping aan urineproef in verkeerszaken.  Bij afstammingsgeschillen kan de rechtbank ambtshalve een bloedonderzoek of enig ander onderzoek gelasten. Dit kan tegen de wil in van deze personen doch niet onder dwang. Weigering creëert een feitelijk vermoeden tegen de stelling van de betrokken partij (art. 331octies BW).  De rechter kan ook zonder wettelijke basis een onderzoek gelasten, doch dan mag hij uit weigering op zich geen gevolgtrekkingen afleiden. B. Recht op eerbied voor het lijk Het recht op eerbied voor het lijk kent volgende toepassingen: a) Politionele autopsie (art. 44 Sv.)  De procureur des Konings kan twee geneesheren gelasten. b) Gerechtelijke autopsie  Ingeval de nabestaanden een rechtmatig belang hebben en erom verzoeken.  Rechtspraak staat weigerachtig tegen een verzoek door verzekeraar. c) Wetenschappelijke autopsie  Kan mits toestemming door de overledene of zijn nabestaanden.  Sommige rechtspraak stelt zelfs dat inzake autopsie in de academische ziekenhuizen het toestemmingssysteem vervangen zou zij...


Similar Free PDFs