Samenvatting New Media Critical Introduction Martin Lister et al. PDF

Title Samenvatting New Media Critical Introduction Martin Lister et al.
Course Inleiding nieuwe media en digitale cultuur
Institution Universiteit Utrecht
Pages 53
File Size 528.6 KB
File Type PDF
Total Downloads 566
Total Views 811

Summary

1 New media and new technologies1.1 What are new media? Het gebruik van de term new media is gecompliceerd. Lister et al. gebruiken de term ook als de breuk binnen de geschiedenis (oude media en de new media). Waarom wordt de term nieuw media gehanteerd?1.1 ‘The media’ as an institution De term ‘med...


Description

1 New media and new technologies 1.1.1

What are new media? Het gebruik van de term new media is gecompliceerd. Lister et al. gebruiken de term ook als de breuk binnen de geschiedenis (oude media en de new media). Waarom wordt de term nieuw media gehanteerd? 1.1.1

‘The media’ as an institution De term ‘media’ refereert vaak naar communicatie media en de instituties en organisaties waar binnen mensen werken (bv pers, cinema, broadcasting, uitgeverijen) en de culturele en materiële producten van deze instituties ( vorm en genres van nieuws, soap opera’s, road movies die de materiële vorm aannemen van kranten, paperbacks, films etc.). Lister et al. onderzoeken de manier waarop content van de media wordt gedistribueerd, ontvangen wordt en geconsumeerd wordt door verschillende publieken en wordt gereguleerd door de staat/markt. ‘Media’ wordt dan begrepen als een volledig sociaal instituut, terwijl ‘new media’ iets minder gesettled, bekend is en minder geïdentificeerd wordt. 1.1.2

The intensity of change De media (wereld) is aan verandering onderhevig. Denk aan printing naar fotografie, naar televisie en telecommunicatie. Deze verandering wordt niet alleen toegeschreven aan de media maar er waren ook andere culturele en sociale veranderingen gaande: een verschuiving van het modernisme naar het postmodernisme toenemende processen van globalisatie een vervanging in het ‘Westen’ van industriële tijdperk van vervaardiging, van postindustriële informatietijdperk een verspreiding van gevestigde en gecentraliseerde geopolitieke orders New media hebben een rol gespeeld in al deze veranderingen. Een verandering naar ‘new times’ en ‘new eras’. 1.1.3

The ideological connotations of the new De connotaties van het woord ‘nieuw’ (cutting edge, vooruit-denken) komt van het modernistisch geloof in sociale voortuitgang door technologie. Een ideologische beweging over vooruitgang in de westerse maatschappij. Dit enthousiasme voor het ‘nieuwe’ is nooit ideologisch neutraal. 1.1.4

Non-technical and inclusive De term new media wordt gehanteerd voor een hele reeks verschillende fenomenen (internet, digitale tv, gaming etc.). In dit opzicht wordt bij de term new media geen nadruk gelegd op iets puur technisch (bv digitale of elektrische media). New media wordt dan een term met een wijde culturele weerklank. 1.1.5

Distinguishing between kinds of new media New media refereert volgens Lister et al. naar: Nieuwe tekstuele ervaringen Nieuwe manieren om de wereld te representeren Nieuwe relaties tussen subjecten en media technologieën Nieuwe ervaringen van de relatie tussen belichaming, identiteit en gemeenschappen Nieuwe concepten van de relatie van het biologisch lichaam met de technologische media Nieuwe patronen van organisatie en productie

1

New media refereert dus naar een grote reeks van veranderingen in media productie, distributie en gebruik. Dit zijn technologische, tekstuele, conventionel en culturele veranderingen. 1.2

The characteristics of new media: some defining concepts Lister et al. onderscheiden 5 hoofdkenmerken van new media: Digitaliteit Interactiviteit Hypertekstualiteit Verspreiding (Dispersal) Virtualiteit

1.2.1

Digitality New media worden vaak digitale media genoemd. Bij het digitale media proces wordt de data-input omgezet in cijfers. Deze worden op hun beurt weer getoond als licht, geluid of gerepresenteerde ruimtes (tekst, grafieken, diagrammen, bewegende beelden etc.). Deze kunnen opgeslagen worden als nummers en gebruikt worden voor online sources als digital discs, memory drives etc. of het kan als output fungeren als een hard copy. Dit in grote tegenstelling tot oude media, waar alle input data wordt omgezet in een andere fysiek object. De grote media in de 19e en beging 20e eeuw (foto, film, kranten) waren producten van analoge processen en technologieen van massaproductie. Deze fysieke artefacten circuleerden over de wereld als kopieen en handelswaar. Met de ontwikkeling van broadcast media begon de distributie en circulatie van media als fysieke objecten te verdwijnen (denk aan radio en de conversie van fysieke objecten naar een signaal). In die zin zijn digitale media technologieen niets anders dan traditionele analoge media. Volgens Lister et al. moet het meer gezien worden als een extensie van een techniek. Toch ervaren we nu digitale media processen als iets compleet nieuws. Via digitale technieken (omzetten van data naar binaire cijfers, 0en en 1en) is er verandering in data opslag, verkrijgbaarheid en toegankelijkheid en manipulatie. Dit levert ook een verandering op in productie, vorm, receptie en gebruik van media. Analoge media zijn meer ‘fixed’ (vaststaande fysieke objecten) terwijl digitale media meer in staat zijn van een permanente ‘flux’ (manipuleerbare data-objecten). 1.2.2

Interactivity New media stellen ons in staat om te manipuleren en te onderbreken in media. Dit is het interactieve potentieel van new media. Er zijn twee niveaus van interactiviteit te onderscheiden: 1) Ideologisch niveau en het 2) Instrumenteel niveau Het ideologische niveau staat voor een sterke manier van betrokkenheid van de gebruiker met de media tekst. Er is een onafhankelijke relatie met kennisbronnen en een grote keuzevrijheid. Het neo-liberalistisch idee dat de gebruiker als consument ziet. Waar bij oude media passieve consumptie heerst, is bij new media interactiviteit leverbaar. Het instrumenteel niveau, waar Lister et al. de voorkeur aan geven, slaat op het feit dat gebruikers in staat zijn om daadwerkelijk de media tekst te manipuleren en deze

2

te onderbreken. Het publiek voor new media wordt een gebruiker in plaats van een kijker of een lezer. Twee soorten navigaties zijn: 1) hypertextual navigation en 2) immersive navigation. 1) = gebruiker maakt leeskeuzes in een database. Zoals surfen op het web of navigeren in een videogame. 2) = geen tekst gebaseerde ervaring om info te verzamelen maar is meer het navigeren in 3D-spaces en gaat om het visuele plezier en de verkenning. Twee andere vormen van instrumentele niveau’s van interactiviteit zijn: -Registrational interactivity (de mogelijkheid om de gebruiker in staat te stellen om opmerkingen te maken in de tekst, zoals het invoeren van credit card nrs, maar ook bulletin boards en MUD’s en MOO’s) en interactive communications (computermediated-communications waarbij chatten als meer interactief wordt gezien als bijvoorbeeld het respons patroon van een bulletin board). 1.2.3

Hypertext Een contributie aan het idee van hypertekst komt van Vannevar Bush. Zijn essay (As we may think, 1945) draagt het idee aan dat de menselijke geest werkt via associatie. Hij conceptualiseerde een machine ‘the memex’ waar data kan worden opgeslagen en kan worden achterhaald via associatie ipv alfabetische en nummerieke systemen. Bush ziet dat het associatieve linken van data natuurlijker is dan de conventionele alfabetische/nummerieke manier. Dit idee van Bush wordt in de jaren ’80 uitgewerkt door Ted Nelson die stelt dat we kennis op moeten doen via hypertekstuele lijnen en non-sequential writing. In het kort stellen Lister et al. dat de status van een tekst door hypertekstualiteit is veranderd. (Voorbeeld van een boek, dat je op ontelbare manieren kunt lezen) Verderop in de tekst wordt er nog een stuk gewijd aan hypertekst scholarship (blz. 27-30), dat ik niet echt van belang acht voor dit tentamen… 1.2.4

Dispersal Productie en distributie van new media worden gedecentraliseerd en geïndividualiseerd, is de gedachte. Traditionele massa media zijn gedecentraliseerd en de content wordt geproduceerd in kapitaal krachtige locaties. Consumptie wordt hier gekenmerkt door uniformiteit. Traditionele massa media worden dus gekenmerkt door standaardisatie van content, distributie en het productie proces. Zo is er een mogelijkheid om de controle en regulatie van media systemen te houden. En is er een duidelijk onderscheid tussen consumenten en producenten. New media zorgen voor een verandering. Zij zijn vaak niet gedecentraliseerd maar ‘dispersed’. New media zorgen voor een verandering van media productie. Productie wordt meer verspreid in de algemene economie het wordt dan ook de ‘knowledge economy’. Denk ook aan de productie van media teksten in het alledaagse leven (de home-page is daar een goed voorbeeld van). Lister et al. halen de pc aan als het ultieme figuur van de media ‘prosumer’. Een technologie van distributie, consumptie en productie. Samenvattend, zorgen new media voor verspreiding in consumptie door vermenigvuldiging, segmentatie en het meer individuele media gebruik. Verspreiding op het niveau van productie (door vermenigvuldiging van sites voor productie van mediateksten en een grotere diffusie binnen de economie).

3

1.2.5 Virtuality en 1.2.6 Which virtual reality? en 1.2.7 Cyberspace Lister et al. maken een onderscheid tussen drie niveau’s van VR: Immersion in een computer gegenereerde 3D ervaring (denk aan de VR gloves en bril etc.). De ruimte waarin online gebruikers communiceren zich ‘voelen’ te bevinden (denk aan, het bellen met een gsm, de ruimte waar mensen elkaar ontmoeten/spreken wordt dan VR genoemd). ‘where you are when you’re talking on the telephone’/ a space which comes into being when you are on the phone. Er is dus een verschil tussen deze twee vormen van VR. De ene is een ‘site-specific enclosure in technology’ en de andere een manier om de ontzichtbare ruimte in communicatie netwerken voor te stellen. Immersive VR is dan een image environment en de VR van online networks is vaak het product van teksten. Beide soorten van VR worden dikwijls door elkaar gehaald. Het gebruik van de term cyberspace wordt voor beide vormen VR aangehaald.

4

1.2.8 Conclusion Deze bovenstaande kenmerken van new media moeten aanwijzen wat new media anders maakt dan oude media. 1.3

Change and continuity

1.3.1

Introduction In hoeverre zijn new media nieuw? Om dit te kunnen beantwoorden kijken Lister et al. naar de geschiedenis. Deze is zeer belangrijk in de studie van new media. 1.3.2

Measuring ‘newness’ Een goede aanpak volgens Lister et al. is om te kijken naar ‘different ratios of the old and the new across the field of new media’. En deze aanpak dient dan ook historisch te gebeuren. Lister et al. stippen een aantal gedachtes aan in deze paragraaf. Wat later uitgewerkt zal moeten worden in volgende hoofdstukken.. Wat is nu precies nieuw? Hoe komt het dat wij het als nieuw ervaren? ‘Old media in new times’ Het idee van remediation: new media refashioned oude media. Eigenschappen en vorm rond een medium kopieeren. Dit wil niet zeggen dat je de inhoud van het medium kopieert. (Lees Case study 1.3. ‘What is new about interactivity even door om een idee te krijgen de rijke historie van new media.) 1.4 What kind of history? Teleologische verklaring van nieuwe media (Teleologie= doelmatigheidsleer) Deze verklaring verwijst naar het idee dat nieuwe media een directe culminatie is van historische processen. Dit wil zeggen dat deze processen lineair tot een hoogtepunt leiden. Dit is niet het geval bij nieuwe media, je kunt dit niet zien als een lineair proces, maar non-lineaire en dus kruisende processen. In een boek van Howard Rheingold laat hij zien dat de grotschilderingen in Lascaux ertoe geleid hebben dat de faxmachine, mobiele telefoons, communicatiesatellieten etc. zijn ontstaan. Wanneer theoretici deze vergelijking maken, plaatsen zij nieuwe media als culminatie na mondelinge communicatie, schriftelijke communicatie, het printen, televisie, radio, video en telefonie, dus wel in een lineaire volgorde. Door deze theoretici wordt verondersteld dat nieuwe media stadia van ontwikkelingen vertegenwoordigen, die al in andere en eerdere vormen van media aanwezig waren. Het boek vertelt de 8 stadia van Peter Weibel (zij bijlage 1). Deze opvatting van Weibel is een van de vele opvattingen die mogelijk zijn. Het is een logisch verhaal, maar er zijn nog meer manieren om naar de ontwikkeling van nieuwe media te kijken. Een fout in de opvatting van Weibel is dat hij niet aangeeft waarom en hoe de kennelijke uitspreidingen van gebeurtenissen plaatsvinden. Rheingold en Weibel geven ons voorbeelden van teleologische argumenten. Deze argumenten waarin de aard van het verleden wordt uitgelegd as een voorbereiding voor de toekomst. Het heden wordt gezien als een in het verleden gevormde voorstelling en is een culminatie ervan. Deze manier van kijken zoekt naar een einde, een hoogste punt. Volgens Lister et al is het bovenstaande een te makkelijke manier om naar nieuwe media te kijken, omdat nieuwe media aan het einde van een lang proces zetten.

5

Paul Mayer geeft aan dat er andere geschiedenissen, die niets te maken hebben met de conceptuele en technologische ontwikkelingen van rekenmachine’s, verweven zijn in de geschiedenis van computers. In zijn onderzoek naar de geschiedenis gaat Mayer terug naar de 17e eeuw waar de filosoof Leibniz een universeel logische machine wilde uitvinden. Veel van de eerste uitvindingen hadden niets te maken met het ontwikkelen van een computer als het medium dat we nu kennen. De machine van Turing was het eerste apparaat dat leek op de huidige computer. Dus als we de historische verklaring van Mayer volgen van belangrijke vormen en ideeën in de geschiedenis van rekenmachines, zien we ook hoe de conceptuele ontwikkeling van de moderne computer als medium voor heel andere redenen plaatsvond. Het volgende wordt duidelijk uit het onderzoek van Mayer. 1. De voorwaarden werden gevestigd voor iets dat nog niet was voorgesteld of voorzien: de computer als medium 2. Zelfs de conceptuele geschiedenis van rekenmachine’s, formeel gepresenteerd als een opeenvolging van ideeën en experimenten, impliceert dat andere geschiedenissen invloed hebben gehad op de ontwikkeling van computers. In 1977 werd door Kay en Goldberg de Dynabook uitgevonden, dit was een prototype voor een vroege personal computer. De Dynabook werd voorgesteld als een metamedium of een technologie met de breedste capaciteiten om de functies en kracht van andere vormen van gemedieerde uitdrukkingen te simuleren en uit te breiden. Kay en Goldberg bedoelen hiermee dat de computer als een medium in staat is om andere media te simuleren. Zij stellen beiden dat dit zonder problemen te realiseren is. We moeten begrijpen dat de geschiedenis van oude media hun eigen geschiedenis heeft. Eentje die parallel is en in sommige gevallen die veel ouder is dan de geschiedenis van de computer. De media die de computer simuleert en uitbreidt zijn ook het resultaat van een conceptuele en technische geschiedenis, evenals een culturele en economische geschiedenis, die hen op een bepaalde manier gevormd heeft. Foucault and genealogies of new media Bolter en Grusin1 zijn niet geïnteresseerd in de oorsprong van dingen (net als Foucault), ook zijn ze niet geïnteresseerd in het einde (hoogtepunt) van zaken. Ze zijn geïnteresseerd in aansluitingen (de relaties en connecties tussen dingen). IN plaats van denken in lineaire opvolgingen moeten we denken aan meerdere webben, clusters territoria, grenzen en overlappende gebieden als onze opvattingen van historische processen. Theoretici van nieuwe media baseren hun opvattingen over de verschillen en the complexe connecties (overeenkomsten) tussen oude en nieuwe media op de genealogische theorie van geschiedenis van de filosoof en geschiedkundige Michel Foucault. Het is een historische methode die de mogelijkheden biedt om over de geschiedenis van de nieuwe media met het verleden te denken, zonder de problemen die hierboven beschreven zijn, tegen te komen. Dit wordt gezien als het Foucaultiaanse perspectief. 1.4.2. Nieuwe media and the modernist concept of progress Mensen die opvattingen over nieuwe media uiten, refereren vaak aan een punt in de toekomst, wanneer hun belofte zal zijn uitgekomen. Het is niet per definitie de technologische onderontwikkeling die de schuld krijgt voor het falen van een nieuw medium om deze belofte in te lossen: hier schijnt de schuldige de ingewortelde culturele weerstand te zijn. Hier is het voorstel dat in de vroege fases nieuwe media bestemd ware om gebruikt en begrepen te worden volgens oudere, al bestaande 1

Zij hebben het boek remediation geschreven. Werden in voorgaande par. genoemd en baseren hun methode op het werk van Foucault.

6

toepassingen en ideeën, en dat zulke ideologische en culturele factoren de belangrijkste redenen zijn die de mogelijkheden van nieuwe media beperken. De centrale gedacht is hier dat elk medium zijn eigen kern heeft, hiermee wordt bedoeld dat elk medium zijn eigen unieke en bepalende karakteristieken heeft, die in de loop der tijd en onderzoeking duidelijk zal openbaren. Steven Holzmann (1997) vindt dat de toenmalige vormen van nieuwe media er niet in slagen om zich los te maken van de bestaande paradigma’s van historische vormen en gewoontes. Hij kijkt uit naar de tijd dat nieuwe media de stadia zullen overstijgen waarin zij gebruikt werden om oude doelen te vervullen en dat de unieke kwaliteiten van digitale media compleet nieuwe talen van uitdrukking zullen afbakenen. Holzmann geeft hier de modernistische zienswijze weer.Zij geloven dat een medium pas beduidend nieuw is, als het radicaal breekt met het verleden.We komen deze modernistische ideeën tegen wanneer men vindt dat nieuwe media duidelijk moet breken met oude gewoontes en houdingen, met de geschiedenis, oude modellen en toepassingen. Volgens Greenberg, een kunstcriticus, was het de taak van kunstenaars om te zoeken naar de fundamentele kern van hun medium, door alle vreemde (die er niet bij horen, externe) factoren en de aan andere media ontleende factoren weg te halen. Er wordt vaak gedacht dat dit de taak is voor nieuwe media kunstenaars en experimentele producenten die vooruitkijken. Daarentegen is het bekend dat een nieuw medium noodzakelijkerwijs, in zijn vroege jaren, de conventies en “talen” van gevestigde media overneemt. Bolter en Grusin menen dat de geschiedenis van media een complex proces is, waarbij alle media, inclusief de nieuwe media, afhankelijk zijn van oudere media en in een constante dialoog met hen zijn. Digitale media zitten in het proces om oudere media op veel verschillende manieren te vertegenwoordigen. Aan de andere kant worden de oudere media opnieuw gevormd door digitale technologieën in zich op te nemen, hergebruiken en te verenigen. Raymond Williams is van mening, dat er niets onafscheidelijk verbonden is aan de aard van media technologie, dat verantwoordelijk is voor de manier waarop deze technologie door een samenleving wordt gebruikt. Het heeft niet en kan niet een kern hebben dat onvermijdelijk effecten zal creëren die exclusief voor deze technologie is. 1.4.3. The return of the Middle Ages and other media archaeologies In dit gedeelte kijken we naar de geschiedenis van nieuwe media gebaseerd op het herdenken van de bestaande media geschiedenis. Het is verre van een teleologische benadering, het gelooft ook niet in een onvermijdelijke vooruitgang. Er wordt in dit gedeelte gesuggereerd dat bepaalde gebruiken en esthetische vormen van nieuwe media beduidend herinneren aan overgebleven of onderdrukte intellectuele en representatieve gebruiken van relatief, en soms extreem, verre historische periodes. The Ludic: cinema and games In dit gedeelte is het belangrijk om op dingen over nieuwe media op te merken die ertoe geleid hebben dat sommige theoretici opmerkelijke historische parallellen vinden die niet binnen de methodologie van technologisch proces passen. Een voorbeeld hiervan is de manier waarop de structuren en esthetiek en het plezier van computer games gezien worden als het belichamen van een opleving van kwaliteiten die in eerdere media zijn gevonden. Een belangrijk voorbeeld van de vernieuwde interesse in de antieke media kan men vinden in de vroege cinema en haar voorgeschiedenis in mechanische schouwspellen, zoals de panorama. Rhetoric and spatialised memory

7

Benjamin Wolley, geïnspireerd door Nicholas Negroponte’s concept van ruimtelijke data management, ziet een parallel tussen de strategieën om dingen te onthou...


Similar Free PDFs