Samenvatting statistiek onbekend, college(s) hs 1 PDF

Title Samenvatting statistiek onbekend, college(s) hs 1
Course Marktonderzoek & statistiek
Institution Fontys
Pages 8
File Size 595.6 KB
File Type PDF
Total Downloads 89
Total Views 549

Summary

Samenvatting StatistiekHoofdstuk 11 Wat is statistiek? Kwantitatief onderzoek: gericht op het verkrijgen van inzicht in de cijfermatige verhoudingen binnen een grote groep.(cijfermatig) Kwalitatief onderzoek: begrip gewenst over een bepaald onderwerp (tekstueel)1 Eisen aan kwantitatief marktonderzoe...


Description

Samenvatting Statistiek Hoofdstuk 1 1.1 Wat is statistiek? Kwantitatief onderzoek: gericht op het verkrijgen van inzicht in de cijfermatige verhoudingen binnen een grote groep.(cijfermatig) Kwalitatief onderzoek: begrip gewenst over een bepaald onderwerp (tekstueel)

1.1 Eisen aan kwantitatief marktonderzoek Eis 1; Betrouwbaarheid: herhaling vd meting leidt tot dezelfde resultaten-> meetresultaat en resultaat stabiel Eis 2; Validiteit: Je meet wat je zegt te meten -> geen denkfouten bij de onderzoeker Twee foutenbronnen die de betrouwbaarheid kunnen aantasten: -Systematische fouten: niet te vermijden, relatieve kleinigheden die elkaar opheffen. (kan komen door: stemmingswisselingen, een blik, gebaar of klemtoon) -Consequente fouten: vermijdbaar menselijke falen, toeval 1.2 Methodiek en vakjargon vd marktonderzoeker Plan van aanpak: voorstel -> algemene analyse onderzoeksprobleem, voorlopig gekozen onderzoeksvorm, planning en prijsopgave Centrale vraag(probleemstelling): moet onderzoeksprobleem (gegeven door de opdrachtgever) oplossen. Centrale vraag kan in de PvA anders zijn dan in het onderzoeksplan/rapport omdat het kan zijn dat je de vraag moet aanpassen aan de beschikbare kennis -> altijd een vraag Doelstellingen: Nadat de centrale vraag geformuleerd is bouw je deze om in een doelstelling, bestaande uit 2 delen: -letterlijk dezelfde inhoud als centrale vraag, maar dan niet in vraagvorm -Waarom onderzoek uitgevoerd? Wat gebeurt er met de resultaten (doelstelling en rapport)

Deelvragen: specificaties vd centrale vraag. (Welke elementen vormen samen de algemenetevredenheid.)-> vormt paragraafindeling in rapport. D.m.v. deelvragen het hoofdvraag proberen te beantwoorden Conceptueel model: schematische weergave vd deelvragen. Bevat geen nieuwe info. Wel in 1 oogopslag ziet wat je gaat onderzoeken of hebt onderzocht Vakjargon: Onderzoekseenheden

Onderzoekseigenschappen

Populatie Alle onderzoekseenheden samen

Variabelen De kenmerken van onderzoekseenheden

Steekproef De selectie uit de populatie bij wie je informatie verzamelt

Onafhankelijke variabelen Eigenschappen die niet afhankelijk zijn van een andere variabele in het onderzoek

Respondent Een onderzoekseenheid in de vorm van een persoon

Afhankelijke variabelen Eigenschappen die afhankelijk zijn van een andere variabele in het onderzoek

Onderzoekseigenschappen (variabelen): eigenschappen van de onderzoekseenheden (zoals: man/vrouw, leeftijd, opleiding etc) Onafhankelijke variabele: eigenschappen die min of meer vast liggen ( geslacht, opleiding, haarkleur, leeftijd, vestiging, type auto) Afhankelijke variabele: afhankelijk van iets anders (tevredenheid, mening, smaakvoorkeur, aantal gekochte producten) (wat was er eerst? = onafhankelijk; Wat kwam later? = afhankelijk -> eerst opleiding dan inkomen)

Conceptueel model: relatie tussen onafhankelijk en afhankelijke variabele in een schema

Studierichting Onafhankelijke variabele

Koopintentie Afhankelijke variabele

Lijnen: Rechthoeken zijn verbonden met lijnen in plaats van pijlen, pijlen geeft namelijk aan dat er een causaal verband tussen beide variabelen is. Een lijn geeft aan dat je in je onderzoek verwacht samenhang aan te treffen tussen de variabelen, zonder dat je een uitspraak doet over wat precies wat beinvloedt.

Representativiteit: Steekproef heeft op belangrijkste punten dezelfde samenstelling als de populatie waaruit hij afkomstig is-> alleen als steekproef representatief is, kun je resultaten generaliseren naar een populatie (volle 100% weerspiegeling komt niet voor) Overrepresentatie: ‘komen met de auto’ een belangrijke variabel, en vervolgens op het parkeerterrein voor de deur enqueteren kan er voor zorgen dat deze variabel te veel gerepresentateerd is. Steekproefkader: compleet bestand met gegevens van alle onderzoekseenheden. Aselecte steekproef: steekproef uit de steekproefkader (ideaal) ->elke onderzoekseenheid even grote kans om gekozen te worden. Selecte steekproef: willekeurig mensen (selectieslag vooraf aan keuze van respondenten) -> niet alle onderzoekseenheden even grote kans om in steekproef te vallen Brutosteekproef: aantal mensen die je gevraagd hebt om mee te doen aan het onderzoek Nettosteekproef: aantal mensen die daadwerkelijk mee doen aan het onderzoek Responstabel: In elk onderzoeksverslag hoort een responstabel thuis. Het laat zie hoe de kwaliteit van het aangeleverde bestand met contactgegevens (steekproefkader) is en of het representatief is. Responspercentage: hoeveel bruikbare ingevulde vragenformulieren zijn er ten opzichte van bruto steekproef

Methodiek van marktonderzoek 1. Plan van aanpak (voorstel / offerte) • Algemene analyse van het onderzoeksprobleem • Beschrijving van de voorlopig gekozen onderzoeksvorm • Planning • Prijsopgave 2. Vooronderzoek • Deskresearch • Expertinterviews • Soms ook kwalitatief onderzoek 3. Onderzoeksplan (definitief) • Centrale vraag / probleemstelling • Doelstellingen (het waarom van het onderzoek) • Deelvragen (specificaties van de centrale vraag) • Conceptueel model (schematische weergave van de deelvragen) 4. Opstellen vragenlijst 5. Uitvoering onderzoek 6. Marktonderzoeksrapport Hoofdstuk 3 Meetniveau: verschillende niveaus waarop vragen worden gemeten -Nominale gegevens: geen waarderingsverschil (zit niets tussenin man/vrouw) ja/nee vragen.-> laten geen of nauwelijks rekenmogelijkheden toe (geslacht, provincie, diersoort) -Ordinale gegevens: wel sprake van waarderingsverschil. -> sprake van meer/minder of beter/slechter-> vragen lopen op van hoog naar laag of van veel naar weinig. Je kunt ze ordenen. (opleidingsniveau, rapportcijfer, mening-> slecht neutraal goed) - Metrische gegevens: gegevens in getallen (afzet, leeftijd, winst)

Multiple responsevraag: vraag waarop respondenten meer dan 1 antwoord kunnen geven-> interpreteren niet; ‘32% vindt dit’, maar ‘32% noemt dit als mogelijke reden van tevredenheid’ Centrummaten: Gemiddelde(mean): Som delen door het aantal Vb: 19+21+25+25+35/5=25 gemiddelde Mediaan(median): De middelste waarneming als alle waarnemingen zijn geordend van laag naar hoog Vb1: 19,21,25,27,35-> 25 middelste getal Vb2: 19,21,25,27,29,35-> 26 zit tussen 25 en 27 Modus(mode): De waarneming die in een reeks het vaakste voorkomt Vb: 19, 20, 21, 25, 25, 35-> 25 modus want komt vaakste voor Sommatieteken: gebruikt om som van alle getallen aan te geven (∑) Spreidingsmaten: hoeveel verschil zit er tussen de getallen -Range: verschil tussen hoogste en laagste score (hoogste-laagste) -Standaarddeviatie: lijken de gevonden metrische waarden op elkaar of vershillend? SD groot: scores zijn verschillend(hele lage en hele hoge), heterogene scores SD klein: scores lijken op elkaar, homogene scores Variantie: om de standaarddeviatie te berekenen moet je eerste de variantie weten. -> gekwadrateerde gemiddelde afstand ten opzochte van de gemiddelde waarneming-> SD is wortel uit variantie

Percentielscore: geeft weer hoeveel procent van de scores lager is dan een bepaalde gevonden score; als je iets wilt zeggen over een individuele score-> hoog of laag? Kwartielen: scores zijn in vier groepen van 25% verdeeld-> na gaan of de score tot laagste of hoogste 25% of midden hoort Decielen: scores zijn in tienen (10%) verdeeld-> hoogste of laagste 10% Indexcijfers: een bepaalde beginwaarde op 100 zetten, om vervolgens andere waardes mee te vergelijken. Hoofdstuk 4 Kansverdeling: kans wordt uitgedrukt in een waarde tussen 0,0-1,0-> Kans duiden we aan met een P (probability) Voorbeeld1: p (klaveren) = 0,25 p (2xklaveren) = 0,25 x 0,25 = 0,0625 (6,25%)

Voorbeeld2: Wat is de kans dat je zes gooit? P(6) = 1/6 Wat is de kans dat je een even getal gooit? P(2,4,6) = 1/2 Wat is de kans dat je een getal gooit kleiner of gelijk aan 3? P(1,2,3) = 1/2 Wat is de kans dat je een even getal gooit OF een getal kleiner dan 4? P(1,2,3,4,6) = 5/6 Wat is de kans dat je een even getal gooit EN kleiner dan 3? P(2) = 1/6 Z-Scores

Formule Z-waarde:

Z=

(x-µ) 𝝈...


Similar Free PDFs