Capita Selecta Samenvatting - College - aantekeningen, colleges 1, 2 PDF

Title Capita Selecta Samenvatting - College - aantekeningen, colleges 1, 2
Course Persoonlijkheidspsychologie I
Institution Vrije Universiteit Brussel
Pages 17
File Size 322.3 KB
File Type PDF
Total Downloads 9
Total Views 178

Summary

Download Capita Selecta Samenvatting - College - aantekeningen, colleges 1, 2 PDF


Description

Samenvatting leerstof capita selecta uit de persoonlijkheidspsychologie

Les 1 : Forensische aspecten 1. Definities -

Criminologische psychologie = Wetenschap van gedrag en mentale processen van delinquenten. De focus ligt op het verklaren en begrijpen van normoverschrijdend gedrag en de gevolgen ervan. (Focus op de dader). o

Voorbeeld : Hoe komt gewelddadig gedrag tot stand? Zijn er specifieke persoonlijkheidskenmerken aan te wijzen die verband houden met specifieke vormen van delinquentie? Bestaat er een criminele persoonlijkheid, etc…

-

Gerechtelijke psychologie = Hierbij ligt de focus op de andere dan de daders. Naast criminaliteit ligt de focus ook op andere burgerrechtelijke problemen. Inzichten uit de psychologie worden hier toegepast op andere personen en groepen in het rechtsgebeuren. Het beperkt zich niet tot de criminaliteit, bv. getuigen, … Men gaat bv. onderzoek doen naar de gevolgen bij de slachtoffers, hoe men bij interviews met kinderen te werk moet gaan, etc.

-

Forensische psychologie = De toepassing van criminologische en gerechtelijke psychologie en andere psychologische subdisciplines op individuele casussen voor de rechtbank. Experten (zoals psychiaters, wetsgeneesheren, …) worden door de rechter aangesteld om een advies uit te brengen rond individuele en specifieke gevallen. o

Subdomein  Profiling = Men gaat op basis van de kenmerken van een delict uitspraken doen over de individuele daders. Hiertussen bestaan meerdere types : Crime scene analysis (wat berust op ervaring en intuïtie) en investigative psychology van David Canter (wat steunt op wetenschappelijk statistisch onderzoek).

2. Theoretische achtergrond -

Psychoanalyse en criminaliteit : Bv. Freud, Jung, Adler etc. Bv. Hitler zou aan een oedipaal complex geleden hebben. Hij was angstig voor syfilis en maanlicht, verkoos lange monologen boven goed gesprek, … Hij had complexen over zijn slaafse houding ten opzichte van zijn superieuren in zijn soldatentijd.

-

Leertheoriëen en omgevingsfactoren

-

Biologische verklaringen van criminaliteit : o

Criminaliteit en somatotype (lichaamsbouw).  Lombroso : Primitieve mensen zijn criminelen, want criminaliteit stamt uit een vroegere fase uit de evolutie.

o

Erfelijkheid versus opvoeding, onderzoeken via tweelingen- en adoptieonderzoek.

o

Genetische afwijkingen : Bv. verband met XYY en XXY syndromen, Klinefeltersyndroom.

o

Neurofysiologisch onderzoek en chemische processen.

3. Criminaliteit en persoonlijkheidskenmerken -

Belangrijkste persoonlijkheidstypologieën o

Big five model

o

PEN model van Eysenck : Crimineel gedrag is het resultaat van een interactie tussen bepaalde omgevingskenmerken en kenmerken van het centrale zenuwstelsel. Er zijn 4 persoonlijkheidsfactoren : Een algemene ‘G’factor en 3 temperamentsfactoren  Extraversie, neuroticisme en psychoticisme. Belang van conditioneerbaarheid!

o

3 factoren model (Tellegen) : Er zijn drie persoonlijkheidsdimensies met verschillende deelaspecten : 

Positieve emotionaliteit : Zich goed voelen in zijn vel, prestatiegerichtheid en sociabiliteit.



Negatieve emotionaliteit : Agressie, vervreemding en stress.



Beperking (constraint) : Tradtionalisme, vermijden van schade en controle.

Wat een profiler niet doet : Het onderzoek leiden, de patholoog helpen bij de post mortem, verdachten of getuigen interviewen, hun psychologische krachten gebruiken om aan te voelen wat er gebeurde bij een ernstig misdrijf, proberen te achterhalen wat de doodsoorzaak is van een slachtoffer, forensisch materiaal voor DNA verzamelen, mogelijke verdachten arresteren, tijdens de rechtzaak komen getuigen over het profiel, de rechter helpen beslissen over de correcte strafmaat.

Offender profiling = Een verzamelterm voor een grote hoeveelheid theoriëen en technieken. Het doel hiervan is op basis van een reconstructie van het delictgedrag uitspraken te doen over daderkenmerken, zoals etniciteit, geslacht, leeftijd, relationele status, werkstatus, reactie op ondervraging door politie, mate van seksuele maturiteit, risico op recidive, gerechtelijke antecedenten, etc… Definitie door FBI : Een techniek voor het identificeren van de voornaamste persoonlijkheids- en gedragskarakteristieken van een individu, gebaseerd op een analyse van de misdaad die men heeft gepleegd. Definitie door Bundeskriminalambt : Een complex informatieverwerkingssysteem met als doel het bekomen van een totaalbeeld van het dossier en het ondersteunen van de onderzoeksprocedure op basis van kennis die wetenschappelijk en empirisch onderbouwd is, en dossierinformatie. Huidige definitie : Een behavioral investigative adviser is iemand die ondersteuning en advies kan verlenen aan het gerechtelijk onderzoek. Dergelijk advies zorgt voor een aansluiting tussen de theoretische basis van de gedragswetenschappen met een effectieve toepassing voor het onderzoeken van zware criminaliteit.  Gedragswetenschappen worden gedefinieerd als de systematische studie van

het gedrag door theorie, observatie en classificatie die leidt tot formulering van hypothesen die zich door verder onderzoek laten bevestigen (of ontkrachten). Een effectieve toepassing vereist de vaardigheid om conlusies te trekken, die men in het kader van een gerechtelijk onderzoek kan toepassen, en die een meerwaarde bieden voor het onderzoek. Zware criminaliteit is gedefinieerd als dergelijke delicten die potentiële of daadwerkelijke schade kunnen berokkenen en of tot significant financiële winst of verlies.

Doelstellingen van profiling : -

Een beter begrip krijgen van het delict

-

Het reduceren en rangschikken van de verdachtenpool

-

Prioriteiten in het onderzoek bepalen (voor tijd- en kostenbesparing)

-

Nieuwe onderzoeksmogelijkheden aanreiken

Het betreft steeds uitspraken over waarschijnlijkheden en geen zekerheden.

Toepassingsgebieden : Verkrachting en pedoseksualiteit, seksuele moord en seriemoord, ‘cold cases’, stalking, ontvoering/gijzeling, geografische profielanalyse, linken van seriële delicten. Hoe meer persoonlijk gedrag en emotie, hoe beter het geschikt is voor analyse.

4. Historische achtergrond

-

Het profiel van een heks : Oudere vrouwen die geen kinderen meer konden krijgen, waren arm en leefden aan de rand van de stad, had kennis van de alternatieve geneeskunde, heeft een duivels teken op de arm, steelt de potentie van mannen uit de omgeving en verzamelt mannen in kooien of vogelnesten.

-

Frenologie : Grondlegger was Franz Joseph Gall. Stelde dat de hersenen bestaan uit 27 verschillende delen die het geheel van iemands persoonlijkheid bepalen. Een knobbel op de schedel toonde dan aan dat het onderliggende gebied sterk ontwikkeld was, een deuk wees erop dat het gebied onderontwikkeld was.

-

Fysiognomie : De overeenkomst tussen psychologische karakteristieken en externe kenmerken zoals het voorhoofd, mond, ogen, tanden, neus en haar. o

L’uomo delinquente (Lombroso) : Haviksneus, dikke uitstekende lippen, donker haar en doorlopende wenkbrauwen, weinig of geen baard, overvloedige rimpels ook indien men jonger dan 30 was, veel kans op tattoos etc.

Inductief versus deductief : -

Deductieve redenering : Men gaat enkel op basis van gevalskenmerken uitspraken over de dader maken. Indien de premisse waar is, is ook de conclusie waar.

-

Inductief : Op basis van algemene kennis/statistiek gaat men uitspraken doen over de dader. De conclusie heeft dan een bepaalde waarschijnlijkheid, maar hoeft niet waar te zijn.

Delictkenmerken : -

Organized : Gepland, slachtoffer onbekend, gecontroleerd gesprek, plaats delict weerspiegelt de controle, men eist een ondergeschikt slachtoffer, gebruikt bindmateriaal, pre-mortem agressie, verstopt lichaam, wapen of sporen afwezig, verplaatst het slachtoffer.

-

Disorganized : Spontaan, slachtoffer onbekend, minimaal gesprek, plaats delict is verstoord, plotseling geweld tov het slachtoffer, minimaal gebruik van bindmateriaal, post-mortem seks, lichaam duidelijk zichtbaar achtergelaten, wapen/sporen aanwezig en lichaam niet verplaatst.

Daderkenmerken : -

Organized : Hoog intelligent, sociaal aangepast, seksueel competent, woont met vader, eerstgeboren, zeer gedisciplineerd, gecontroleerd affect, macho imago, charmerend, geografisch mobiel, confronteren in gesprek, kennen details, bekent enkel indien nodig.

-

Disorganized : Beneden gemiddeld IQ, sociaal dysfunctioneel, lage werkpositie, laatst geboren kind, instabiele thuissituatie, woont alleen, geen interesse in media, nachtmens, slechte hygiëne, meestal geen relatie, empathie tonen, indirect confronteren, ’s nachts interviewen.

ViCAP = Violent crime apprehension program.

Investigative psychology

-

Van David Canter : Hij gaf advies bij een serie van verkrachtingen tussen 1982 en 1986 in Londen. Zonder enige voorkennis bestudeerde hij de details van de delicten. Het bestaat uit een systematische tijds- en gedragsanalyse waarbij men een geografisch- en persoonlijkheidsprofiel opstelt.

-

Belangrijke factoren bij het opstellen van daderprofielen : o

Interpersoonlijke coherentie  De activiteiten die een dader stelt tijdens een misdrijf zijn gerelateerd aan activiteiten gesteld in niet-criminele situaties.

o

Tijd en plaats  De dader kiest zelf zijn tijdstip en plaats. Dit voorziet nuttige informatie voor de profiler, aangezien het iets kan eggen over de mobiliteit van de dader waardoor een schatting kan gemaakt worden in verband met de woon- en werkplaats van de dader.

o

Daderkarakteristieken  Een lijst opgesteld met mogelijke karakteristieken die significant lijken voor de onderzoeker. Deze worden vergeleken met bewijs gevonden op de plaats delict.

o

Criminele biografie van de dader  Op basis van de plaats delict gaat men nagaan of de kans bestaat dat deze persoon al eerder misdrijven heeft gepleegd.

o

Kennis van forensische wetenschappen  De onderzoeker zoekt naar aanwijzingen of de dader zijn sporen heeft uitgewist.

Geografische daderprofilering -

Doel : Uitspraken doen over de plaats waar de dader woont, op basis van de plaatsen van zijn misdrijven en de manier waarop die werden uitgevoerd. Dit levert meestal een zoekgebied op, gebaseerd op hun ‘reisgedrag’.

-

Distance decay = De waarschijnlijkheid dat een dader een delict pleegt neemt af met de toenemende afstand van de plaats delict. o

Least effort principle = Mensen hebben de neiging om altijd voor de gemakkelijkste oplossing te kiezen.

o

Routine activity theory : Er zijn altijd 3 factoren nodig voor een delict (gemotiveerde dader, afwezige beschermer en geschikt doelwit). De daders ontmoeten hun slachtoffers in hun vertrouwde omgeving.

o

Rational choice theory : Crimineel gedrag is doelgericht. De daders wegen in bepaalde maten kosten en baten af.

o

Crime pattern theory : We zoeken vooral plaatsen op waar we zeer vertrouwd mee zijn. Iedereen heeft een aantal ankerpunten (woonplaats, werk etc.). Ankerpunten en verbindingswegen bepalen de gebieden die we goed kennen. De meerderheid van de delicten gebeurt op plaatsen waarmee de daders zeer vertrouwd zijn. Sommigen

proberen hierbij een bepaalde afstand met thuis te bewaren ( bufferzone). 

o

 Hoe meer inspanning er nodig is, hoe kleiner de kans op een delict (least effort). Men gaat relatief dicht in de buurt van een ankerpunt blijven, dit geeft de meeste mogelijkheid tot een delict (routine activity). De dader gaat erop letten dat de geanticipeerde kosten, bv. een arrestatie, de verwachte beloning niet zal overstijgen (rational choice). Daarom plegen daders delicten vooral op plaatsen waar de kans op identificatie zo klein mogelijk is, maar die de dader wel nog voldoende kent (crime pattern en distance decay).

Cirkel hypothese van Canter : De meeste daders plegen hun delict binnen een cirkel waarbij de diameter wordt bepaald door de afstand van de twee delicten die het verst uit elkaar liggen. Een klein aantal daders plegen delicten buiten hun ankerpunt.

Jack the ripper : Bezorgde ons het eerste geschiedkundige profiel. De gerechtelijk geneesheer Bond zag aanwijingen voor satyriasis (sterk ontwikkelde seksuele drang). Dokter Philips zag het belang van postmortem verwondingen. De dader werd nooit gevat.

Marauder (stroper) Crimes o o o o o o

Static, localised or geographically stable serial offender; Commits crime within a confined area; Bounded by psychological barriers and landscape features; Operates within his/her awareness space; Likely to have an anchor point (the haven) from which to operate; Offender's haven lies within the distribution of crime sites.

Commuter (pendelaar)Crimes o o o o o o

Mobile dispersed or geographically transient serial offender; Commits crimes over large areas; Cross cultural and psychological boundaries; Most offences occur outside the offender's awareness space; Involves complex hunting strategies; Hunting area lack a definable anchor point.

90 % van de daders blijven marrauders. Er zijn verschillende algoritmes en modellen, maar mensen schatten ankerpunten evengoed als computerprogramma’s. De verschillende principes waarborgen echter nog geen duidelijke theoretische onderbouwing. De afstanden linken de seriële delicten nauwkeuriger dan delictgedrag. Cel gedragswetenschappen : Profiling wordt in België anders gedaan dan in Noord-Amerika. Bij moord komt de politie ter plaatse, deze beslist dan of profiling al dan niet een meerwaarde kan zijn voor het onderzoek. Zij vragen tenslotte aan de magistraat om een profiler aan te stellen. Het profiel wordt dan opgemaakt aan de hand van gegevens van de wetsdokter, kenmerkende eigenschappen van het slachtoffer, de manier waarop het slachtoffer benaderd werd etc, wetenschappelijke literatuur en ViCLAS (Violent Crime Linkage Analysis System). Het proces Stap 1 : Input : Wie heeft wat gedaan? Positie en toestand lijk bepalen. Beschrijving van de plaats delict : infrastructuur, omgeving, sociodemografische variabelen en geografische gegevens van de buurt en de omgeving, gegevens over de mogelijke verplaatsing van het slachtoffer, gegevens mogelijke verplaatsing daderr, andere significante plaatsen, criminaliteitsratio + soort misdrijven dat daar plaatsvindt. Sporenonderzoek : Zoeken naar bewijsmateriaal op de plaats delict en opsommen van ontbrekende zaken en kledij bij slachtoffer. Gerechtelijke geneeskunde : Doodsoorzaak, verwondingen, tijdstip overlijden en toxicologisch onderzoek. Victomologie : Algemene gegevens (leeftijd, beroep, adres, …), persoonsbeschrijving, gezondheidstoestand (bv. Psychisch, drugs, …), persoonlijke eigenschappen (sociale relaties, communicatieve vaardigheden, …), opleiding en beroep, persoonlijke relaties, familiale situatie, mogelijke stressfactoren, voornaamste bezigheden en dagindeling en andere belangrijke informatie (bv. Stalking). Stap 2 : Belissingsproces Misdaadclassificatie (bv. Enkelvoudige vs. Meervoudige moord) Primair motief : Persoonlijk, seksueel, verrijking, om identificatie te vermijden, … Slachtoffersrisico : Factoren die het risico verhogen of verlagen  Levensstijl, omstandigheden, … Dadersrisico : factoren die het risico verhogen of verlagen

Stap 3 : Reconstructie Analyse van de uitvoering van de moord : Factoren van tijd (voor de diverse handelingen, bijkomende handeling, bijhouden van de slachtoffers, …) en factoren van de plaats delict. Gedragsclassificatie : Bedoelingen van de dader, het minimum gedrag om het doel te bereiken (modus operandi), wat deed hij wat hij niet had moeten doen (“signatuur”), wat deed hij niet wat wel mogelijk was? Beslissingen dader : Welke alternatieven, wezenlijke beslissingen (benadering slachtoffer etc) Stap 4 : Gevalskenmerken Uiteindelijke classificatie ; Planningsgraad (geplande en ongeplande handelingen) ; Selectie van het slachtoffer ; Keuze van de plaats van het misdrijf ; Controle (hoe wordt deze verworven en in stand gehouden) ; Escalatie (binnen en tussen misdrijven) ; Enscenering ; Undoing (bv. Bedekken met deken, wassen van het slachtoffer, etc.) Stap 5 : Daderprofiel Demografische factoren, fysieke kenmerken, psychische kenmerken/gedragsstijl (intelligentie, neiging tot emotionele reactie, risico-inschatting, omgang met kritiek en autoriteit), vorming, actuele levenssituatie, gerechtelijke antecedenten, gedrag voor en na het misdrijf, mobiliteit, etc…

 Algemeen besluit : Profilering Gedragsanalyse is redelijk populair ( de 2 meest gebruikte vormen zijn CSA en IP model) De meerwaarde : Uit realiteit en uit verschillende onderzoeken komt naar voor dat profiling wel degelijk een steun kan bieden aan bepaalde politieonderzoeken.

Risicotaxatie Kans op recidivisme = Het inschatten van de grootte van het risico dat een gedetineerde/patiënt in de toekomst (opnieuw) gewelddadig gedrag gaat vertonen. Instrumenten : Klinische taxatie = Inschatting op basis van dossiers, interviews en psychodiagnostisch onderzoek. De nadelen : Het is niet gestandaardiseerd, er is geen vast scoringssysteem, men is vatbaar voor subjectiviteit van de beoordelaar, men kan niet veel beter dan op kansniveau voorspellen. Actuariële instrumenten : Gegevens over risicofactoren worden volgens een vaste procedure verzameld en gescoord. De aard en aantal risicofactoren zijn gestandaardiseerd. Het nadeel eraan is dat het niet geschikt is om behandeldoelen te identificeren of verandering te meten.

Gestructureerde klinische methode = Een combinatie van empirisch vastgestelde risicofactoren en het oordeel van een deskundige. De voordelen hiervan zijn : Mogelijkheid tot behandeling, consistente en transparante besluitvorming, een betere communicatie, betere bescherming van de rechten van de patiënt en gegevens voor evaluatie van de behandeling. Instrumenten voor het bepalen van seksuele recidive : STATIC-99 : Om risico van seksueel gewerlddadige recidive bij volwassen mannelijke seksuele delinqueten te kunnen inschatten. Bevat 10 items : Eerdere seksuele delicten, eerdere veroordelingen, veroordelingen voor hands-off seksuele delicten, huidige delict bevat veroordeling voor niet-seksueel geweld, niet verwant slachtoffer, onbekend slachtoffer, mannelijk slachtoffer, jonge leeftijd en alleenstaand. Nadelen : Statistisch onveranderbare factoren. 4 risico categoriëen : Laag, laag gemiddeld, hoog gemiddeld en hoog. Static 2002 : Is de verbeterde versie, bevat 14 items geclusterd in 5 categoriëen, leeftijd, persistentie van seksuele delicten, seksueel afwijkend gedrag, relatie tot het slachtoffer en criminaliteit in het algemeen. SORAG (Sex Offencer Risk Appraisal Guide) : Ontworpen voor het meten van gewelddadige recidive bij seksuele delinquenten. Er is grote overlap met de VRAG. SVR-20 (Sexual Violence Risk) : Laat gesystematiseerd klinisch oordeel toe over het recidive risico van eerder veroordeelde zedendelinquenten. Meet 20 risicofactoren itv ‘zeker aanwezig’, ‘mogelijk aanwezig’ en ‘niet aanwezig’. Taxatie instrumenten voor geweld : VRAG (Violence Risk Assessment Guide) : Is ontworpen bij patiënten die in instelling voor hoge risico patiënten werden opgesloten. Meet 12 kenmerken waaronder de PCL-R score. HCR-20 : Ontworpen om geweld binnen delinquente en psychiatrische populaties te meten. Dit combineert 10 historische, 5 klinische en 5 risicomanagement factoren. D...


Similar Free PDFs