Uitgebreide cursus/samenvatting - Architectuurgeschiedenis van de 20ste eeuw (Sint-Lucas Gent - Faculteit Architectuur - KU Leuven) PDF

Title Uitgebreide cursus/samenvatting - Architectuurgeschiedenis van de 20ste eeuw (Sint-Lucas Gent - Faculteit Architectuur - KU Leuven)
Author joris jaenen
Course barg31 Architectuur in context B
Institution Katholieke Universiteit Leuven
Pages 66
File Size 4.9 MB
File Type PDF
Total Downloads 67
Total Views 121

Summary

Dit uitgebreide en gestructureerde document bevat:

- Alle projecten die gekend moeten zijn voor het deel "Architectuurgeschiedenis van de 20ste eeuw" (de belangrijkste zijn aangeduid in het rood) passende foto

- Notities = Wat er gezegd is tijdens de lessen

-...


Description

OPO 31 - Architectuur in Context B, Geschiedenis van de architectuur II

1. ‘In welke stijl moeten we bouwen?’: Het architectuurdiscours (verzameling) op het einde van de 19e E 1.1. Drie omwentelingen in de 19e eeuw o

Politieke revolutie (1789 Franse revolutie) o

o

Industriële revolutie o

o

Einde Ancien Régime: exit adel, opkomst liberale burgerij

Machines, fabrieken, massaproductie -> snelle verstedelijking en plattelandsvlucht o Uitvinding stoommachine (1785) door watt -> geen geografische beperking meer

Socio-culturele revolutie o

Klimaat van verlichting; secularisering; verwetenschappelijking van de wereld

o

Twee tegenstrijdige gevoelens, twee metaforen wereldtentoonstelling ’58: o o

Vooruitgangsgeloof, fascinatie Nostalgie, angst, bang: het burgerlijk interieur

1.2. De wereldtentoonstellingen van Londen (1851) en Parijs (1889) o

Spektakel, onderricht en vermaak o o

o

Concurrentie tussen industriële naties o

o

‘Slagveld van consumptie en techniek’ i.p.v. oorlog om territorium

Publiek wordt wereldreiziger o o

o

Vooruitgang in meest spectaculaire gedaante Celebratie ‘beschaving’ en menselijk vernuft

Veilige ontdekkingstochten door onbekende wereld Fascinatie voor het exotische

Wereldtentoonstelling Londen en Parijs o o

J. Paxton, Chrystal Palace, Londen (1851) Victor Contamin & Charles Dutert, Halle des Machines, Parijs, (1889)

1.3. Het burgerlijk interieur o o

Veilig baken in snel veranderde wereld; nostalgisch, privaat museum Interieur als beschermende en representatieve cocon Walter Benjamin: “In zijn interieur verzamelt hij het verre en het verleden. Zijn salon is een loge in het wereldtheater. (…) de van de realiteit vervreemde mens creëert een eigen wereld in zijn huis.”

OPO 31 - Architectuur in Context B, Geschiedenis van de architectuur II

1.4. Nieuwe condities = nieuwe opdrachtgevers en programma’s o

Industrie & transport o

o

Openbaar vervoer, toerisme o

o

Musea, concertzalen, operahuizen, casino’s Grootwarenhuizen, overdekte winkelpassages, galerijen

Hygiëne en disciplinering o

o

Parlementen, ministeries, administratieve gebouwen

Burgerlijke cultuur en consumptie: nieuw klimaat = nieuwe voorzieningen (infrastructuur) o o

o

Stations, luxehotels, badplaatsen

Opkomst van de gecentraliseerde natie-staat o

o

Fabrieken, montagehallen, spoorwegen, bruggen

Ziekenhuizen, sanatoria, kuuroorden, gevangenissen, scholen, …

Bouwtechnische evoluties en nieuwe materialen o o o o

Gietijzer Staal Vlak glas Beton -> begin 20e eeuw

1.5. De Beaux-Arts traditie in de architectuur o o

Grote kunst en cultuur bij gebouwen = beaux-arts traditie -> andere benadering dan nu Kunsthistorische & archeologische benadering

o

Antieke bouwkunst als referentiepunt (Griekenland, Rome, Egypte)

o Ontwerp als academische oefening o o o

Fictieve, monumentale ontwerpopgaves voor concertzalen, kerken, parlementen, etc. Principe van de ‘compositie’: symmetrie, axialiteit, hiërarchie, … ‘Prix de Rome’ als toegang tot openbare opdrachten

1.5.1. Charles Garnier, opera van Parijs (1857-1874) o o

Lange as = belangrijk Korte as = secundaire as

o

Relatiecentrum (foyer) -> niet noodzakelijk, opera als hoofdrol

o o

Symmetrie Antieke bouwkunst als referentiepunt

OPO 31 - Architectuur in Context B, Geschiedenis van de architectuur II

1.5.2. McKim, Mead and White, Penn Station, NY (1910) o

Geïnspireerd op Romeinse thermen

o

Wachtzaal (bovengronds) als buffer tussen stad en sporen (ondergronds)

o

Zuilengalerij dient als buffer/filter

1.6. ‘In welke stijl moeten we bouwen?’ o

Heinrich Hübsch o

o

‘In welcher Style sollen wir bauen?‘ (1828)

Mogelijke antwoorden: o o o

Histori(ci)sme: teruggrijpen naar het verleden Eclecticisme & Exotisme: mengen van stijlelementen Modernisme: streven naar een bouwkunst volgens de ‘Zeitgeist’

1.7. Histori(ci)sme o

Teruggrijpen naar historische stijlen o o o

o

Invloed van de opkomende archeologie Ideologisch geladenheid: nationalisme, culturele ‘recuperatie’ 1302: gulden sporenslag = gotiek -> emancipatie

In België: Neo-Gotiek

1.8. Neo-gotiek in België o

‘Historische fictie’ o

o

Ideologisch programma o o

o

Nostalgie naar Middeleeuwen als harmonisch, christelijk maatschappijmodel

Vlaamse identiteit (re) construeren Katholieke waarden herstellen

Grote bloei in Vlaanderen o o

Oprichting Sint-Lucasscholen Kerken, openbare gebouwen, private residenties

OPO 31 - Architectuur in Context B, Geschiedenis van de architectuur II

1.8.1. Lois Dela Censerie, Provinciaal Hof, Brugge (1887-1892 ; 1914-1921) o o o o

Moderne rationele structuur Gevel = Neo-gotiek Geïnspireerd op de middeleeuwen Vlaamse identiteit reconstrueren

1.9. Eclecticisme o

Encyclopedische houding ten opzichte van het verleden o

o o

Combineren van concepten, vormen, stijlelementen uit diverse periodes

Heden = culminatie van het verleden Creativiteit ~ vindingrijkheid o o o

Illustratie kennis en kunde van ontwerper Etaleren verfijning van bezoeker of gebruiker Vb: Thomas Cole, ‘The Dream of the Architect’ (1840)

1.10. Eclecticisme in België 1.10.1. L. Dela Censerie, Centraal Station Antwerpen (1894-1905) o o

Combinatie van verschillende vormen en stijlen Centrale trap geïnspireerd op het ontwerp van Michelangelo

1.10.2. Station Luzern (afgbrand 1971) o

Veel gelijkenissen met het centraal station in Antwerpen

1.10.3. Koninklijke Sint-Marie, Schaarbeek (H.D.L. Van Overstraeten, L. Roelandt, G. Hansotte, 1844-1902) o o

o

Romaanse bouwkunst -> rondbogen in aanbouw Nieuwe bouwtechnische methoden -> modern o Koepel met stalen ribben i.p.v. hout o Minder gewicht en grotere perforaties mogelijk Typisch eclecticisme: stijl en vorm worden overgenomen maar met hedendaagse structuur

OPO 31 - Architectuur in Context B, Geschiedenis van de architectuur II

1.11. Exotisme o

‘Extreme’ variant van eclecticisme o

o

Japanse toren en chinees paviljoen, Laken (A. Marcel, 1901-1904) o o

o

Compositie van authentieke elementen en persoonlijke interpretaties uit vreemde en exotische culturen

Japanse toren -> nooit even # verdiepingen Traditionele Chinese architectuur o Interieur vormt geen geheel = Art-Nouveau

Invloed van fotografie en wereldtentoonstellingen

1.12. Modernisme -> niet langer vormen maar processen overnemen o

Hegeliaanse interpretatie van de geschiedenis o

o

o

(Nieuwe) Tijdsgeest v/d 19e eeuw = ‘Moderniteit’ o

o

o

De kunst en architectuur die deze breuk expliciet als uitgangspunt neemt als basis voor een eigentijdse vormentaal en het ‘nieuwe’ als thema neemt noemen we ‘modernistisch’

Centrale vraag: hoe deze vormentaal vinden? Hoe kunnen we een ‘hedendaagse’ cultuur creëren? o

o

Levensconditie die ontstaat door processen van industrialisering, verstedelijking, rationalisering en individualisering: o Maken individu los uit het lokale, familiale en traditionele, er ontstaat een gevoel van ‘breuk’ ‘Cultiveren’ van die breuk in kunst, architectuur, literatuur, … = Modernisme

‘Modernistisch’? o

o

Dialectische evolutie v/d cultuur: mensheid evolueert in ‘sprongen’ o Dialectiek = na dialoog tot een conclusie komen o Niet langer vormen maar processen kopiëren/overnemen Concept van de ‘Zeitgeist’: intrinsiek verband kunst – historische context o ‘Noodzaak’ aan ‘hedendaagse’ stijl die uitdrukking geeft aan de eigen tijdsgeest en loskomt van het verleden

Verschil met historisme, eclecticisme = niet langer vormen maar processen kopiëren; afvragen hoe vormen in het verleden zijn ontstaan

3 Strekkingen: o o o

Frans rationalisme : Eugène-Emmanuel Viollet-le-Duc Duits idealisme : Gotfied Semper Engelse Arts & Crafts : John Ruskin

OPO 31 - Architectuur in Context B, Geschiedenis van de architectuur II

1.13. De traditie van het Frans rationalisme o

Eugène Viollet-le-Duc o

o o o

o

Functionalisme (programma) en materialisme (constructie) o “In de architectuur is het nodig dat men in twee opzichten oprecht is. Men moet oprecht zijn ten opzichte van het bouwprogramma en ten opzichte van de constructiemethoden. (…) Zuiver artistieke kwesties als symmetrie en uiterlijke vorm zijn niet meer dan bijkomende eisen vergeleken met onze hoofdbeginselen.” Herwaardering van de gotiek: structurele rationaliteit; regionale identiteit Eerlijkheid: bouwen met staal niet achteraf met hout of dergelijke afwerken Functie niet wegsteken en materiaal respecteren

Auguste Choisy, Histoire de l’architecture (1899) o

Determinisme: accent op techniek en constructie i.p.v. geniale individuen

1.14. De traditie van het Duits idealisme: Gottfried Semper o

De vier Elemente der Baukunst (1851) o

o o

o

Zoeken naar fundamentele constanten: o Haard: sociaal centrum o Fundering: basis/bescherming o Dak: bescherming tegen regen en de elementen o Omheining/schutting: tegen wind en kou Veranderingen in stijl of vorm -> context (klimaat, cultuur, beschikbare materialen, … ) ~ Evolutietheorie Darwin (The Origin of Species, 1859)

Prinzip der Bekleidung o o

Bekleding/omhulling/ornament als grond/primaat van de architectuur (i.p.v. structuur) Bekleding zorgt voor het architecturale, de architectuur -> overige elementen zijn enkel “bouwen”

1.15. De Engelse Arts & Crafts Movement o

John Ruskin, ‚The Seven Lamps of Architecture’ (1849) o o o o

o

Sacrifice, Truth, Power, Beauty, Life, Obedience, Memory Reactie tegen verlies van spiritualiteit door industriële revolutie. Geen behoefte aan nieuwe stijl wel aan ambacht en traditie: “Beauty must be derived from nature and crafted by man”. ‘Totaalontwerp’: creëren van een harmonische totaalomgeving Morele dimensie van esthetiek: mooi ~ goed; pleidooi voor ‘eerlijke’ architectuur, maatschappelijke verantwoordelijkheid

Vb: William Morris, Philip Webb, the Red House, Bexleyheath, 1859-65 o o

Banaliteit opwaarderen naar kwaliteit (banaliteit = goedkope producten met lage kwaliteit) Harmonisering -> totaalontwerp

OPO 31 - Architectuur in Context B, Geschiedenis van de architectuur II

1.16. Ingenieurs: de ware ‘herauten’ van de moraliteit? o o o

Pragmatische attitude: economie, rationaliteit, snelheid Nieuwe materialen: gietijzer, staal, glas Toepassing in serres, fabriekshallen, stationsoverkappingen, markthallen, bruggen > typische ‘ingenieursesthetiek’

1.16.1. Jules Saulnier, Moulins Menier, 1872 o

Eerste toepassing van een gietijzeren skelet; de baksteengevels zijn slechts een ‘vlies’.

1.16.2. Victor Baltard, Halles de Paris, 1855-1866 o o o o

Orde, systematiek, licht en lucht ifv hygiëne en efficiëntie. Ingenieurs, herauten van de moderniteit Bestaat uit gietijzer en glas Orde, systematiek, licht, lucht, hygiëne, efficiëntie

1.17. Gustave Eiffel: innovatie en esthetiek o o o

Pont du Gabarit (1884), de hoogste brug ter wereld in zijn tijd Eifeltoren in opbouw (1887) Structuur van het vrijheidsbeeld, New York, 1876

1.17.1. Gustave Eiffel, Pont du Gabarit (1884) o o

De hoogste brug ter wereld in zijn tijd Modernisme

OPO 31 - Architectuur in Context B, Geschiedenis van de architectuur II

2. Formele vernieuwing : De Art Nouveau en de eerste modernen 2.1. ‘Art Nouveau’ (1895-1905) o

Overkoepelende benaming voor artistieke ‘tegenbewegingen’ o

o o o o

o

Kernwoorden: o ‘Vernieuwend’ o ‘Jeugdig’ o ‘Bevrijdend’ o ‘Hedendaags’

(Art Nouveau) (Jugendstil) (Sezession) (Modern Style)

Kortstondige bloeiperiode: effect van het nieuwe Formele vernieuwing -> vormelijk Tegenbeweging Jeugdig -> kortstondig

Voedingsbodems o o o o

Reactie op historisme en eclecticisme Ruskin en de Arts & Crafts Movement o Ambacht, ‘Totaalontwerp’, Morele dimensie van esthetiek Constructief rationalisme (Viollet-le-Duc) o Wederzijdse relatie tussen structuur en ornament ‘Japonisme’ o ‘Restraint’ en functionaliteit o Zeer beheerste vormgeving en vakkundigheid

2.2. Art Nouveau in de architectuur: kenmerken o

Organische vormentaal o o

o

‘Totaalkunstwerk’ o

o

Invloed botanische studies en oriëntaalse kunst Vitalisme: materie = leven > vloeiende ‘zweepslag’-lijn

Esthetisch totaalconcept: van deurklink tot structuur

Politiek en maatschappelijk ‘engagement’ o

‘Progressieve’ stijl van industriële elite

2.2.1. Paul Saintenoy, Warenhuis Old England, Brussel (1899) o o o o

Organische vormentaal -> leven uit de natuur Enorm contrast (bewust) met neo-klassieke gevels van het koningsplein uit de late 18e eeuw 1e gebouw in Art-Nouveau stijl Reactie op eclecticisme en historisme

OPO 31 - Architectuur in Context B, Geschiedenis van de architectuur II

2.3. Victor Horta (1861-1947) o

Vooruitstrevende architect (Kapitaliseren en nieuwe architectuur)

o

Leerperiode o Parijs (1878-1880) o

o

Brussel o

o

Stage bij Alphone Balat (prestige-architect) : serres van Laken (1874-1890)

Reeks van 4 private woningen (1895-1905) voor invloedrijke personen o o o o

o

Ecole des Beaux-arts; invloed Viollet-le-duc

Introductie art nouveau esthetiek in de architectuur Vloeiende ruimte-conceptie, dynamische circulatie Totale integratie van structuur en ornament Netwerkevenementen

Niet enkel formele vernieuwing -> ook typologische problematiek o o o

Trap als vloeiende lava en gestold = idee van vitalisten (aparte trap voor dienstpersoneel) Zweepslagmotief -> klimop Aparte trap voorzien voor dienstpersoneel

2.3.1. Victor Horta, Volkshuis, Brussel (1895-1899) o o o o

Investering in sociale rust Centrum van de socialistische partij Horta ontwierp gratis en Solvay betaalde een deel Het gebouw bestaat uit een lichte gevel met op het dak een grote theaterzaal, het mocht geen zware constructie zijn dus maakten ze gebruik van een soort tent met een organische constructie, later werd het afgebroken omdat het qua brandveiligheid niet in orde was.

2.3.2. Victor Horta: Hôtel Van Eetvelde, Brussel (1895-1897) o o

o o

Eetvelde was een belangrijk persoon -> netwerken Trap = gevoel van ruimtelijkheid (belangrijk sociaal gegeven: gezien en gezien worden, een centrale ontmoetingsplek) Huis om te wonen & netwerken Effect van ruimtelijkheid creëren door veel te stappen -> rotonde

OPO 31 - Architectuur in Context B, Geschiedenis van de architectuur II

2.3.3. Victor Horta: Hôtel Tassel, Brussel (1893-1895) o o o o o o o

o

Hotel = chique huis (vroeger) -> private woningen voor invloedrijke personen Netwerkevenementen Probleem: centraal lichtinval en een gang is verloren ruimte Typische gevel en grondplan van Brusselse rijwoning in de 19e eeuw Horta verplaats de ingang naar het midden voor een ruimere circulatie 1e verdieping = belangrijkste De trap (geaccentueerd door de leuning als een soort klimop) is net als een vloeiende massa en verwijst naar het idee van het leven = vitalisme

2 verbeteringen: o o

Circulatie: dienstpersoneel via onzichtbare trap Lichtinval deelt huis in twee

2.3.4. Victor Horta: Hôtel Solvay, Brussel (1895-1900) o

o o

Ruimten worden niet gescheiden door dikke muren o Lichte wanden en veel glas = open gevoel/transparantie Typische gevel en grondplan van Brussels herenhuis in de 19e eeuw Koetsenpoort voorzien met binnenplein waar koets kan stoppen met centrale trappenhal -> je zit direct midden in het gebouw, circulatie en vloeiende ruimteovergangen staan opnieuw centraal

2.4. Henry Van de Velde (1863-1957) o o

Kunstschilder, decorateur, ontwerper (kunst voor de gewone man) Bevrijdende kracht van kunst en esthetiek o o

o

Vitalisme o o

o o o o

Esthetisering loutering en sociale emancipatie Industriële productie onder ‘esthetische controle’

Symbolische betekenis van de vloeiende lijn “Vormen moeten de indruk wekken dat ze leven”

Kunstenaar -> Horta = Architect Mooie zaken maken een beter mens Grondlegger van Bauhaus! Boekentoren Gent = grootste en laatste werk

OPO 31 - Architectuur in Context B, Geschiedenis van de architectuur II

2.4.1. Henry Van de Velde, Huis Bloemenwerf, Ukkel (1895) o o o

o

Art Nouveau Eigen huis Vitalisme = mensen omringen met mooie objecten o Mensen gelukkiger o Materiaal kracht en leven, vormen moeten dynamiek uitstralen Obsessie met het esthetische

2.4.2. Henry Van de Velde, Kunsthochschule, Weimar (1904) o

Kern van het latere Bauhaus

2.5. Charles R. Mackintosch (1868-1928): De tendens naar abstractie o o o o o

Keltische symboliek in de Wilow Tea Rooms, Glasgow Japanse invloeden in de eetkamer in Mackintosh’ eigen woning Invloeden van de baronial style in Hill House, Hellensburh, 1901-02 Keltische motieven als inspiratie -> essentiële kenmerken Formele architectuur

2.5.1. Charles Rennie Mackintosch, Glasgow School of Art, 1897-1909 o

Achergevel geen ramen, oplossing: o o

o

Rechtergevel: o o o

o o o o

Gebouw splitsen Lichtschachten

Ritme Verticaliteit Toren waar trappenhal zich achter bevindt

10 jaar later enkel verticaliteit behouden van de linkerzijgevel Gebouw opgesplitst in studio’s en bureaus Proces van abstractie: gebouw bestaat uit drie lichamen Verticaliteit en open/gesloten

OPO 31 - Architectuur in Context B, Geschiedenis van de architectuur II

2.6. Otto Wagner, Postsparkasse, Wenen (1904-1906) o o o

o o o

o

Lokettenhal: algemeen zicht in details Geveltekening van een ander ontwerp voor de prijsvraag Gevel bekleed met witte marmeren platen -> waterafstotend (vele houten bouten nodig om deze platen vast te maken en worden deel van het ornament) Transparantheid en eerlijkheid Vloer bestaat uit glastegels -> postsorteercentrum ligt hieronder Utilitaire gebouwen o Voornamelijk gebruik gemaakt van industriële materialen: aluminium, staal en glas o Otto brengt deze terug in de bank, materialen die de mensen kennen Lokettenhal is zeer transparant door de glazen koepel

2.7. Adolf Loos (1870-1933): abstractie = intellectuele vormgeving o

Verblijf in de USA (1895-1898) o o

o


Similar Free PDFs