Zwangerschap PDF

Title Zwangerschap
Author Arthur Waes
Course Biologie
Institution Odisee hogeschool
Pages 4
File Size 205.2 KB
File Type PDF
Total Downloads 32
Total Views 128

Summary

Download Zwangerschap PDF


Description

Wetenschappen – De ontwikkeling van een bevruchte eicel • Bevruchting - komt tot stand door de versmelting van de kern van een zaadcel met die van de eicel - een vrouw is vruchtbaar: * rond de eisprong (± de 14e dag van de menstruele cyclus) * ± 3-5 dagen voor de eisprong (zaadcellen kunnen zolang overleven) * ± 24u na de eisprong (eicel kan zolang overleven) Barrières die de zaadcel moet overwinnen vooraleer de eicel bevrucht kan worden (hoofdvraag) 1 de baarmoederhals: behalve in de ovulatieperiode is de baarmoederhals afgesloten door een slijmprop onder invloed van een hoge oestrogeenspiegel. Ongeveer 6 dagen voor de eisprong wordt de slijmprop vloeibaarder. De pH-waarde van de vagina stijgt zodat sperma kan overleven en bevordert de bewegelijkheid van de zaadcellen en wordt vruchtbaarslijm. De vagina is zuur om bacteriën tegen te houden maar ook zaadcellen kunnen er niet tegen. Zes dagen voor de eisprong wordt het minder zuur door het vruchtbaar slijm 2 de spermatozoa moeten een afstand van ongeveer 20 cm afleggen om de eicel te bereiken 3 ze verplaatsen zich in de richting vd eileiders waar ze tegen de stroom vd trilharen in bewegen 4 de eicel is bekleed met de glashuid waaromheen dan nog een stralenkrans van meegekomen follikelcellen aanwezig is Eigenlijke bevruchting: nu kan de versmelting vd kern vd zaadcel met die vd eicel aanvangen (24u)

• Eerste week na de bevruchting (hoofdvraag) Terwijl de bevruchte eicel (= zygote (2n)) afdaalt naar de baarmoeder komen de 1ste delingen tot stand: - binnen 4 dagen: 2 cellen → 4 cellen → 16 cellen → tot 128 cellen = morula - omstreeks de 6e dag: morula → blastula (een hol blaasje): * de voedende laag: één cellaag, zorgt voor voeding en voor de innesteling in de baarmoeder die begint omstreeks de 7e dag na de bevruchting en wordt bevorderd door tussenkomst van enzymen * de embryonale knop: een hoopje cellen die zich binnenin aan één pool bevinden en waaruit zich alle weefsels van het embryo zullen ontwikkelen embryonale knop trofoblast = voedende laag blastulaholte glashuid

• Tweede week (hoofdvraag) - de voedende laag : tast door tussenkomst van enzymen de baarmoederwand aan en brengt zo het innestelen (=nidatie) van het toekomstige embryo op gang. Het ingenestelde leven zal gevoed en beschermd worden door de baarmoeder. Als de innesteling niet gebeurt, is er geen zwangerschap. Nieuwe cellen van de voedende laag groeien tussen het baarmoederslijmvlies en vormen vlokken die voor de vasthechting van het embryo zorgen. De steeds groeiende vlokken staan via hun dunne wand in contact met het bloed van de moeder De innesteling / nidatie heeft 3 belangrijke functies: * onder de baarmoederwand het embryo vasthechten * bescherming 1

* voeding: aanvoer voedingstoffen en afvoer afvalstoffen - de embryonale knop: er vinden celdelingen en celverschuivingen plaats waardoor er in de ontstane celmassa twee lagen te onderscheiden zijn, de kiembladen. De celverschuivingen = kiembladvorming endoderm: het binnenste kiemblad tegen de blastulaholta ectoderm: het buitenste kiemblad tegen de voedende laag

• Derde week (hoofdvraag) - het mesoderm: een derde kiemblad dat onstaat gedurende de 3e week tussen ectoderm en endoderm - als dit proces beëndigd is kan de differentiatie vh embryo aanvangen: organogenese: ieder kiemblad vd embroyoplaat zal in de komende week bepaalde weefsels en organen van het nieuwe individu vormen * ectoderm: huid-en zenuwweefsel * endoderm: spijsverteringsbuis en longen * mesoderm: spieren en skelet en voortplantingsorganen - ontstaan moederkoek/placenta: in de voedende laag ontwikkelen zich vrij snel talrijke haarvaten, de al aangelegde vlokken groeien nog steeds verder en worden nu sterk doorbloed, aan de buitenkant zijn deze vlokken omspoeld door moederlijk bloed. Een hechte verbinding tussen embryonaal weefsel en baarmoederslijmvlies zorgt voor de aanvoer van voedsel en zuurstofgas en de afvoer van afvalstoffen → antistoffen tegen ziekten die de moeder doormaakte worden doorgegeven, maar toxische stoffen kunnen ook worden doorgegeven (van bv. tabak, alcohol, geneesmiddelen), bepaalde virale infecties (bv. rode hond, toxoplasmoze). Hoewel er door diffusie uitwisseling van stoffen plaats vindt tussen moeder en embryo, functioneren de beide bloedsomlopen onafhankelijk van elkaar - rondom het embryo onstaan nu verschillende vruchtvliezen * het amnionvlies: omhult het gehele embryo en produceert het vruchtwater dat vooral als bescherming dient tegen schokken * de dooierzak: vormt bij mensen het eerste bloedvormende weefsel en verdwijnt in een later stadium - in het embryo ontstaat de chorda: de voorloper van de wervelkolom

• Vierde week - morfogenese: de vorm gaat veranderen - organogenese: organen vormen

• Verdere embryonale ontwikkeling Embryonale fase (week 4 – week 8): ontwikkelingsperiode: kritieke fase - organen en orgaanstelsels worden gevormd Foetale ontwikkeling (week 8 – …): groeifase - foetus: zodra in een embryo een mens te herkennnen is - toename grootte

• Hormonale regeling van de zwangerschap - CGT wordt gemaakt vanaf de vrouw zwanger is - de CGT-productie bereikt een maxium tijdens de derde maand - de placenta zal de functie van het gele lichaampje aanvullen en later die functie geheel overnemen en enorme hoeveelheden progersteron en oestrogeen produceren - oestrogeen stimuleert de baarmoedercontracties en progesteron remt 3 hormonen: * oestrogeen: zorgt voor weeën * oxytocine: zorgt voor weeën 2

* prolactine: zorgt dat de melkproductie op gang komt

• Tweelingen Eeneiige tweeling (zelfde DNA) - ontstaan uit 1 eicel die bevrucht werd door 1 zaadcel - hun erfelijke aanleg is dezelfde omdat ze uit 1 dezefde bevruchte eicel voortkomen dus hebben ze hetzelfde geslacht, dezelfde oog- en haarkleur en bloedgroep Twee-eiige tweeling (verschillend DNA) - ontstaan wanneer er bij de eisprong 2 eicellen voorkomen en beide door een andere zaadcel bevrucht worden, beide eitjes nestelen zich elk afzonderlijk in het baarmoederslijmvlies en hebben elk hun eigen vruchtvlies en dus hun eigen placenta - ze lijken net zoveel op elkaar als gewone broertjes of zusjes

• Geboorte Ontsluting de weeën volgen elkaar steeds sneller op, ze drukken het kind en de vruchtvliezen tegen de baarmoedermond. De kringspieren van de baarmoedermond worden uitgerekt en hierdoor ontstaat er een opening waardoor het kind naar buiten kan Uitdrijving als het kind geboren wordt is het bedekt met een laagje huidsmeer (4 functies): * beschermde de baby tegen het vruchtwater * na geboorte bescherming tegen ziekteverwerkkers * temperatuur op pijl houden * beter kunnen glijden door geboortekanaal (vagina) Nageboorte de baby wordt ondersteboven gehouden om mogelijk slijm uit de longen te laten lopen. Vervolgens wordt de navelstreng afgeklemd en doorgeknipt. Hierdoor stijgt het koolstofdioxidegehalte van het bloed van de baby zodat de ademhaling gestimuleerd wordt. → ongeveer een kwartier na de geboorte worden de placenta, de resten vd navelstreng en de vruchtvliezen door weeën naar buiten gedreven

• Lactatie onder invloed van prolactine zal de melkproductie op gang komen. Het kind wordt voor de eerste maal gevoed dadelijk na de geboorte. Er is dan nog geen echte melk, wel een geelachtig vocht. De eerste melk is colostrum. Ze is rijk aan antistoffen en vormt daardoor een natuurlijk afweersysteem voor de baby. Geleidelijk gaat de afscheiding van colostrum over naar die van melk. Vanaf de derde dag komt de melkproductie goed op gang

• Buitenbaarmoederlijke zwangerschap wanneer innesteling van de blastula buiten de baarmoeder plaats vindt. De innesteling vindt dan meestal plaats in een eileider, soms in de buikholte of in een eierstok. Het embryo heeft daar onvoldoende ruimte om te groeien omdat de eierstok te weinig elastisch is

• Miskraam → een deel vh baarmoederslijmvlies wordt samen met het embryo of de foetus afgestoten * voor 2 maanden: ? * na 2 maanden: ? - door oorzaken bij de moeder: bv. onvoldoende progesteronproductie door de placenta 3

- door oorzaken bij embryo/foetus: bv. door een erfelijke afwijking niet levensvatbaar

4...


Similar Free PDFs