Title | Pathologie zwangerschap |
---|---|
Author | Heleen Knaepen |
Course | Pathologie |
Institution | UC Leuven-Limburg |
Pages | 52 |
File Size | 1.1 MB |
File Type | |
Total Downloads | 48 |
Total Views | 131 |
samenvatting pathologie zwangerschap Verhaege...
PATHOLOGIE VAN DE ZWANGERSCHAP: MEDISCHE ASPECTEN H1. DIABETES 1. VERANDERINGEN Verandering in glucosemetabolisme o Eerste verandering in begin ZS: glucose van de moeder gaat naar het embryo/foetus/placenta (veel glucose nodig) - Glucose gaat door de placenta naar het kind via glucosetransporters (GLUT) =gefaciliteerde diffusie (volgt de gradiënt met extra stuwing) continuïteit van glucose - “steal effect”: glucose wordt gestolen van de vrouw door de baby. □ Nuchtere conc van glucose is lager in de ZS (einde): +/- 69 mg/dl □ Meer hypo’s komen voor door diabetes Glucose is de belangrijkste energie bron ANTIDIABETOGENE VERANDERING Tweede helft zwangerschap (>24 weken) o Zsdiabetes is afhankelijk van: maternaal vet stijging (basale BMI en gewichtstoename*) o De placenta produceert progesteron en humaan placentair lactogeen (HPL) - De patiënt wordt door deze hormonen ongevoeliger voor insuline= insulineresistentie (*) insuline zorgt voor opname van glucose in de cellen - Insuline heeft functie in de spieren (verbranding), lever (glycogeen) en vetten (triglyceriden) o Door resistentie blijft glucose langer in bloed, opname van glucose is verminderd o Na maaltijd ++ komt dit vooral voor = postprandiaal DIABETOGENE VERANDERING ZSDIABETES Vanaf 2e trimester insulineresistentie, gluc blijft langer in bloed ZS diabetes uit zich vooral postprandiaal afhankelijk van persoon tot persoon. Bij meerlingen is er meer resistentie door meer hormonenproductie.
1
2 soorten: Voorafbestaande diabetes = pregestational DM Zsdiabetes = gestational DM
2. PREGESTATIONAL DM TYPE 1 Oorzaak: betacellen weinig tot geen productie - Aantasting betacellen (onomkeerbaar) □ Auto-immuun (genetisch) □ ZZ viraal Vaker op jonge leeftijd, kan ook >30j voorkomen Sympt: - Persoon is zwak en moe - Gluc trekt H2O aan door osmose => osmotische diurese polyurie, want gluc wordt verdund door H2O dehydratatie - Gluc bereikt de hersenen minder goed BWZ daalt, coma of ketoacidose coma, vermagering, zwakte - Er bestaan 2 coma’s: hypoglycemische coma en hyperglycemische coma
TYPE 2 Oorzaak: insulineresistentie - Genetisch (receptoren van insuline)= familiale component - Hogere adipositeit (vethuishouding) - Visceraal vetweefsel > subcutaan vetweefsel - Intrabuikvet is slecht contact met lever en invloed op glucosemetabolisme - Neem toe met de leeftijd, weinig symptomen Type 1 komt meer voor dan type 2 bij zwangeren Stunting obesitas: vaak kleine baby’s in lengte door minder voedingsmiddelen later grotere kans op ontwikkeling obesitas bv. Zuidoosten, Zuid India..
AANPAK PREGESTATIONAL DM Tijdens arbeid/kraambed - Inductie 38-39/40 weken, niet over VBD voorkomen van O2 nood + foetaal lijden en MIU, maar er is ook kans op vetraagde maturatie dus niet te vroeg inleiden - Tijdens arbeid: glucose (5-10%) en insuline titratie-infuus (actrapid 1-2u controle), CT’s verbruiken veel glucose - Cave. Indaling “macrosomie”: continue CTG, niet teveel eten want verhoogde kans op secundaire sectio (high in risk) - Kraambed: BV stimuleren (kan minder goed verlopen door sectio, zuigreflex..), insuline aanpassen na placentaire fase want bron van resistentie is weg insulinedosis halveren 2
-
“honeymoon” situatie van diabetes hebben weinig insuline nodig kort na bevalling (duurt paar dagen), later insulinedosis van voor de ZS nodig, bij honeymoon oppassen voor hypo’s
Baby - Bij moeder indien mogelijk + glucosecontrole, op materniteit of medium care neonatologie
3. GESTATIONAL DM =Zwangerschapsdiabetes
DEFINITIE Insulineresistentie stijgt en er is sprake van stunting adipositeit Risicofactoren: - BMI + buikomtrek (corpulentie vaak korte en dikke mensen) - Etniciteit - Leeftijd Fat free mass daalt, fat mass stijgt stijging bloeddruk, insulineresistentie stijgt naarmate de leeftijd (fysiologisch) => correlatie met leeftijd en zsdiabetes is lineair - Familiale geschiedenis T1DM en T2DM - Voorgeschiedenis van ZSdiabetes - Polycystische ovariumsyndroom (wordt bepaald door dezelfde risicofactoren als Zsdiabetes) verminderde vruchtbaarheid en gebeurt in lange segmenten (geen cyclus) Placenta: meerlingZS Glucocorticoïden voor longrijping om preterme arbeid te voorkomen heeft invloed op gluc metabolisme => meer kans op hyperglycemie
AANPAK GDM 1. Screening Van totale zwangerschapspopulatie mensen kiezen met verhoogd risico GCT (glucose challenge test): positief gesteste mensen = + screenees Niet nuchter, 1 meting Nevenwerking: nausea, maar is lager als men maar 1 meting doet ipv meerdere Grens 300mg proteïnen = preeclampsie
GEVOLGEN BINNEN ZWANGERSCHAP Placenta: spiraalarteries - Vanaf 90 mmHg diastolische druk begint geboortegewicht te dalen (negatief effect op geboortegewicht) - Foetus krijgt minder bloed - Spiraalarteries zorgen voor de doorbloeding van de baarmoeder - Deze lopen van de buitenkant BM naar de binnenkant en monden uit in de intervilleuzeruimte - Trofoblast infiltreert de wandenen vernietigt de de spierwand waardoor deze verbreedt - Bij hypertensie ontbreekt deze verbreding, er ontstaat een enorme jet/whirl van bloed doorheen de arteries, er is een verminderde bloedtransfer rem op de groei foetus Ruptuur van de placenta * - Hematoom vormt zich achter de placenta abruptio placentae Trombose van spiraalarteries * - Stuk van de placenta wordt niet meer bevloeid = placenta infarct *foetaal lijden en MIU
22
5. PRE-ECLAMPSIE Diastolische bloeddruk >90 >2x per dag = HT + proteïnurie = ZS vergiftiging, toxicose/toxemie, PET (pre-eclampsie toxicose)
6. ECLAMPSIE = moederstuipen Oedeem van de hersenen prikkelbaarheidstoestand Leidt tot convulsies – tonisch clonische convulsies (eerst STOP stijfheid, dan schokken) = epileptisch + oedeem ogen/gezicht=typsich bij beide vormen eclampsie
7. OORZAKEN PREECLAMPSIE Afhankelijk van trofoblastinvasie in de bloedvaten van de moeder diepte bepaalt ontwikkeling van pre-eclampsie PE= slechte/oppervlakkige invasie van trofoblast = repercusie van het bloed
23
~ vorm van rejectie: foetoplacentair transplant Placenta minder bevloeid => dysfunctioneel Eenmaal transplant (placenta) verwijderd (bevalling) genezing
8. PATHOFYSIOLOGISCHE GEVOLGEN Placenta vertoont slechte invasie ischemie/verminderde doorbloeding Veel placentaire elementen in het bloed van de moeder: Endotheelschade - Eerst bij nieren (glomeruli) schade, lekken lek van eiwitten □ Proteïnurie □ Conc. proteïnen in bloed daalt (albumine conc. daalt) proteïnen zorgen voor dat vocht in bloedvaten blijft, bij lage concentratie ontstaat er vochtverlies in 3e ruimte/extracellulaire ruimte » Oedeem t.h.v. hersenen, ogen, longen, algemeen Activatie bloedstollingscascade - Ontstaat DOOR endotheelschade - Wil gaten dichten in endotheel - Er komt geen einde aan schade door pre-eclampsie □ Elementen geraken uitgeput “dweilen met de kraan open” □ Bloedplaatjes dalen, stollingsfactoren dalen HELLP syndroom Vasoconstrictie - Ontstaat DOOR endotheelschade - Bloedvaten trekken samen - In ZS: BD = HD x perifere weerstand (stijgt) (daalt) - Door vasoconstrictie stijgt de perifere weerstand BD stijgt
8. WIE IS ER VOORBESCHIKT? Eerste ZS (primigravida) - Met partner X - Tijd van semencontact partner X, hoe meer immuniteit (hoe langer de duur), hoe minder de kans op PE - Immunologische tolerantie (hoe meer tolerantie, hoe lager kans op PE) Grote placenta - Hogere kans op PE veel trofoblast meer kans op trofoblast in bloed moeder - Bv. meerlingZS, diabetes, Rh incompatibiliteit, MOLA ZS Voorbestaande vasculaire schade - Chronische hypertensie (endotheelschade) 30% - Langbestaande diabetes (microangiopathie), nieren Obesitas - Risicofactor voor PE vooral corpulent type (kort en dik)
24
-
Uterine constraint: de BM evoulueert naar een bepaalde grootte=individueel (groei baby wordt bepaald door expansie BM) Bij obesitas: BM vaak tot max. maar conceptieprodcuten willen dat verder uitbreidt => geeft hogere kans op placentaire factoren in bloed moeder
9. COMPLICATIES CZS Oedeem - PE + voortekens eclampsie eclampsie/convulsies □ Voortekens: hoofdpijn (boven ogen), scotomen/lichtflitsen, breukvlakstoornis □ Als voortekens ernstiger worden: fotofobie, cognitie daalt, BWZ daalt, hyperreflexie (kniepeesreflex, bicepsreflex), clonus “twitchings” ( eclampsie), oedemen rond de ogen CVA/bloeding (zeldzaam) - sequellen
OGEN Oedeem istus lichtflitsen, fotofobie, tijdelijke blindheid Oedeem kan ook leiden tot netvliesloslating (BD daalt en/of stijgt) blijvende schade, blindheid, moet naar oogarts!
MOND Oedeem t.h.v. de mond + tong (gezwollen en dik) + stembanden Tongzwelling kan leiden tot intubatieproblemen bij bv. sectio - Daarom eerste keuze CSE - Altijd senioranesthesist aanwezig (altijd met 2 anesthesisten bij PE)
HART & LONGOEDEEM Longoedeem: kortademigheid orthopnee dyspnee (saturatie daalt) Legt druk op hart: hartfalen werkt longoedeem in de hand, meer oedemen, meer dyspnee
LEVER & STOLLING HELLP syndroom -> activatie bloedstolling (“hemolyse elevated liver enzymes and low platelets”)
Hoe gaat bloed door de lever? - Via sinusoïden (bloedkanalen) naar het midden van de lever, -
vormen gaten (gelijk een spons) Heel smalle kanalen, door activering stollingsfactoren geraken als eerste verstopt
□ Verstoorde leverfunctie » Geraakt ontstoken pijn leverstreek + over de maag (vaak miskend door huisarts) » Nausea, minder eetlust, malaise □ Hemolyse (RBC geraken beschadigd) 25
» Anemie moeheid, malaise, bleek, futloos » Veel Hb vrij in urine: hemoglobinurie=heel donkere urine, “coca-cola aspect” □ Uitputting stollingsfactoren (BP dalen) » Grotere bloedneiging (bv tandvleesbloeding, punctieplaatsbloeding...) NIEREN
Proteïnurie Vasospasme/constrictie - Arteria renalis vaak eerst aangetast: lagere urineproductie □ Oligurie < 500ml/dag (PO H2O) □ IV 75-80ml/u geven □ 30ml/u diurese (vochtafvoer) □ < 30ml/u diurese oligurie Daling nierfunctie - Serum creatinine stijgt (2-3x)
UTERUS & PLACENTA Spiraalarteriën worden niet goed gevormd - Verminderde groei - Hogere kans op abruptio □ foetaal lijden □ MIU - Trombose spiraalarterie □ Placenta infarct □ Foetaal lijden □ MIU
10. ZEKERHEID DIAGNOSE PE Meerdere keren BD gemeten Proteïnurie 26
-
Opname nodig in zkh PE: maternale en foetale morbiditeit en mortaliteit verloop erg onvoorspelbaar! Observatie moeder en kind - Moeder: □ BD profiel: geen dagritme + evt. Stijging in nacht » Normaal: hoogste BD ’s ochtends, laagste BD ’s avondslaat/’s nachts » PE: kan zelfs ’s nachts hoger zijn dan ’s ochtends, altijd hoog » Grafiek:
-
□ Rust=belangrijk, BD best meten op linkerzijligging □ Urinedebiet bijhouden » 500g/d bijkomen = snelle evolutie Kind: □ Foetaal welzijn » CTG op verschillende tijdstippen (60-80 min per dag) □ Foetale groei op echografie + doppler voor doorbloeding (2x per week)
Wat heeft geen zin? Zoutloos dieet want BD stijgingis gevolg van iets, geen beginpunt + foetus heeft zouten nodig!
11. ANTIHYPERTENSIVA OBJECTIEF Geen normalisatie nodig, maar: complicaties vermijden bv. hersenbloeding, nierfalen Diastolische bloeddruk 80-100 mmHg Beperkte daling (niet volledig) Minder medicatie nodig: - Labetalol (Trandate®) IV □ Hartdebiet stijgt, minder vasospasmen mild □ Dosis: 2x100mg, 3x100mg... 1200mg max - Nifedipine (Adalat®) NIET IV 27
-
□ Grote stijging vasodilatatie (werkt snel) □ Cave. Hoofdpijn □ Wordt vaak gebruikt als tweede medicatie □ 30mg-120mg Methyldopa (Aldomet®) NIET IV □ 3x250mg □ Oudste medicament, werkt op centrale BD/centrum in de hersenen □ Lang termijn studies
ERNSTIGE HYPERTENSIE Transfer VK Arterie catheter voor continue bloeddrukmeting
12. ANTICONVULSIVA OBJECTIEF Eclampsie voorkomen of behandelen
INDICATIE Starten op: Voortekens eclampsie (zie eerder) GEEN anti-epileptica Mg Sulfaat IV (IM) - Oplaaddosis: 4g over 20 minuten - Onderhoudsdosis: 1g over 60 minuten monitoring Mg concentratie in bloed om de 6u (~2,0 mmol/l) - Voor PE: oplaaddosis Mg SO4 + Valium® 10mg IV BWZ daalt, slaap, altijd zijligging want kunnen tong inslikken
PREVENTIE + BEHANDELING Magnesiumsulfaat: T.h.v. motorische eindplaat Stabiliseert connectie van motorneuronen + spieren Werkt niet op de hersenen, zorgt alleen voor rustige spieren
KLINISCHE TEKENS OVERDOSAGE Spierkracht daalt: Laat ze hard mogelijk in de hand knijpen Oogspieren (vaak eerste spieren): dubbelzien (kan ook PE zelf zijn)
13. METHODE BEVALLEN Vaginaal als kan, sectio als het moet 28
SECTIO Mater urgentus/terminus - Eclampsie (eens vrouw gestabiliseerd bevallen) - Longoedeem (dyspnee), al dan niet hartfalen - Oncontroleerbare hypertensie triple therapie (3 medicamenten) - Ernstig HELLP syndroom (2e/3e crisis) urgenties onafhankelijk van ZS termijn - Als geen urgentie: □ Opname + watchful waiting □ Milde PE 37w inductie : vaginale bevalling of secundaire sectio □ Matige PE 34w (vanaf traumatisch PTSS Volgende ZS: - Lage dosis aspirine (asaflow) als preventie □ Stollingsactiviteit minder □ Meeste zin bij mensen met ernstige PE en HELLP syndroom
29
H8. BLOEDGROEPIMMUNISATIE 1. ALGEMEEN Antigenen op RBC antistoffen worden gecreeërd hemolyse (~malaria aanval)
ABO SYSTEEM
A AA AO anti-B antistof B BB BO anti-A antistof AB AB geen antistof O OO anti-A en anti-B antistof
RHESUS SYSTEEM Rhesus C, D en E - D meest immunogeen, meeste kans op reacties Rh + je hebt D-antigeen: DD of Dd (85%) Rh - je hebt geen D-antigeen: dd (15%) Universele donor = O neg Andere antigenen “irreguliere” antigenen + antistoffen bv. Kell, Duff... Rh IMMUNISATIE Moeder Rh – (dd) en vader Rh + (Dd of DD) 100% kans Dd 50 % kans Dd, 50% dd Als moeder negatief, kind positief: foetoplacentaire “lek” van D antigenen naar moeder foetomaternele transfusie D antigen contact D antistof IgG tegen D antigen blijven levenslang Kunnen in zelfde of volgende ZS door placenta gaan (IgG passeren placenta) => Hemolyse bij de foetus 1 ml bloed geeft reactie!
2. CONDITIES “LEK” Bevalling (grootste kans) placenta los wonde foetale RBC in moederlijk bloed Antenataal: - Trauma (val, geweld) - Miskraam - EUG - Amniocentese - Externe versie Postpartum: revisie/curettage Grootste risico’s ! Typsich: moeder immuun bij eerste bevalling 30
Vanaf tweede kind hemolytische ziekte Immunisatie: vaker ABO compatbiliteit Moeder AOvader AO+ AA+ kind IgG ++ bij zelfde BG: grotere immuunreactie
3. PREVENTIE Rh IMMUNISATIE Moeder Rh negatief: Boekingsraadpleging/intakegesprek - BG bepaling - BG partner? - Indirecte Coombs test □ Screening immunoglobulines naar IgG tegen RBC antigenen? antistoffen tegen RBC? □ Screening positief: vrouw heeft ergens immunisatie opgelopen » Transfusie (PC) » Foetomaternele transfusie bv. Vorige ZS » Identificatie: in tweede tijd tegen welk antigen bekijken (ABO, CDE, irreguliere antistoffen » Titratie: ernst van immunisatie bepalen 1/1 = normaal 1/2.... 1/4... 1/16... 1/256.... veel meer antistoffen ookal verdun je 4x, 16x, 256x Indirecte coombstest negatief - Potentiële lek: vermijden van reactie door exogene anti-D immunoglobulines - Rhogam®: natuurlijk product (uit vrouwen die geïmmuniseerd zijn), voorraad is eindig - Vermijden van endogene reactie door Rhogam (werken 6-8 weken) - Potentiële lek: miskraam, bloeding... In bloed vrouw bepalen of foetus Rh + is Vergelijkbaar: NIPT rond 27 weken moeilik
4. KLINISCHE Rh IMMUNISATIE Indirecte Coombs positief: - Identificatie IgG D - Titratie: belangrijke prognose 1/16, 1/256.. - IgG gaat door de placenta en zorgt voor hemolyse van de RBC bij de foetus hemolytische ziekte Als positief opvolging titratie om de 4 weken Vanaf 20 weken: echografie (zie verder) Gevolgen van hemolyse foetus: - Hb en Bilirubine □ In vruchtwater □ Door bloed-hersenbarrière (ongeconjugeerd) hersenschade “kernicterus” (kernen CZS) » Mentale retardatie 31
-
-
» Psychomotorische retardatie RBC aanmaak stijgt □ Milt/lever » Vergroting van de lever » Leverdysfunctie door grote opeising » Minder albumine » Kind gaat opzwellen, oedeem foetus = hydrops + ook over placenta hydrops foeto-placentalis Hartfalen □ Door oedeem rond hart + te weinig O2 en Hb
Gevolgen hemolyse foetus voor de moeder: - Verhoogde kans op pre-eclampsie: snel evoluerend (enkele dagen naar eclampsie) - Oedeem +++ = “mirror syndroom” situatie mama gaat gelijken op situatie foetus: oedeem, hartfalen => snel op intensieve zorgen belanden Echo op 20 weken: - Hydrops? - Milt? Lever? Placenta? Vruchtwater? Cordocentese: - Hb? PC transfusie (IU) 3-4x tijdens ZS, via umbilical vene Hb en PC Preterme geïnduceerde verlossing (v.a. 34 weken) - Overleving in BM is dan kleiner dan EU - Immunoglobulines kunnen nog lang aanwezig zijn bij de foetus postnatale transfusies ABO immunisatie vaak milder: - AA en BB AB - Moeder kan aanvallen door anti-B antistoffen milde hemolytische ziekte (intra-uterien heel zelden) - Milde postnatale hemolytische ziekte hyperbilirubinemie Irreguliere Ag As - Intra-uteriene hemolytische ziekte - Ook bij Rh+ indirecte Coombs doen vanwege irreguliere antistoffen alle zwangeren!
H9. BLOEDINGEN IN DE ZWANGERSCHAP 1. NORMALE BLOEDINGEN BEGIN ZS = implantatiebloeding “teken van Hartmann” Wanneer blastocyst inplant + afkapseling aan de overkant korst valt af “decidua capsularis” 32
+/- 14 dagen na de ovulatie, “lichte bloeding”, geeft aanleiding tot atypische menstruatie (1-2 dagen
EINDE ZS Baarmoederhals is 9 maanden lang met veel slijm in, groeit vast in cervix Als cervix verstrijkt + dilateert tekenen/slijmprop verliezen/”show” Tijdstip heel variërend per individu (weken tot bevalling zelf), kan bloed mee gepaard gaan geen voorspellende factor!
2. OORZAKEN ABNORMAAL BLOEDVERLIES Eerste helft zs Miskramen Ectopische zs MOLA zs Gynaecologische bloedingen niet pijnlijk, wel vaak aanhoudend Bv. binnenkant cervix = fragiel geworden snel contact kan leiden tot bloedingen (+ ontlasting) Bv. poliep in cervix Bv. tumor of krater in cervix kanker Bv. ectropion, binnenstebuiten draaien van de cervix
Tweede helft zs Placenta praevia Abruptio placentae Uterusruptuur
3. EERSTE HELFT ZWANGERSCHAP MISKRAAM Definitie = intra-uteriene vrucht sterf wel of niet expulsie van de niet viabele vrucht menstruatie) □ Pijn ++ (> menstruatie) - Klinisch onderzoek: □ Cervix ontsloten □ Bloedverlies + eventueel weefsel - Echografie: □ Desintegratie van de vruchtzak + embryo met +/hartactiviteit + bloedklonters Volledig miskraam - Alle miskraamproducten zijn afgestoten - Symptomen: □ Bloedverlies 0, +, ++ - Klinisch onderzoek: □ Cervix gesloten □ +/- geen bloedverlies - Echografie: □ Lege BM holte Onvolledig miskraam - Blijven nog stukken achter - Symptomen: □ Bloedverlies + □ Pijn 0, + (menstruatie) - Klinisch onderzoek: □ Cervix niet volledig gesloten □ Bloedverlies + - Echografie: □ Resten van de vruchtzak □ Klonters Missed abortion - Primaire vruchtdood - Ziet dooierzak maar geen hartactiviteit - Op een bepaald tijdstip geen verdere evolutie, embryo sterft - Kan weken bestaan duurt lang voor BM dit doorheeft, expulsie kan lang duren - Symptomen: □ Bloedverlies: eerst niks, later wel bloedverlies (enkele weken) □ Pijn 0 - Klinisch onderzoek: □ Cervix gesloten, geen bloedverlies 34
-
Echografie: □ Niet evolutieve zs □ Geen embryo (lege vruchtzak) □ Of embryo zonder hartactiviteit
Septisch miskraam (ZZ) - = combinatie miskraam en infectie van de baarmoeder door gedesi...