Samenvatting Algemene Pathologie PDF

Title Samenvatting Algemene Pathologie
Course Pathologie
Institution Thomas More
Pages 20
File Size 378.6 KB
File Type PDF
Total Downloads 87
Total Views 134

Summary

Download Samenvatting Algemene Pathologie PDF


Description

Algemene pathologie 1. diabetes mellitus A. diabetes = frequent voorkomende chronische ziekte  onvoldoende productie van insuline of onvoldoende werking van de insuline  te weinig glucose(energie) in de cellen  stijging bloedsuikergehalte(=glycemie) = hyperglycemie # suikerhuishouding: tekening - na maaltijd; opname glucose + opslag glucose o.v.v. GLYCOGEEN - tussen maaltijden; dalende glycemie, GLUCAGON zet glycogeen om in glucose - inspanning; adrenaline zet glycogeen om in glucose - vasten; cortisol, gluconeogenese in de lever DUS: stijging glycemie via glucagon, adrenaline en cortisol & daling glycemie via insuline # soorten diabetes: TYPE 1 (10%) TYPE 2 (90%) = onvoldoende productie insuline = onvoldoende werkzame insuline Kinder en jong volwassenen ( 40j, obesitas, weinig lichaamsbeweging SYMp; korte tijdspanne, zeer uitgesproken SYMp; geleidelijk niet opmerkbaar  urineren, dorstig, vermageren en vermoeidheid --< zelfde symp als type 1 *zwangerschapsdiabetes = diabetes door hormonale verandering in de 2 de helft van de zwangerschap, verdwijnt 9/10 na zwangerschap. * diabetes door pancreasaandoening of door hormonen (cortisol, groeihormonen,…) # fysiopathologie: insulineproductie verstoord…. - glucosemetabolisme: glucose nt meer opgenomen in cel.  stijging glycemie  glucosurie  polyurie  dorst  polydipsie  stijging ADH DUS: urineweginfecties en vermagering - eiwitsynthese vermindert: eiwitafbraak in de cel DUS: vermoeidheid, adynamie en gevoeliger voor infecties - vetafbraak in de cel thv lever-, spier- en vetcellen DUS: opstapeling vetzuren (= atherosclerose) en vorming ketonen (keto-acidose = coma) # diagnose TYPE 1: obv symptomen + bepaling bloedsuikergehalte Nuchter = >126mg/dl Nt nuchter = > 200mg/dl TYPE 2: per toeval bij routine bloedonderzoek * indien suiker in urine wordt aangetroffen wilt dit niet zeggen dat men diabetes heeft. Nieren scheiden pas suiker ui wanneer nierdrempel bereikt wordt. DUS: enkel bij verhoogde bloedsuikerwaarde. B. insuline = natuurlijk hormoon dat gevormd wordt door de -cellen in de pancreas. Ftie: glucose in de cel brengen voor energie (spier-, vet- en levercellen) Werk: insuline bindt op bepaalde receptoren op het celmembraan. Hierdoor gaan bepaalde poorten open die de glucose in de cel laten. # aanmaak en soorten insuline VROEGER: varkens of runderen insuline LATER: “genetische manipulatie” van de menselijke insuline

type Duur v/d werking Snelwerkende insuline (=heldere vloeistof ) Klassiek snelwerkende 5 à 6 u (werkt na 20min.)

piekperiode

Inspuiting

Na 1 à 1,5 u

Ultrasnelwerkende 2 à 4 u ( werkt na enkele insulineanalogen min.) Traag werkende en intermediaire werkende insuline Klassieke intermediaire 12 – 18 u

Na 1 u

Half uur voor het eten Hoog BSG , vroeger inspuiten en laag BSG vroeger inspuiten Onmiddellijk voor de maaltijd

4à6u

Langwerkende insuline Stabiel BSG 24u geen analogen * insulinemengsels = kant-en-klaar mengsel, traag- en snelwerkende insuline U100-insuline  insuline met concentratie van 1000 eenheden per ml

Inspuiting op vast tijdstip, soms extra inspuiting Vast tijdstip

# toedienen en bewaren van insuline insuline wordt het best bewaard tussen 2° en 8° tot de vervaldatum. Hoge temperaturen verminderen de activiteit van de insuline hoe? (Wegwerp)spuiten: wegwerpspuit niet herhaaldelijk gebruiken voor ziektes en huidproblemen insulinepen: duurzame pen om voorgevulde patronen mee te injecteren insulinepomp: permanent toestel dat continu kleine hoeveelheid insuline inspuit waar? Buik, bovenbeen of billen. De insuline moet wel in de onderhuidse vetlaag worden ingespoten. Opnamesnelheid is ook afhankelijk van de lichamelijke inspanning na de inspuiting. Bij inspuiting in de buik moet de omgeving van de navel worden vermeden. Wanneer? Roteer regelmatig van plaats van inspuiting om huidproblemen te vermijden. Elke volgende inspuiting moet min. 3cm van de vorige zijn. Verwisselen ook onderling van links en rechts en van plaats. Huidproblemen: atrofie(kuilen) afname van weefsel door onzuiverheden en hypertrofie(bulten) door slechte rotatie van inspuiting. Spuitangst; - gebruik van insulinepen Aandachtspunten bij insulinepen; controle pen, patroonhouder. Pen rollen of kantelen. Spuitplaatsen controleren en veranderen. Naald max. 4x gebruiken. Pen op kamertemp. En insuline 2°-8° - gebruik insuline pomp (nabootsing pancreas) (+) scherpe diabetes regulatie, vast voedingsschema (-) deel van je leven, storingen/verkeerde werking van de pomp. Intensievere zelfcontrole C. medicatie = medicatie is belangrijk bij de behandeling vabn type 2 diabetes. Maar beheersing van lichaamsgewicht en gezonde/evenwichtige voeding is niet weg te denken. BLOEDSUIKERVERLAGENDE MEDICATIE: - voor betere werking van de insuline (1) grijpt in op de lever - voor bevordering van het vrijstellen van insuline uit de pancreas = SECRATAGOGEN (2) grijpt in op de pancreas - voor verminderde suikeropname vanuit de darmen (3) grijpt in op de dunne darm - voor inwerking op de secretines (hormoon dat na maaltijd wordt afgescheiden, insulineproductie stimuleren en glucagonaanmaak remmen) (4)

1.1) biguaniden

Werk:

betere insulinewerking thv cellen (makkelijkere glucose opname van de cellen) daling glucoseopname snelheid thv darm (gelijkmatige opname) remming glucosevorming vanuit leverreserve Nwerk: misselijkheid, krampen, diarree, opgeblazen buik en metaalsmaak

1.2) Thiazolidinesdiones Werk: verbetering insulinegevoeligheid Beïnvloedt glucose- en vetmetabolisme Nwerk: gewichtstoename en oedeem 2.1) sulfonylurea Werk: insuline vrijstelling stimuleren Nwerk: hypoglycemie 2.2) Gliniden Werk: zelfde maar verkorte werking als sulfonylurea ! 15 – 30 min innemen voor maaltijd en nooit verhoogde dosis nemen. Combinatieproducten: metformine, verbeterede werking van insuline 3)glucosidaseremmers werk: bemoeilijkt vertering van meervoudige koolhydraten -> minder stijging bloedsuikerspiegel 4.1) incretinemimetica Werk: werking lichaamseigen incretines nabootsen. Lange werking – moeilijk afbreekbaar Nwerk: maag en darmklachten 4.2) DPP-4 remmers Werk: blokkeren enzyme DPP-4, verantwoordelijk voor de snelle afbraak van incretines Nwerk: maag- en darm stoornissen, infecties van de bovenste luchtwegen. ! in combinatie met metformine hypo’s Algemene aandachtspunten bij tabletgebruik: - onvoldoende werkzaamheid bij koorts en na chirurgische ingreep - bij lever- en/of nierstoornissen gebruik insuline, gn tabletten - geen gebruik van tabletten tijdens zwangerschap, schaadt kind - bij lichaamsverzuring (vormingen ketonen ) dringend toedienen insuline, geen tabletten ! tabletten en alcohol kunnen in kleine hoeveelheden worden toegelaten. Er kan wel een “flush” ontstaan rood en warm aangezicht.(zeer vervelend) D. verwikkelingen D.1 acuut # hypoglycemie = te lage bloedsuikerwaarde oorz.: hoeveelheid insuline niet afgestemd op glucoseaanvoer en –verbruik. (vb. Veel beweging uitgestelde maaltijd) symp.: beven, hartkloppingen en zweten (zenuw) troebel zicht, concentratiestoornis, hoofdpijn, duizelig – bewusteloosheid= hypoglycemische coma (hersen) behd.: snelle suikers geven, beter voorkomen (4à5 druivensuikers of ¾ frisdrank) # hyperglycemie = te hoge bloedsuikerwaarde (250mg/dl) oorz.: gebrek aan insuline of niet werkzame insuline symp.: veel plassen/drinken, droge tong/”plakbek”, misselijk, buikpijn, vermoeidheid, vermagering gevl.: te kort aan glucose in de cel zorgt voor overschakeling naar vetverbranding. Bij vetverbranding worden vetzuren omgezet tot ketonen, lichaamsverzuring = keto-acidose door verhoogde lypolyse hyperosmolair = dehydratatie door verhoogde glucose in urine, osmotisch effect Dawn-fenomeen = onvoldoende insulinewerking in vorege ochtend. Aan einde van nachtrust worden hormonen geproduceerd die insuline tegenwerken. Somogyi-effect = hypoglycemie tijdens slaap waar doorheen wordt geslapen. BSG wilt terug omhoog, hormoon met tegenwerking insuline wordt geproduceerd. *lichaamsbeweging; verhoogt insulinegevoeligheid -> minder insuline nodig. Hypo opvangen met extra koolhydraten * ziekte; verhoogt insuline resistentie. Meer insuline nodig doch geringere voedselinname

D.2 chronisch = behandeling van diabtees op lange termijn. Goede glycemieregeling en een goede hbA1c waarde(7%). hbA1c = gegycleerd(=versuikerd) hemoglobine. Hemoglobine is de rode kleurstof/ eiwit waaraan glucose zich kan binden. Hoge hbA1c waarde komt door hoge bloedglucose. # micro-angiopathie = aantasting van de kleine vaatjes thv ogen en nieren - diabetisch retinopathie, aantasting van de retinabloedvaten (ogen). Bijziendheid ontstaan door verhoogde suikerconcentratie in de lens, met als gevolg dat de lens zwelt. Herhaaldelijke lenszwelling leidt tot lensvertroebeling of cataract. 1ste stadium; kleine bloedingen/vochtlekkages van de kleine haarvaten in het netvlies 2de stadium; kleine haarvaten slibben dicht en er ontstaat een zuurstof te kort, vorming van nieuwe minderwaardige bloedvaten 3de stadium; nieuw gevormde bloedvaten verschrompelen en trekken netvlies los -> definitieve blindheid - diabetisch nefropathie, aantasting van de glomeruli (nieren). Door langdurige hoge bloedsuiker worden de kluwen en bloedvaatjes van de glomeruli beschadigd. 1ste stadium; poriën filteren niet meer de eiwitten, “albumine in de urine) micro-albuminurie wordt macroalbuminurie 2de stadium; verstopping van de bloedvaatjes, filterfunctie daalt, schadelijke stoffen worden niet meer gefilterd en er ontstaat een bloedvergiftiging. Behnd.: kunstnierbehandeling of niertransplantatie # macroangiopathie = aantasting van de grote bloedvaten (atherosclerose) atheromatose geeft aantasting van de grote bloedvaten; OL, hart en hersenen. Door verhoogde bloedsuikerwaarde wordt het bloed stroperig en verhoogt de druk op de bloedvatwanden. Ook wordt het tevens plakkeriger waardoor bloed blijft plakken en diameter van de bloedvaten vernauwt. Diabetici hebben dus een verhoogde en vervroegde kans op hartinfarcten en hersentrombosen. # neuropathie = aantasting van de zenuwen, verstoring van de prikkelgeleiding langere zenuwen zijn gevoeliger, de voeten zijn dus de eerste plaats waar het zal voorkomen. Symptomen zijn redelijk verschillend van voos tot jeukerig gevoel. En van branderige last tot soort avn rusteloosheid. Ook pijnprikkeling daalt, hierdoor blijven veel diabetici met wonden rond lopen, met ontsteking, gangreen, weefseldood en zelfs amputatie als gevolg. maagparese -> verstoring glucoseopname -> glucose pieken -> diabetische neuropathie -> maagparese lichtere vormen zijn constipatie problemen, diarree en zelfs erectiestoornissen # de diabetisch voet macro-angiopathie; arteriële en veneuze insufficiëntie met ischemie, ulceraties en gangreen micro-angiopathie; necrose van weefsels neuropathie; verminderde gevoeligheid en verzwakking van de voetspieren ! verhoogde vatbaarheid voor infecties. Behnd.: goed aansluitende kousen/schoeisel (zeker niet te nauw!) , nagels recht afknippen + nagelvijltje, dagelijkse hygiëne wassen/crème en nooit blootvoets stappen. # mondhygiëne slechte diabetes regeling zorgt voor slechtere weerstand + gevoeliger voor ontstekingen cariës = gaatjes gingivintis = tandvleesontsteking paradontis = ontsteking van het tandvlees rond de tand -> tand verlies behnd.: na elke maaltijd tanden poetsen, 2x per jaar op controle bij tandarts en flossen voor het slapen gaan.

E. controle # ogen jaarlijks oogonderzoek; meten gezichtsscherpte, druk van de lens en netvlies controle. Onderzoek met fluorescerende kleurstof; controle van lekkages en verstoppingen van de haarvaten

Behn.: nauwkeurigere suiker en bloeddruk controle. Laserbehandeling; geconcentreerde lichtstralen schroeien woekeringen en nieuw gevormde bloedvaten weg + droogleggen van gebieden met zuurstof te kort. # zelfcontrole urine (suiker en aceton) bloed (suiker en aceton) gewicht/ BMI toestand zintuigen (voeten, ogen, huid) # algemene behandeling diabetes: 1. aangepaste voeding (voorkomen gewichtstoename en aangepast naar voedingsgewoonten) 2. voldoende en gezond belastende lichaamsbeweging 3. bloedsuikerverlagende medicatie tabletten of insuline(type 1, soms 2) 4. voorlichting, opleiding en zelfcontrole

2. hart- en vaataandoeningen ATHEROSCLEROSE = verworven vaatafwijking bouw van de bloedvatwand (3lagen, uitz. Capillairen): - tunica intima = endotheel + laagje bindweefsel - tunica media = bindweefsel + glad spierweefsel - tunica adventittia = losmazig bindweefsel atherosclerose  arteriosclerose (= alle afwijkingen van de arteriËn die gappard gaan met verharding v/d vaatwand) A. bepaling = progressieve vernauwing van slagaders door sclerose en atheroomvorming in intima = atherosclerotische plaque. 1. lokale ophoping vetten in intima 2. chron. Ontsteking (macrofagen) 3. groei gladde spiercellen vanuit media + degeneratie tunica media “aderverkalking” is foutief; het gaat om slagaders , niet aders en verkalking is pas een later stadium van atherosclerose eerst gebeurt slagadervernauwing. B. voorkeursplaatsen - elastische arteriën; aorta OF lichaamsslagader arteria iliaca OF bekkenslagader - musculeuze arteriën; arteria carotis OF halsslagader coronairen OF kransslagaders - splitsingen vb. Overgang aorta – arteria iliaca -> verstoring van normale laminaire bloedstroom, trubulentie in de bloedstroom

C. pathofysiologie -> te veel LDL-C in bloed -> ENDOTHEEL funct. Ontregeld

-> geoxideerd LDL-C blijft steken onder endotheel + INFLAMMATIE -> adhesie van monocyten aan endotheel -> migratie monocyten door endotheel (intima) -> monocyten fagocyteren geoxideerd LDL-C en transformeren tot schuimcellen* * macrofaag die veel vetpartikels fagocyteren -> vorming van atherosclerotische plaque, in de “fatty streak” LDL-cholesterol verhoogt risico max LDL-C 180mg/dl HDL-cholesterol verlaagt risico min HDL-C 50mg/dl -> progressieve uitbreiding van de plaque (excentrisch dan naar lumen toe) -> proliferatie (=woekering) van gladde spiercellen (uit media) -> STENOSE: vernauwing van bloedvat -> instabiele plaque/ beschadiging endotheel = THROMBUSVORMING -> grote, occlusieve thrombus, thrombose/ infarct kleine trombus, herstel en vorming fibreuze kap/stabiele plaque -> VERKALKING, afzetting calciumzouten  atherosclerose is bijzondere vorm van vaatwandbeschadiging + de reactie hierop. Traag en focaal proces, ontstekingsziekte. D. complicaties 1. thrombose -> fibreuze kap scheurt of is volledig uitgedund -> atheromateus materiaal komt los = embolisatie -> ulcus blijft over = opnieuw thrombose -> materiaal thrombus schiet los = thrombo-embool 2. aneurysma -> verdijwenn van tunica inima -> verzwakken slagaderwand -> uitbochting = atherosclerotisch aneurysma gevaren -> thrombusvorming, ruptuur, bloeding, effect op omliggend weefsel en infecties

TEKENING

TEKENING

E. voorkomen Iedereen krijgt het vroeg of laat, afhankelijk van predisponerende factoren: Controleerbaar: - cholesterol gehalte; veel LDL-C slecht, weinig HDL-C slecht - levensstijl; roken, stress en lichaamsbeweging - pathologie; hypertensie, diabetes, obesitas,.. Niet controleerbaar: - leeftijd; hoog is nadeliger - geslacht; man > vrouw, na leeftijd van 55 gelijkmatig - erfelijkheid; familiale belasting Niet klassieke risicofactoren: Hypertriglyceridemie, kleine dense LDL, lipoproteïne A, emotie, angst, depressie, egressie verhoogd fibrinogeen,…

F. symptomen Vaak asymptomatisch Afhankelijk van de graad van obstructie en/of complicaties Afhankelijk van de plaats

1. ischemische hartafwijkingen = verstoring van het evenwicht zuurstofbehoefte - zuurstoftoevoer door: coronair lijden: verminderde O2 toevoer hypertrofie hartspier: hogere O2 behoefte snelle hartactie: hogere O2 behoefte - angina/angor pectoris symp.: retrosternale pijn/ aanvalsgeijs/ uitsralend naar linker schouder,keel, oren en tussen schouderbladen/ subj. Verstikkingsgevoel(=angina) vorm: stabiel; bij inspanning, emotie en koude. Verdwijnt bij rust of nitroglycerine sublinguaal instabiel; in rust, zeer plots, mogelijke verergering, recidief na infarct ondz.: coronarografie behn.: bij kritisch vernauwing, AMI-risico CABG = coronary artery bypass grafting, overbrugging/by-pass PTCA = percutane transluminele coronaire angioplastie, ballondillatatie - acuut myocardinfarct bepg.: blijvende ischemie + necrose van funct. Hartweefsel pathogenese: O2-aanvoer < O2-behoefte symp.: pijn  angor; blijvend, thv maagstreek, in rust/’s nachts, vegetatieve symp en reageert niet op medicatie prognose: ¼ overlijdt 2 jaar na AMI 1/3 (vrouwen) en 1/5 (mannen) doen 2de AMI binnen 6 jaar verwikkelingen dood, ritme/geleidings/pompfunctiestoornissen, myocardruptuur, ontstekingsproces… behn: 1st ECG-monitoring, pijnstilling, zuurstof(beademing) na infarct; rookverbod, vermindering alcoholgebruik, dieet, medicatie en activiteit opdrijven 2. hersenen = sterke vernauwing of afsluiting van bloedvat in de hersenen. Minder zuurstof en glucose voor hersencellen leidt tot vermindering van de functie. Afhankelijk van de duur van de ischemie is er onderscheid tussen: -TIA = transient ischemic attack = kortdurend zuurstof te kort op bepaalde plaats in de hersen meestal als gevolg van atherosclerose. Als symptomen binnen de 24 u weg zijn spreekt men van TIA en ze fungeren als waarschuwen op een CVA. - CVA = cerebrovasculair accident oorz.: occlusie door thrombose(70%) en embolie (30%) bloeding door hypertensie of aneurysma symp: mot. Uitvalsverschijnselen; hemiplegie, blikdeviatie, faciale parese, armverlamming senso. “ ; zicht en gehoor sensi. “ : anesthesie apraxie = het onvermogen voor doelbewuste handelingen behn.: trombolyse bij occlusie/ neurochirugie bij bloeding en veel revalidatie 3. onderste ledematen = vernauwing van de arteries(clauditio intermittens) en afsluiting van de arteries (gangreen of necrose) -Claudicatio intermittens bepg.: met tussenpozen manken door 02-tekort in spieren van OL symp.: krampen en pijn i/h been bij inspanning, gaat weg bij rust = “het étalagebeen” behn.: heelkundig, bypass of prothese 4. nieren door artherosclerose vernauwt de arteria carotis en krijgt de nier een geringe doorbloeding. De nieren gaan renine afscheiden wat zorgt voor zout- en vochtophouding en stijging van de bloedruk. Symp.: hoge bloeddruk, ev. Proteïnurie Behn.: natriumbeperking, medicatie, angioplastie(ballondillattie) 5. abdomen atherosclerose in de darmslagaders komt niet zo vaak voor en is meestal een eken van wijdverspreide artherosclerose. - aneurysma

vrpl.: dist. Abdominale aorta klch: vaag en uiteenlopend rsco: aneurysma-ruptuur, lvensbedreigend bleoding - abdominale angor bepg.: O2-tekort thv darmen zonder necrose oorz.: stenose bloedvaten naar darmen symp.: buikkrampen na eten behn.: angioplastie(bypass) - darminfarct bepg.: O2-tekort thv darmen met necrose oorz.: thrombose of embolie in darmbloedvaten symp.: hevig buikpijn, braken en diarree behn.: uitsnijden afgestorven deel G. behandeling DOEL = verwikkelingen voorkomen door risicofactoren te reduceren Levensmaatregelen: Rookstop Gezonde en aangepaste voeding Goede voeding voor hart; tomaten spinazie, broccolie, noten, look, bosbessen, zalm,… Medicatie; toediening van satines.

3. infectieziekten A. inleiding # infectieziekten = veroorzaakt door besmettelijke ziektekiem, hierbij is er interactie tussen mens en micro-organisme waarbij schade optreedt bij de mens. Pathogene micro-organismen zijn schadelijk voor de mens. Infecties kunnen voorkomen op alle leeftijden en bij alle weefsels en organen, het zijn de meestvoorkomende aandoeningen. 4 groepen; bacteriën, virussen, funghi en parasieten # pathogene micro-organismen = oudste levensvorm en overal ter wereld in natuur aanwezig 1. virussen = besmettelijke deeltjes; nucleïnezuur omgeven door eiwitmantel(=capside). Sommige hebben rond capside een enveloppe, afkomstige van de cytoplasmamembraan van de gastheercel. Ze zijn niet levend want zijn afhankelijk van de gastheercel. Grootte = 100nm 2. bacteriën = prokaryote (ééncellige m.-o. met kernmateriaal vrij i/h cytoplasma). Veel ribosomen i/h cytoplasma wijst op eiwitsynthese. Anti-biotica remmen specifiek de eiwitsynthese van bacteriën. Sommige bacteriën hebben een plasmide, cirkel...


Similar Free PDFs