Algemene Taalwetenschap samenvatting 1-4 PDF

Title Algemene Taalwetenschap samenvatting 1-4
Author Bram Meert
Course Algemene taalwetenschap I
Institution Katholieke Universiteit Leuven
Pages 21
File Size 801.2 KB
File Type PDF
Total Downloads 89
Total Views 149

Summary

Download Algemene Taalwetenschap samenvatting 1-4 PDF


Description

Algemene taalwetenschap les 1 29/09/2020 Algemene taalwetenschap probeert aspecten van taal te onderzoeken die niet taalspecifiek zijn. 2 verschillende groepen: Welke kenmerken zijn gemeenschappelijk aan alle talen? Universalia 1-De meeste gesproken talen hebben consonanten en vocalen 2- zoeken naar algemene begrippen die je voor studie van taal nodig hebt. We zoeken naar theorievorming 1e BA: We bekijken vanuit diachroon perspectief: kijken naar verandering van taal, de geschiedenis van taal 2e BA:Synchroon: kijken hoe talen in bepaalde periode zijn Colleges praktisch: De syllabustekst is het belangrijkste. In de colleges wordt er niet tot in details ingegaan, enkel samenvatting van de verschillende hoofdstukken wordt weergegeven. Toelichting geven bij essentiële zaken. 2 hoofdstukken die betrekking hebben op classificatie van taal: indo-europese talen + talen van de wereld. Zijn encyclopedische hoofdstukken. Wordt niets over verteld maar is wel te leren. 1 hoofdstuk valt weg: Hoofdstuk 11. Hoofdstuk voor college bekijken Op einde van elk hoofdstuk zijn er aantal vragen die peilen naar begrip van hoofdstuk, maar ook oefenvragen gebaseerd op voorgaande examens. Oefen heel goed op alle oefeningen. Proefexamen: In de week van 05/11, gaat over eerste 10 hoofdstukken. Evaluatievorm: Multiple choice examen. Met giscorrectie. Blanco gaat op -1, fout antwoord: -1.33 40 vragen => 25 op 40 correct hebben. Probeer niet te veel blanco te antwoorden. Van belang om heel precies na te denken! Hak de hoofdstukken in kleine stukjes. Niet alleen definitie van term, maar ook voorbeelden bij bepaalde term ! Doelstellingen: -

Encyclopedische kennis Niveau van taalkundige begrippen, termen en voorbeelden Taalkundig redeneren: op bepaalde manier probleem gericht kunnen denken vb: klankverandering, toepassen van taalwetten van vb: oud-noors naar hedendaags ijslands

______________________________________________________________________________

1. Het terrein van de algemene taalkunde 1. Tekens en talen pagina 3-13 Het domein van de algemene taalwetenschap is deze van de natuurlijke menselijke taal. Taal is een systeem van tekens. Semiotiek: studie van tekensystemen. Tekens zijn bv: vlaggen, uniformen, verkeersborden, logo’s… Tekens zijn niet noodzakelijk visueel. Je kan ook auditieve tekens hebben: fluiten, sirenes, klokgelui… 2 grondleggers van Semiotiek: Am. C.S.Peirce (uitspreken als Purse) en Zwitser Ferdinand de Saussure. C.S.Pierce: 3 tekentypes: 1) Iconische tekens: Relatie gebaseerd op gelijkenissen, vb: Foto is visuele gelijkenis van afgebeelde/ Of Onomatopee ( klanknabootsing) imitatie van het geluid waarnaar het verwijst. 2) Indexicale tekens: Er bestaat een fysieke relatie van contiguïteit. Relatie van nabijheid. Vb:Rook is teken van vuur. Rook stelt brand niet voor maar is wel oorzaak-gevolg, gebaseerd op gelijkenis. Of zaal luistert, nee de aanwezigen in de zaal luisteren. Deiktische elementen: woorden als : hier, deze, nu, jij (afhankelijk van gebruikssituatie anders) 3) Symbolische tekens: Conventioneel,ouderwets, op bepaalde afspraak. Ferdinand de Saussure: Signifiant (teken als betekenisdragend) vs Signifié (het betekende, datgene waar het teken voor staat) -Arbitrariteit van taalteken: willekeurige keuze van een betekenis voor een bepaald woord dat in loop der jaren symbolisch teken is geworden. Vb: Het feit dat Koning gebruiken als woord voor Staatshoofd en niet lolapaloeza is willekeurig gegroeid.

Iconisch Indexicaal Symbolisch

Niet-Conventioneel Foto als teken van afgebeelde Rook als teken van vuur

Conventioneel Onomatopee: piepen, koekoek Woorden als: hier, nu, daar Woorden als : hond, paard, koning

Taal als tekensysteem: -

Natuurlijke taal is in hoge mate symbolisch Talen worden gekenmerkt door combinatie van tekens Vermogen om zinnen te maken

“&” en “en” zijn verschillend. -> & = afkomstig uit wetenschapstaal, kunsttaal. Precies gedefinieerd hoe en waar te gebruiken. Hoort ook bij 2 zaken die samen horen zoals merknaam: P&G, H&M.. Niet het geval bij “en” in de natuurlijke taal. ≠ Natuurlijke menselijke taal: 1. Auxiliaire linguïstische tekensystemen: begeleiding bij natuurlijk taalgebruik 1.1 Paralinguïstische tekens: uitspraakkenmerken: bv. fluisteren = geheimzinnigheid, intimiteit horten = aarzeling, twijfel 1.2 Lichaamstaal: lichaamshouding en lichaamsbeweging, mimiek = beide conventioneel: culturele verschillen, bv. afstand tussen gesprekspartners, hijgen (teken van eerbied in Japan)Syntaxis: Zinsbouw 1. Animale communicatiesysteem: kunnen onderling sterk verschillen. Vb: dans van de bijen 2. Artificiële talen of kunsttalen: Semiotische systemen die op bepaald ogenblik en met specifieke doelstelling ontworpen zijn. Vb: : a. Formele talen: Wetenschappelijke kunsttaal:Algebra, Chemie, computertaal (natuurlijke taal wordt vervangen door een specifiek onderzoeksdomein) b. Kunsttaal: willen natuurlijke taal vervangen. Esperanto (Zamenhof -1880) Volapük (Schleyer 1887) –(kunsttaal op neutrale manier een taal probeert te zijn) c. Ficitieve natuurlijke taal: talen die in fictionele context gebruikt worden. (star trek, lotr) Oefeningen: 1) De algemene taalwetenschap bestudeert: het verschijnsel natuurlijke menselijke taal 2) De discipline die zich met de studie van tekensystemen in algemeen inlaat noemt men: De semiotiek 3) De relatie tussen signifiant en signifié is : de relatie tussen betekenisdragende vorm en het betekende 4) De Nederlandse taaltekens: tjilpen, gisteren en jij zijn respectievelijk: Iconischconventioneel, indexicaal-conventioneel, indecixaal- conventioneel 5) C.S Pierce: Bedacht onderscheid en terminologie: iconische, indexicale, symbolische tekens 6) Auxiliaire linguïsitische tekensystemen : begeleiding bij natuurlijk taalgebruik, niet noodzakelijk! 7) Voorbeelden van formele talen zijn: Algebra, chemisch tekenschrift, computertalen 8) Esperanto werd ontworpen door Zamenhof eind 19e eeuw.

Algemene taalwetenschap les 2 2. Taalkundige disciplines pg.14-24 Algemene taalwetenschap is geïnteresseerd in algemene uitspraken van het verschijnsel “TAAL” Algemene taalkunde is op zoek naar universele kenmerken van de natuurlijke taal. Taalkunde heeft ook een methodologische en terminologische rol. Taalkundige disciplines Interne benadering -> Microperspectief Kijkt naar taalverschijnselen: -

Elementen / bouwstenen -> Morfemen, woordklanken Structuren -> relaties tussen elementen Combinatieregels -> Voorvoegsel ver -> VERkorten, of verkleinwoordjes -> DeelTJE

1e Dimensie: Aard van de elementen -> Klank -> Woorddeel -> Woord -> Zin -> Tekst Combinatie van klanken levert woorddelen op, woorddelen vormen woorden, woorden vormen zinnen, samenhangende zinnen zijn teksten. 2e dimensie: Facetten: -

Vorm Functie ( betekenis) Gebruik

3 perspectieven: Vorm, functie, gebruik. Onderscheid vorm en functie: Hoe talige entiteiten zijn opgebouwd tov communicatieve waarde Klanken kunnen distinctieve functie hebben -> Functie die verschil maakt Vb: “L” onderscheid Lat van Rat Onderscheid tussen functie en gebruik: Inventaris van mogelijkheden Vb: Broek -> Spijkerbroek, broek, jeans Morfemen: Kleinste betekenisdragende elementen in een taal Woorden zijn vrije morfemen Voorvoegsels, achtervoegsels, verkleinwoorden -> Gebonden morfemen kan niet zonder morfeem bestaan. Heeft geen betekenis. Discoursanalyse: -

Morfologie: woordstructuur-woordvorming Lexicologie: wetenschap die woordenschat bestudeert Syntaxis: Zinsbouw Tekstgramatica

Fonetiek vs fonologie: Studie van spraakgeluid vs klankverschillen en functionele waarde Functioneel onderscheid: R/L -> Rat/Lat: woord heeft andere betekenis

Niet-Functioneel onderscheid: Huig-R, tongpunt-R, woord veranderd niet. Semantiek: Betekenis van taalbouwsels/studie van betekenis Pragmatiek: studie van gebruik van taalvormen Externe benadering-> Macroperspectief Taalvariëteiten: -

Context Tijd Ruimte Maatschappij Individu

3 Grote groepen: 1) Taalvariatie: - Diachroon/ Historische linguïstiek (taal in ontwikkeling over bepaalde tijdsperiode) -> Extern taalvariatieonderzoek - Synchrone linguïstiek: onderzoek naar taalvariatie op bepaald moment. -> Extern taalvariatieonderzoek - Dialectologie: stads-streektalen -> Ruimere interpretatie in geografisch gebied -> Extern taalvariatieonderzoek - Sociolinguïstiek: Taal verschilt tussen hogere of lagere klasse -> Extern taalvariatieonderzoek - Antropologische of Etnologische taalkunde: Culturen/Volkeren -> Extern taalvariatieonderzoek - Contrastieve taalkunde: Structurele verschillen tussen verschillende talen -> Intern taalvariatieonderzoek 2) Belichaming van taal: - Psycholinguïstiek: Mental software -> Hoelang duurt het aanleren van een taal - Neurolinguïstiek: Mental hardware -> Waar wordt taal aangeleerd - Biolinguïstiek: vergelijking met dieren, zoogdieren 3) Toegepaste taalkunde: - Taaldidactiek: Toepassingen in onderwijs - Lexicografie: maken van woordenboeken - Computerlinguïstiek: Natuurlijke taalverwerking in geautomatiseerd kader Formalisten gaan er vanuit in Taalkunde: -

Vormaspecten in taal worden los van functionele en pragmatische facetten bestudeerd Formele kant van taal bezit eigen kenmerken die niet tot semantische of pragmatische eigenschappen worden teruggebracht

3. Klanken en spraakproductie pg.25-34 We kijken naar materiële vormen waarin natuurlijke taal verschijnt: Spraak en schrift Onderscheid tussen klanken -> Fonen  Bepaalde klankverschillen zijn niet betekenisonderscheidend  Onderscheid tissen klanken die geproduceerd worden zijn niet functioneel (Huig-R/Tong-R)

Fonemen: Fonen die functionele waarde hebben -> Betekenis onderscheidend  Minimaal paar: paar dat slecht in 1 klanksegment verschilt Vb: Gat/kat, bot/pot

Allofonie/allofoon: Tongpunt r en huig-r zijn allofonen van foneem R Fonen als instantie van een foneem Franse G & K zijn ook allofonen van foneem K  Hakbijl: uitspraak als Franse G omdat B volgt K van Hak is normaal stemloos (stembanden trillen niet mee) B van bijl is stemhebbend (stembanden trillen) Bij HAKBIJL zien we klank die normaal stemloos is, stemhebbend wordt onder invloed van volgende stemhebbende “B”. Bij invloed van klanken in elkaars buurt spreken we van: Assimilatie Wie zien duidelijk verschil tussen r-voorbeeld en hakbijl voorbeeld. Bij het r-voorbeeld zijn tongpunt-r en huig-r vrije varianten van r-foneem. Bij Hakbijl is Franse g, een combinatorische variant van de K, alleen in bepaalde klankcombinaties treffen we Franse g aan als variant van de K. Occlusieven: Plosieven -> Plofklanken Bij prodcutie van klank wordt luchtstroom afgesloten, bij opheffen ontstaat er een ontploffing -> B, D, P Fricatieven: Ruisklanken Luchtstroom wordt door karakteristieke vernauwing van mondholte, zodanig dat er enigszins schurend geluid ontstaat -> g, v, z Fonen: Klanken = [g] vb: garcon, hakbijl Foneem: Systematische studie van klanken = /a/ Grafeem: schrijfwijze = Vocalen: Klinkers Consonanten: Medeklinkers Articulatorische fonetiek: Productie van spraakklanken Akoestische fonetiek: Aard van klankgolven die bij het spreken worden voortgebracht.

Algemene taalwetenschap Les 3 13/10/2020 Hoofdstuk 3. Klanken en spraakproductie p25-34

Geluidsgolven (akoestisch): Geluid wordt veroorzaakt door trilling van luchtdeeltjes. Wordt voorgesteld in diagram: verticaal sterkte van de trilling, horizontaal het tijdsverloop. Zo’n diagram noemen we: akoestisch spectrum Trilling: Sterkte t.o.v. tijdsverloop (spectrum) Niet-periodieke trilling: geen patroon in spectrum (turbulentie), bij uitstek medeklinkers Periodieke trilling: Spectrum met golfpatroon, bij uitstek klinkers (sinusgolf)

Van periodieke trillingen tot formanten: Amplitude: Hoogte van de golf (bepaalt sterkte) uitgedrukt in dB Frequentie: Aantal golven per tijdseenheid (bepaalt toonhoogte) uitgedrukt in Hz

Complexe golf: -

Samengesteld uit meerdere enkelvoudige golven (harmonischen) (combinatie door optellen van amplitudes in ieder punt. Vb: combinatie van 300Hz en 500HZ

Fourier-analyse: analyse van complexe golf in harmonischen (meerdere enkelvoudige golven) Amplitudespectrum: Weergave van Fourier-analyse volgens frequentie en amplitude -> Weergave van sterkte verschillende harmonischen.

Formanten: bepaalde harmonischen hebben grotere relatieve amplitud Onderscheid tussen 2 formanten:

Als we klinkers in articulatorisch perspectief bekijken zijn er 2 grote dimensies: -

Hoe open is de mond (openingsgraad) Wordt klinker voor- of achteraan de mond uitgesproken -> voorklinkers en achterklinkers Klinkerdriehoek: Vooraan , achteraan, openingsgraad.

Spectrogram: Aanwezigheid van formanten bij productie van klinkers Weergave volgens frequentie tov tijd Het bron-en filtermodel (articulatorische fonetiek) Strottenhoofd -> basistoon Larynx: Trilling van stembanden in strottenhoofd. -

Klankkasteffect van resonantieruimtes (mond, neusholte) Versterking of filtering van formanten die dicht bij of ver van de resonantiefrequenties (versterkt afhankelijk van ruimte van de mond) liggen. -> specifieke ruimte die je creëert door mondstand te variëren. Hoofdstuk 4. Fonetische transcriptie p35-46

IPA: International Phonetic Alphabet IPA is een product van IPA en heeft een articulatorische basis. Fonetische transcriptie: -

Segmentele kenmerken(Elementen waaruit klankgeheel is opgebouwd): klinkers en medeklinkers Niet-segmentele, prosodische kenmerken: accent (vb: klemtoon op lettergreep) en toon

Klinkers-Kenmerken -

Plaats articulatie: voor-midden-achter. Voorklinkers wordt voorste gedeelte tong omhoog gebracht… Opening: (half) open-(half)gesloten -> Betreft afstand tussen hoogste punt van de tong en verhemelte. Lengte: kort- lang (klinkers) Ronding: gerond- gespreid (rol van de lippen) Nasalering: nasaal- niet nasaal -> Verhemelte zakt zodat neusholte mee resoneert bij productie klank Diftongering: Monoftongisch- diftongisch (tweeklanken : klinkers waarin de ene klinker geleidelijk aan over gaat in andere klinker vb: ei, ij..)

Niet alle talen zullen dit klinkersysteem gebruiken. Lange klinker wordt aangegeven met een punt, of twee, na symbool korte klinker Nasalering wordt aangegeven door tilde (~) als diakritisch teken.

Diakritisch teken: teken dat wordt toegevoegd aan basissymbool om waarde te wijzigen. puntjes bij korte of lange klinker zijn ook diakritische tekens. Punt wordt gebruikt om klinker langer te maken. Voorbeelden klinkers en medeklinkers

Voorbeelden Nederlandse klinkers

Medeklinkers-kenmerken -

-

Plaats: bilabiaal (lippen op elkaar) -labiodentaal (lippen tot tegen de tanden vb: v)-dentaal (tong achteraan tegen de tanden)-alveolair (tegen gehemelte)-retroflex-palataal-velair (achteraan mond)-uvulair (rond de huig)-faryngaal (diep in keel)-glottaal (in strottenhoofd) Wijze: occlusief -fricatief -nasaal -lateraal -affricaat -approximant Bron: Pulmonaal-niet pulmonaal Richting: Egressief-ingressief Stem: Stemloos- stemhebbend -> Hangt af van het feit of stembanden in trilling gebracht worden.

Occlusieven: Spraakkanaal wordt op bepaald punt tijdelijk volledig afgesloten zodanig dat luchtstroom gedurende korte tijd onderbroken wordt. Wanneer spraakkanaal wordt vrijgemaakt ontsnapt er lucht met kleine explosie. Stemloze occlusieven zijn [p] [t] [k], stemhebbend zijn [b] [d] [g] zoals in garcon Fricatieven: onderdelen van het spraakkanaal worden zo dicht bij elkaar gebracht dat er schurend effect ontstaat. Stemhebbend: [v] [z] [ ], stemloze: ɣ [f] [s] [ ] ᵡ Nasalen: Luchtstroom wordt in mondkanaal afgesloten, maar zacht verhemelte zakt, lucht ontsnapt via neusholte. Vb: [n] [m] [ ᶇ ] Lateralen: Luchtstroom wordt tegengehouden in midden mondkanaal (tong raakt gehemelte of nadert het) vb: In Nederlands enkel [l] Trilklanken: Een articulator (tongpunt of huig) beweegt op snelle, trillende manier tegen een andere. Tongpunt R [r], huig-r als [R]

Affricaten: Occlusief snel gevolgd homorgane fricatief (twee segmenten met nagenoeg dezelfde articulatieplaats) vb: Duits [ts] van Zeit, [pf] Apfel, Engels [t ]ᶴ van chicken. Approximanten: Waar voorgaande articulatiewijzen een sterke vernauwing van spraakkanaal inhouden en dicht in buurt van klinkerrealisatie komen. Vb: [j] [w] Glottisslag: Medeklinker die ontstaat door een enkele opening en sluiting van de stembanden (niet in Nederlands)

Bilabiaal: Boven en onderlip worden samengebracht vb: [m] [b] [p] In Spaans een bilabiale fricatief: [ᵝ ] zoals in Cuba Labiodentaal: onderlip raakt boventanden [v] [f]





Dentaal: Tongpunt raakt boventanden vb: [ ] als in there [ ] als in thin Alveolair: Tongpunt of tongblad raakt bovenste tandkas vb: [t] [d] [s] [z] Retroflex: Tongpunt wordt omgekruld maakt bijna contact met verhemelte Palataal: Voorkant tong raakt of nadert verhemelte zoals bij [ ] ᶴ chocolade en chips en de [ ]van ᶾ journaal Velair: Tongrug raalt of nadert zacht verhemelte [k] [g] Uvulair: achterkant tong raakt huig zoals bij huig-r Faryngaal: Achterkant tong raakt of nadert keelwand, typische Arabische keelklanken. Pulmonaal: Medeklinkers geproduceerd met luchtstroom vanuit longen

Niet pulmonaal: Stembanden worden gebruikt om luchtstroom op gang te brengen. Ingressieve richting: Praten op instromende lucht Egressieve richting: Praten op uitstromende lucht Nederlands heeft enkel: Pulmonaal -egressieve medeklinkers Secundaire articulaties: Velarisatie en palatalisatie Niet-segmentele kenmerken: Prosodisch systeem: Ritme, klemtoon en intonatie van stem

-

1) (vrij) woordaccent: betekent niet dat je voor ieder woord afzonderlijk kan kiezen waar de klemtoon ligt. Betekent wel dat er geen vaste plaats is bij alle woorden tegelijk. (in ene woord eerste lettergeep, een ander woord laatste lettergreep. Nederlands heeft geen vrij woordaccent. - 2) Woord intonatie:Toontalen: bv: toon op woord niveau (niet in Nederlands, wel in dialecten) Chinees Ma op 4 manieren - 3) Zinsaccent: Bij constratieve werking: wordt aangegeven welk informatie-element het belangrijkste is.  Ik haat spruitjes  Ik haat spruitjes  Ik haat spruitjes - 4) Intonatiepatronen: Zinsmelodie: Mededeling, vraag, continuering (opsomming)

Fonetische verschillen zijn niet noodzakelijk ook fonologische verschillen: niet alle klankverschillen zorgen voor een verandering in betekenis Sententiële klemtoon: klemtoon die valt op woord in een zin.

Algemene taalwetenschap les 4 Hoofdstuk 5: Schriftsystemen pg. 48-59 De ontdekking van schrift heeft gebruik van natuurlijke taal aanzienlijk uitgebreid. Gesproken taal heeft beperkt bereik, geschreven teksten hebben zekere permanentie in tijd. Het geschrevene kan ook getransporteerd worden. Hoofdonderscheid bij schriftvormen is dat er systemen georiënteerd zijn op betekenis en systemen op klankvorm. Gesproken taal is primair, geschreven taal is secundair. Schriftsysteem weerspiegelt impliciete analyse Schriftsystemen-Overzicht Niet-fonografisch: (beschrijven van concept) -

Pictografisch Ideografisch Syllabair

Fonografisch: (beschrijven van klank) -

Syllabair Consonantisch Alfabetisch

Stap 1: van tekening naar teken Pictografische schriftvormen Pictogrammen zijn tekeningen van een concept. Tekeningen worden pictogrammen: Tekening wordt teken als tekening binnen bepaalde gemeenschap conventioneel geworden is. - Een vaste vorm - Herhaalbaar met dezelfde betekenis  Conventionaliteit (maar hoe bepaal je waar de grens ligt? Houdt in dat vorm zelf systematisch wordt, teken heeft zelfde betekenis.

 De stap van tekening naar teken kan conceptueel gemaakt worden, maar wanneer deze stap genomen werd, weten we niet zeker. Er is sprake van schriftsysteem wanneer bepaalde representatievorm conventioneel wordt binnen taalgemeenschap. Stap 2: Van pictogram naar ideogram Teken verliest zijn formele relatie met betekenis geleidelijk -> Ideogram Verlies van ...


Similar Free PDFs