13 - 04 - 09 Alle Mogelijke Examenvragen PDF

Title 13 - 04 - 09 Alle Mogelijke Examenvragen
Course Antropologische thema's uit de hedendaagse wijsbegeerte
Institution Katholieke Universiteit Leuven
Pages 23
File Size 470.7 KB
File Type PDF
Total Downloads 54
Total Views 128

Summary

bevat alle examenvragen voor het vak...


Description

Jo mensen, hier het meest nuttige van het hele vak filosofie wat je ooit zult vinden: 46 mogelijke examenvragen! In het jaar 2012-2013 is dit bestand gemaakt met medewerking van vele jaargenoten en prof. Moyaert. Hij heeft dit bestand niet nagekeken (dus alles is op eigen risico), maar in de les noemt hij geregeld ‘EXAMEN’ en al die punten zijn verwerkt tot vragen. Daarnaast zijn er door logisch nadenken nog vele vragen bijgevoegd. Een paar gekke Hollanders hebben hier antwoord op proberen te geven en dit samengevoegd. Zodoende zijn jullie nu in het bezit van het bestand dat hopelijk leidt tot 3 studiepunten. Leer dit bestand nadat je de cursus grondig hebt doorgenomen en je zult een grote kans hebben om te slagen op dit examen!

Succes en wij hopen dat je dit in augustus niet weer leest!

Octo’s Crib!

Hoofdstuk 1 Vraag 1: Genot is de waarneming van een vervulling volgens Plato. Is de overgang van leeg naar vol. Maar: vallen alle genietingen die wij kennen onder deze definitie? Nee, sommige vormen van genot vormen een probleem voor Plato. Dit zijn genieten waar geen waargenomen gemis aan vooraf is gegaan. Zoals de volgende voorbeelden: 





Genieten van schoonheid, zoals aangename kleuren/geuren van bijvoorbeeld parfum. Je kan daarvan genieten. Je kan ook genieten van de schoonheid van de natuur. Hier is echter geen gemis/tekort aan vooraf gegaan. Dit is een probleem voor Plato. Je kan genieten van aangename herinneringen. Past dit genot in de definitie van Plato? Dat hangt af er vanaf. o Ik loop op straat, ik kom een persoon tegen die ik ergens van kent. Ik heb die ooit eerder gezien. Maar ik kan mij niet herinneren vanwaar ik die persoon ken. Wanneer je deze herinnering terugvindt  genot. Want ik zoek iets, ik vind het, dus overgang van leeg naar vol = GEEN PROBLEEM o Ik loop op straat en onwillekeurig komen er herinneringen op van de vakantie. Ik heb ze niet gezocht, ze komen spontaan op, maar ze vervullen me wel met genot. = PROBLEEM Je kan genieten van het denken. Past dit genot in de definitie van Plato? Dat hangt er vanaf. o Je moet een vraagstuk oplossen. Je pijnigt je hoofd om de oplossing te vinden. Na een tijdje zoeken vind je de oplossing  genot. Er is een duidelijke overgang = GEEN PROBLEEM o Er zijn mensen die mensen die genot beleven aan het denken zelf, die genot beleven aan de activiteit van het denken. Bv. mensen die kruiswoordraadsels oplossen. = PROBLEEM Voor deze mensen is denken geen middel om een probleem op te lossen, maar is het probleem een middel om te denken.

De oplossing voor deze problemen is het verfijnen van de definitie van genot. Nieuwe definitie: Genot is de waargenomen vervulling van een niet waargenomen gemis.

Vraag 2:

Waarom heeft seksualiteit altijd iets verwarrends? Waar ligt de oorzaak van deze

trauma’s? Seksuele driften hebben in eerste instantie iets beangstigends omdat ze gepaard gaan met excitaties die het lichaam niet aankan. Het lichaam wordt verstoord, er is een teveel aan opwinding/excitatie. Het seksuele als zodanig heeft iets verwarrends, omdat je het niet kan plaatsen. Dit gaat in tegen de gedachte dat seksueliteit enkel verwarrend is bij traumatische gebeurtenissen (slechte ontmoetingen/gebeurtenissen). Als je het over traumatische gebeurtenissen hebt, leg je de oorzaak van de verwarring in een punt buiten de driftmatigheden. De oorzaak ligt dan niet in de drift, maar erbuiten. Het wil dus zeggen dat wanneer de gebeurtenis niet had plaatsgevonden, dan was er geen onrust geweest, dan had de seksualiteit niets verontrustends. Volgens Freud onderschat men hoezeer seksuele driften het lichaam van binnenuit onder druk zetten.

Freud voegt eraan toe dat het verwarrende karakter ervan door geen enkele informatie, door geen enkele opvoeding helemaal kan weggewerkt worden. Dat wil zeggen: je mag voorlichting geven, maar dat kan niet verhinderen dat het seksuele iets verwarrends heeft. Technischer geformuleerd: de verwarring is intrinsiek aan de drift, en is geen contingent gegeven.

Vraag 3: Leg het begrip Eudaimonia uit. Genot is genot. Genot aan moreel goede handelingen is hetzelfde als genot aan moreel slechte handelingen. Toch heeft genot meer inhoud als het genot is dat je vindt in een moreel deugdzame levenswijze. Dit verbeterde genot is eudaimonia.

Vraag 4: Is de beroemde passage uit de brief van Paulus aan de Romeinen een illustratie van het radicale kwaad bij Augustinus? “Ik begrijp mijn eigen daden niet. Ik doe immers niet wat ik wil, maar wat ik verafschuw. Maar als ik doe wat ik eigenlijk niet wil, betekent dit dat met de wet instem en haar goed acht. In feite echter ben ik niet meer die handelt, maar de zonde die in mij huist. Ik ben er mij van bewust dat er in mij, dat wil zeggen in mijn zondige natuur, niets goeds huist. (…) Ik doe niet het goede dat ik wil, maar het kwade dat ik niet wil…” Deze passage uit het Nieuwe Testament wordt vaak geciteerd als een voorbeeld van het radicale kwaad volgens Augustinus. Is dat juist? Is dat citaat een illustratie van akrasia? Motiveer je antwoord. Antwoord: het is geen radicaal kwaad, want hij wilt eigenlijk het slechte niet doen, hij beleeft er geen plezier aan, hij heeft eigenlijk geen keuze. Het is wel akrasia: hij weet dat hij eigenlijk niet het goede doet, hij oordeelt dat een andere optie eigenlijk beter is, toch doet hij het slechtere.

Vraag 5 : Lacan en Aristoteles hebben het over genot met inhoud A. Leg uit wat genot met inhoud is door het te plaatsen tegenover de stelling dat genot inhoudsloos is. B. Aristoteles en Lacan hebben een andere visie over wat deze vorm van genot met de mens kan doen, toon aan. Antwoord: Genot zonder inhoud wil zeggen dat het genot boven de handeling primeert. Het maakt totaal niet uit hoe het genot tot stand gekomen is. Bv. Plato zegt dat genot een toestandsverandering is en dat het niet uitmaakt hoe het genot tot stand komt, want het is enkel het opvullen van een leegte. Het is volgens Plato het herstellen van een verstoord evenwicht. Het dat van het genot is belangrijker dan het wat van het genot. Genot met inhoud is het wel belangrijk hoe het genot tot stand komt, een pintje drinken alleen of met onbekende is veel minder genotvol dan met je beste vriend. Het maakt dus zeker uit hoe de handeling voor het genot verloopt.

Volgens Lacan is er een verschil tussen jouissance (genot met inhoud) en plaisir (lustbevrediging) bevoorbeeld vriendschap : vrienden waarmee je een bijzonder diepe band hebt, kies je niet omdat ze je gelukkig maken (lustprincipe) maar de vriendschap ontstaat doordat er iets in die persoon is dat je raakt (jouissance). Jouissance = een genot met inhoud dat verbonden is met een bepaalde werkelijkheid maar dat het welzijn van het individu niet altijd ten goede komt en het kan het individu isoleren uit een gemeenschap. Volgens Lacan is genot in de vorm van jouissance, iets dat je uit de gemeenschap kan trekken, je kan isoleren. Denk maar aan Antigone die tegen de wil in van de gemeenschap haar broer eerbiedig wil begraven en dit ondanks ze hiervoor wel haar eigen welzijn op het spel zet. Daartegen argumenteert Aristoteles dat het genot juist toegang verleent tot een groter geheel (eudaimonia). Het genot van Aristoteles is het plaatsen van de handelingen in zijn juiste context en deze perfect uit te voeren, je wordt in de gemeenschap opgenomen. Eudaimonia = genot dat voorkomt uit moreel goede handelingen, genot met meer inhoud dat men verbindt met de cultuurgemeenschap en een groter geheel (kosmos).

Vraag 6: Toon aan de hand van voorbeelden waarom liefde iets irrationeels heeft. Liefde valt onder het genot wat Lacan jouissance noemt. Jouissance staat voor zaken waarmee je diepgaand verbonden bent. Ook met je lief heb je dus een diepe band. Je kan niet uitleggen waarom je van je lief houdt. Als je lief vraagt: Waarom houd je van mij. En je antwoordt dat het om haar uiterlijk of karakter is, maakt ze het uit omdat ze dan inwisselbaar is. Als je antwoordt dat iets in haar is, vind ze het te onduidelijk en maakt ze uit. Je kan niet uitleggen waarom je voor je lief kiest. Daarom heeft liefde een irrationeel karakter

Vraag 7: Zowel Augustinus als Plato hebben zeggen dat lust moreel onbetrouwbaar is. Leg uit ahv hun ontologie Plato: Lust is een ontologisch mindere werkelijkheid. Wie zijn deur open zet voor lust omdat hij denkt dat het goed is, zet laat tegelijk ook ruimte voor een slechte oneindigheid: Lust kan zichzelf niet begrenzen! Wanneer iemand steeds weer de lust wil opzoeken, moet hij steeds de overgang maken van gemis naar opvulling, van leeg naar vol. Deze moet ook steeds groter zijn om een "verzadigend" effect te hebben, dus moet men steeds meer en harder lijden voor men lust kan ervaren. Bovendien kan men dan ook zelf de grens niet meer trekken in wat goed is voor zichzelf of voor de andere: Hetgene dat ons aantrekt in genot is het opwindende en niet het goede (dat is waar men in de fout gaat). Zo zijn er talrijke voorbeelden van mensen die overmatig drinken of drugs gebruiken om genot te beleven, maar tegelijk zichzelf de dieperik in werken. Volgens Augustinus kan men genot niet bestempelen als zijnde goed of kwaad: genot is moreel neutraal. Dat is meteen ook waarom het vaak iets verwarrends heeft: Als je denkt genot te beleven of iemand genot te bezorgen, kan je nooit met zekerheid zeggen of je goed dan wel kwaad doet. De bekoring van het kwade speelt hierin zeker een rol: het feit dat mensen worden aangetrokken door het kwade, toont aan dat er iets is in hen dat kwaad is, dat het kwade een stukje in hen leeft.

Wanneer men zich daar bewust van is kan men dus min of meer bewust kiezen tussen het goede en het kwade. Het feit dát je daarin kunt kiezen toont aan hoe verdorven de ziel van mensen is. Eender wat je met genot doet: nooit kan je zeker zijn dat het goed is.

Hoofdstuk 2 Vraag 1: Welk verband is er tussen Liefde en Verlangen? Liefde en verlangen worden vaak samengevoegd tot ‘Liefdesverlangen’. Dit is begripsverwarring aangezien verlangen verbonden is met gemis en liefde niet. Want liefde is volgens de tweede definitie van liefde (complacentia), het instemmen met wat is zoals het is. Wat ook wel zijnsliefde wordt genoemd. Tegelijk is er mogelijk meer dan begripsverwarring en zijn liefde en verlangen nauwer met elkaar verbonden. Liefde roept het beeld op van gelijkmoedige instemming (liefde dat niets anders is dan complacentia). Deze houding botst met ons beeld van liefde, omdat je pas van liefde kan spreken als de ‘houding van gelijkmoedigheid’ doorheen de droefheid van het verlies en de vreugde van de nabijheid is gegaan. NOTA: ‘Deze uitleg leidt uiteindelijk tot de 3e definitie van liefde en een subtielere bepaling van complacentia: liefde als hechting. Deze liefde is nauw verbonden met ‘verlangen naar’ en de angst voor verlies. Deze hechting heeft verschillende graden en wordt door Freud libido genoemd.

Vraag 2: Wat is de Amor Fati van Nietzsche? Dit is een extreem doorgevoerde complacentia. De liefde voor het lot wil zeggen dat je instemt met je leven zoals het is. Dit houdt in dat je niet verlangt dat je een ander leven had gehad.

Vraag 3: Verliefdheid is niet noodzakelijk geïnteresseerd in wederkerigheid. Verklaar dit en geef voorbeelden waar dat uit blijkt: Je houdt van een persoon, maar tegelijkertijd ook van het verlangen naar die persoon. Het gevolg is dat je twee dingen tegelijk wilt en dat zorgt voor spanning. Je verlangt naar de nabijheid maar daarnaast verlang je ook naar de afstand, de scheiding. * Dat verliefdheid niet geïnteresseerd is in wederkerigheid blijkt uit twee zaken: 1. Je doet al het mogelijke om de persoon waarop je verliefd bent te veroveren. Op de dag dat die persoon “ja” zegt, hoeft het niet meer. Je wilt gewoon de verscheurdheid van het verlangen. 2. Soms heeft verliefdheid de voorkeur voor een onbereikbare liefdesobjecten. Onbereikbaar niet omwille van toevallige redenen, maar waarbij onbereikbaarheid vereist is. Bv. verliefd worden op iemand die gehuwd is.

Vraag 4: Er wordt kritiek geleverd op het liefdesbeeld dat Socrates (Plato) schetst. Wat is deze kritiek? 1. Volgens Aristoteles is het vertrekpunt, liefde gegrond in verlangen, fout. Wat je bij Socrates mist is de gelukte liefde, de liefde die je draagt door goed en kwaad. Aristoteles zegt dat gelukt liefde wel degelijk bestaat. Hij geeft het voorbeeld van ‘philia’. Philia is de vreugde van het samenzijn.

2. De ideeën van Socrates hebben model gestaan voor de ongelukkige romantische liefde: liefde begint bij gemis, verlangen naar die ander. Vervolgens heb je het object, je hebt de liefde(=vervulling). Tenslotte volgt de verveling. Bij Schopenhauer in de 19 e eeuw komt dit terug. 3. Socrates denkt niet na over de liefde vanuit ouderliefde. Ouderliefde maakt duidelijk dat niet de eigenschappen van x, maar de relatie tussen x en y de grond is van de liefde MARIE: Gevolg bij Socrates is dat, als X bemind wordt omwille van zijn/haar eigenschappen, dat X dan perfect inwisselbaar is. Je houdt niet echt van X zelf, maar wel van de eigenschappen die X bevat. Eigenschappen bepalen een object niet. Je houdt dus eigenlijk van iets wat in het object het object overstijgt, bv. HET schone lichaam, en niet DIT schone lichaam. “Ik hou van datgene IN iemand, niet van iemand”. Met de visie van Socrates hangt samen dat de waarheid van de liefde niet te vinden is in het object, maar in een werkelijkheid er buiten, een werkelijkheid die het object overstijgt of transcendeert. Liefde laat de band met object achter zich. Ze stijgt er bovenuit. De waarheid van de liefde is niet gebonden aan het object waarin ze verschijnt.

!Vraag 5: Wat zijn de verklaringen voor het feit dat Plato het Symposium eindigt met het voorval van Alcibiades? 1. Vervollediging van definitie van liefde: het niet moreel te beteugelen seksuele verlangen (dit is wat slecht is aan eros) 2. Allegorie: nabootsing van het verval van Athene 3. Apologie van Socrates : niet zijn schuld dat het fout is gelopen met Alcibiades 4. Voorbeeld van mislukte opvoeding: in plaats van op het pad naar de hogere volmaaktheden te gaan, blijft Alcibiades steken in een verliefdheid op de boodschapper o Fout van Socrates? o Fout van Alcibiades? o Fout van Eros? 5. Lacan: Plato wil hiermee tonen wat exclusieve liefde is, en kritiseert het verhaal van zijn leermeester: geen exclusieve liefde zonder jaloezie en afgunst 6. Plato bootst hiermee structuur van het tragediefestival na (satire op einde)

Vraag 6: Noem de verschillen tussen goddelijke agapè en eros? Agapè Neerdalende liefde (God -> mens) Spontaan: niet gemotiveerd door de perfecties aan de kant van het liefdesobject Liefde vanuit overvloed Waarde-onverschillig: liefde ondanks de onvolmaaktheden Waarde-gevend: agapè geeft waarde aan de mens door het te beminnen

Eros Opstijgende liefde (mens -> hogere) Wordt aangetrokken door perfecties Liefde vanuit gemis, men wordt aangetrokken door wat men zelf niet heeft

Vraag 7: bespreek: barmhartigheid als uitbreiding en radicalisering van de bestaande vormen van altruïsme. Dit is een van de twee mogelijkheden om aan het gebod: naastenliefde, een zinvolle invulling te geven wanneer de godsdienstige inspiratie wegvalt, oftewel, in een seculiere wereld. Met de uitbreiding en radicalisering van de bestaande vormen van altruïsme wordt bedoeld dat je de groep uitbreidt. Wat we doen voor familie en vrienden moeten we ook voor mensen buiten deze kring doen. En het moet nog welwillender, je moet nog meer vergevingsgezind zijn en je moet bereid zijn de ergste daden te vergeven.

Vraag 8: bespreek: barmhartigheid als onderbreking van bestaande vormen van altruïsme. Uitleg 1: In het gewone leven benaderen we elkaar als persoon, spontaan. We verwachten dan dat de ander op een gepaste manier als persoon reageert. (Bv. ‘goedendag’ zeggen en verwachten dat er ook ‘goedendag’ terug wordt gezegd). Wanneer een persoon tijdelijk of definitief niet meer in staat is als persoon te reageren (de persoon wordt dan je ‘naaste’), biedt barmhartigheid hulp. Het verdraagt of heeft geduld met het feit dat de ander als persoon tegelijk niet meer handelt als persoon. Voorbeelden: -

-

Je moet een beslissing nemen, je geraakt er niet uit. Je kwelt je geest daarmee, maar je geraakt er niet uit. Je gaat raad vragen aan een vriend. Je gaat er naar toe, je drinkt een fles wijn, en je komt tot een beslissing. De volgende dag begin je echter opnieuw te twijfelen. Deze keer kom je tot de andere beslissing. Normaal volgt iemand een raad, OF gaat er tegen in. Naastenliefde beoefen je op het ogenblik dat iemand uit het spel valt, nl. radeloos wordt. Je kunt hem niet meer bereiken met raad te geven. Op DAT moment moet je barmhartig worden. Wanneer iemand om hulp vraagt, om troost vraagt, maar tegelijk blijkt dat hij ontroostbaar is. barmhartigheid houdt ‘verdragen’ in, nl. verdragen dat de ander die naar hulp vraagt niet kan geholpen worden, dus verdragen dat je niets meer kan doen. Iets verdragen is op de rand van activiteit en passiviteit, dus niet meer helpen maar verdragen dat je niet kan helpen.

Barmhartigheid is lankmoedigheid en dat betekent verdragen of dulden dat de ander als persoon tegelijk niet meer handelt als persoon.

Uitleg 2: Deze barmhartigheid biedt hulp maar aanvaardt dat de persoon niet reageert als persoon. Hij gaat niet reageren zoals we verwachten dat hij zou doen. Als we een twijfelaar raad geven maar na onze raad is hij nog steeds aan het twijfelen. Dit verwachten we niet maar deze vorm van barmhartigheid aanvaardt dit en laat het toe dat de twijfelaar, ondanks jou hulp, nog steeds geen besluit kan trekken. Barmhartigheid is verdragen dat de ander als persoon tegelijk niet meer handelt als persoon => het is dus niet in de eerste plaats iets doen MAAR ophouden iets te doen

Barmhartigheid is lankmoedigheid en dat betekent verdragen of dulden dat de ander als persoon tegelijk niet meer handelt als persoon.

Welke uitleg heeft jou voorkeur? Geef het door! Vraag 9: Mystiek vindt haar wortels in een passionele liefde. Leg dit uit aan de hand van de definitie van passionele liefde. De wortels van de mystiek zitten niet in het feit dat je door God wordt aangetrokken ondanks zijn onbereikbaarheid maar juist omwille van zijn onbereikbaarheid. Hierin zit de overeenkomst met de passionele liefde. Dit is namelijk een liefde waarbij het verlangen naar de ander, de liefde voor de ander volledig domineert. De onbereikbaarheid van de ander is hier de voorwaarde om van iemand te houden.

Vraag 10: Waarom is die nacht van mystiek belangrijk? Uitleg 1: De nacht van het mystieke lijden brengt iets tot stand dat je als individu, als ‘ik’, niet tot stand kan brengen. Deze depressie brengt én de dood van het eigen ik én het einde van het strevende verlangen tot stand en is vergelijkbaar met de melancholie. Men wil niets meer en is tot niets meer in staat. Vaak vindt men steun in de identificatie met de lijdende Christus. Door het mystieke lijden wordt de zuivering van het 'ik' vervolledigd. Zonder het beleven van de Nacht, zal men nooit tot de hogere gebedsvormen van de mystiek kunnen komen. NOTA: deze uitschakeling van het eigen ‘ik’ is een passieve handeling omdat je het eigen ‘ik’ niet zelf kan bewerken. Zover het subject een ik is kan het niet anders dan alles op zichzelf betrekken en vanuit zichzelf verstaan. Voorbeeld 1: het verlangen (de wil) kan zich niet uitschakelen. Niets willen is namelijk ook een uiting van de wil. Voorbeeld 2: Vergelijk met zelfonthechting: zich aan niets meer hechten is ook een soort hechting.

Uitleg 2: de Nacht brengt iets tot stand wat een individu op zichzelf niet kan, ze zorgt voor het einde van verlangens en voor de dood van het 'ik'. Zo wordt de ziel gezuiverd, en kan men zich volledig overgeven aan God. Tijdens de nacht ervaar je dat je tot niets meer in staat bent, en zo wordt de zuiverig van het 'ik' vervolledigd. Zonder het beleven van de Nacht, zal men nooit tot de hogere gebedsvormen van de mystiek kunnen komen.

Welke uitleg heeft jou voorkeur? Ge...


Similar Free PDFs