Archeologie en kunst van Egypte en het Oude Nabije Oosten PDF

Title Archeologie en kunst van Egypte en het Oude Nabije Oosten
Course Archeologie en Kunst van Egypte en het Oude Nabije Oosten
Institution Vrije Universiteit Brussel
Pages 51
File Size 2.6 MB
File Type PDF
Total Downloads 96
Total Views 136

Summary

Download Archeologie en kunst van Egypte en het Oude Nabije Oosten PDF


Description

Archeologie en kunst van Egypte en het Oude Nabije Oosten (ONO) 1 De inleiding 1.1 Egypte Definitie

Politiek

Geografie

De Nijl: De levensader van Egypte

Grondstoffen

Levensonderhoud

Het land van de benedenloop van de Nijlvallei  Neder-Egypte  Opper-Egypte Grote fases van politieke eenheid Egypte was verdeeld in 42 provincies die elk bestuurd werden door een nomarch  Als de centrale macht afnam, dan steeg de macht van de nomarch Westelijk deel van Egypte is droog en heeft weinig grondstoffen Oostelijk deel van Egypte heeft wat meer grondstoffen en men kan er turkoois winnen Vorm van de Nijl  Blauwe Nijl begint in Ethiopië  Witte Nijl begint bij het Victoriameer  De Nijl heeft 6 cataracts = stroomversnellingen De overstromingen van de Nijl gaven de naam aan Egypte  De Nijl laat “kemet” achter na een overstroming = zwart, vruchtbaar slib  De oogst gebeurt in maart  Overstromingen in juli/augustus Door het verdammen van de Nijl:  Geen overstromingen meer waardoor de grond verarmde  Aanleg Nassarmeer  Verplaatsing van Aboe Simbel door overstroming Sjadoef: Een waterfiltersysteem met hefboom en een emmer aan het uiteinde  Gebruikt van de Nieuwe Tijd tot nu bij minder goede overstromingen Grondstoffen waren in Egypte aanwezig  Gebruikt om gebouwen te bouwen en om sculpturen te maken Oostelijke woestijn van Egypte: Aanwezigheid van mineralen Nubië: Aanwezigheid van goud  Geprobeerd om dit bij Egypte te voegen Klei werd gebruikt als bouwmateriaal Men importeerde goederen uit “punt”  De exacte locatie is onbekend Bier, brood, granen Gedomesticeerde dieren  Een deel van de oogst werd aan de dieren gegeven die op hun beurt dan weer get veld gingen bemesten Vis was de belangrijkste bron van proteïnen Geen gebruik van olijfolie

1

1.2 Het Oude Nabije Oosten Geografie

Het belang van de Tigris en de Eufraat

Onderscheid tussen Noord- en Zuid-Mesopotamië Grondstoffen

Levensonderhoud

Bestaat uit verschillende geografische zones  Bergen met bossen  Woestijnen  Vruchtbare zones (steppe) Natuurlijke grenzen Seizoenen:  Droge en warme zomers  Relatief koude winters Regen:  Zuiden: Irrigatie was noodzakelijk om aan landbouw te kunnen doen  In het noorden was de situatie beter Rivieren: Eufraat en de Tigris Mesopotamië  Noord-Mesopotamië: Van de Turkse hooglanden tot Bagdad  Bergen, grote steppevlaktes  Zuid-Mesopotamië: Van Bagdad tot de Perzische Golf  Vruchtbare vlaktes + moerasland Bron in het gebergte in Turkije (smeltwater) Eufraat: Links, meer voorspelbaar, minder debiet, langer en breder Tigris: Rechts, snelstromend, meer debiet De rivieren kwamen vroeger niet samen, nu wel Noorden: Voldoende regenval om aan landbouw te doen Zuiden: Irrigatiekanalen om aan landbouw te doen  Irrigatiekanalen vragen veel onderhoud  Bepalen de landindeling en waar en wat er wordt gecultiveerd Grondstoffen waren weinig aanwezig  Men moest dus aan handel doen  Men ging ruilen met hun landbouwproducten  Zo ontstonden handelskaravanen  Men kon ook oorlog gaan voeren voor bepaalde grondstoffen te krijgen Aanwezigheid van klei  Tell: Een artificiële woonheuvel  Enkel met leemtichels gemaakt  Opgebouwd uit verschillende lagen Bitumen  Waterafstotend  Soort lijm voor bakstenen en sculpturen In Anatolië waren er wel veel grondstoffen  Metalen, mineralen en stenen Granen Gedomesticeerde dieren  Een onager = Soort ezel  Gebruikt als lastdier  Niet gedomesticeerd Geen olijfolie, wel sesamolie

2

1.3 De chronologie bepalen aan de hand van: Egypte

Tekstuele data Geschiedschrijvers Manetho  Schrijvers hadden een  Was de eerste aanzien omdat niet Egyptische schrijver iedereen kon schrijven die de Egyptische  Beeld van “De Zittende geschiedenis heeft onderverdeeld in Schrijver” dynastieën  Uit de 4de dynastie, niet geïdealiseerd  Origineel werk is niet meer beschikbaar, enkel kopieën  Farao’s hadden een Griekse naam  Geen gebruik van tussenperiodes  Veel verschil tussen Manetho en de koningslijsten  Geen absolute datering van voor de 26ste dynastie Archeologische data  Seriatie: Typologische chronologie Natuurwetenschappelijke methodes ONO Tekstuele data  Veel meer aanwezig dan bij Egypte  Alles werd opgeschreven op kleien tabletten  Bewaart veel beter dan papyrus Annalen Kronieken  Gebeurtenissen worden op een  Gedenkwaardige gebeurtenissen chronologische wijze beschreven worden chronologisch opgeschreven jaar per jaar Archeologische data  Seriatie Natuurwetenschappelijke methodes! Zijn Egypte en ONO het begin van de beschaving? Koningslijsten  Palermosteen  Turijns koningslijst  Koninglijst in een tempel in Abydos  Om de heerschappij te legitimeren  Tussentijden zijn weggelaten

 

Alles wat we nu nog gebruiken in onze hedendaagse maatschappij vonden hier hun oorsprong  Het schrift, de eerste steden, de sociale gelaagdheid,… Er is niet één beginpunt van de beschaving, maar verschillende die onafhankelijk van elkaar zijn ontstaan en verspreid zijn over de hele wereld

3

1.3.1 Chronologie van Egypte (data zijn afgerond) Predynastieke periode Vroegdynastieke periode Oude Rijk Eerste Tussenperiode Middenrijk Tweede Tussenperiode Nieuwe Rijk Derde Tussenperiode Late Tijd Ptolemaeïsche Periode Romeinse Periode

Dynastie 1 – 2 Dynastie 3 – 6 Dynastie 7 – Midden 11 Midden 11 – Dynastie 13 Dynastie 14 – 17 Dynastie 19 – 20 Dynastie 21 – 25 Dynastie 26 – 31

5.300 v. Chr. – 3.000 v. Chr. 3.000 v. Chr. – 2.700 v. Chr. 2.700 v. Chr. – 2.150 v. Chr. 2.150 v. Chr. – 2.050 v. Chr. 2.050 v. Chr. – 1.650 v. Chr. 1.650 v. Chr. – 1.150 v. Chr. 1.150 v. Chr. – 1.050 v. Chr. 1.050 v. Chr. – 650 v. Chr. 650 v. Chr. – 330 v. Chr. 330 v. Chr. – 30 v. Chr. 30 v. Chr. – 395

2 De Neolithische “revolutie” 3 ontwikkelingen in et Neolithicum Mensen werden sedentair

Gebeurde in verschillende gradaties Moeilijk te achterhalen wanneer Gebeurde ook al in het paleolithicum  Natufiërs Men ging zelf voedsel produceren Langzame overgang In het begin: wilde granen cultiveren + wilde dieren  2.000 jaar later pas gedomesticeerde dieren en planten Het jagen-verzamelen was nog heel belangrijk Het gebeurde ook niet overal  Eerst in het Mdden-Oosten Aardewerk Al vroeger ontstaan in het Verre Oosten Neolithische packages: Een set van materiële cultuur, sedentarisme en landbouw die verschilt per tijd en per plaats.

Paleolithicum 20.000 v. Chr.

Epipaleolithicum

Neolithicum 10.000 v. Chr.

• Natufiërs - 13.000 v. Chr. - 10.000 v. Chr.

4

2.1 De Natufiërs Wie, wat, waar?

Archeologische data die wijzen op sedentarisme

Levensonderhoud

De Natufiërs waren complexe jager-verzamelaars die leefden in de laatste duizenden jaren van het Paleolithicum Het kerngebied is de het zuiden van de Levant  Noord-Israël en Jordanië Leefden in een gunstig klimaat  13.000 – 11.000 v. Chr.  Weinig redenen om rond te trekken  Bloei van wilde granen Als het klimaat slechter werd gingen ze zich weer verplaatsen  11.000 – 9.000 v. Chr. Gingen zich vestigen op plekken waar grote graanoogsten mogelijk waren Sites:  Grotsites  Ze leefden hier niet in  Tijdelijke kampen  Grotere “base camps” Ronde pitstructuren  Kleine huizen met een centrale haard  Kleinere structuren met een mogelijke opslagfunctie Vrijstaande structuren die geclusterd waren Veel graven gevonden  Wijst op een sendentair volk  Zie je minder bij nomaden Fauna data  Jacht op gazelles  Aanwezigheid van huismuizen, ratten en spreeuwen “Broad Spectrum”  Verschillende soorten voedsel  Voedselinname wordt aangepast aan de lokale omgeving Er worden vooral gazelles gegeten  Mogelijke jachtstrategie?  Poging tot domesticatie? Al gedomesticeerde honden?  Er zijn graven gevonden met een mens en een hond in Plantenconsumptie  Weinig data over omdat plantaardig materiaal slecht bewaart  Vooral wilde soorten gegeten  Er zijn sikkels gevonden met een soort “glos” die alleen verschijnt als je de sikkel gebruikt

5

2.1.1 Abu Hureyra Een site met zowel epipaleolithische als neolithische bewoning  11.000 – 10.000 v. Chr. Op de site werden plantenresten gevonden  Hillman, 2001:  Bepaalde soorten onkruid groeien alleen als er aan landbouw wordt gedaan  Granen werden niet zo vaak gecultiveerd, maar ook peulvruchten De nieuwe data wijst op een diversificatie van wilde planten

2.1.2 Graven Binnen en buiten Natufische sites vindt men georganiseerde begravingszones Lichamen liggen meestal in putten in een foetushouding Veel variatie in begravingen  Primaire begravingen: Lichamen voor de eerste keer begraven  Secundaire begravingen: Lichamen begraven en daarna het graf openmaken en de botten verplaatsen  Schedel wordt vaak verwijdert en versierd en in het huis gezet  Gebeurde veel in het neolithicum

2.1.3 Link met het Neolithicum De eerste vormen van sedentaire groepen zijn ontstaan Bepaald Neolithische praktijken gaan terug tot het epipaleolithicum Er is geen pre-domesticatie Complexe jager-verzamelaar: Groepen die heel flexibel en adaptief waren Aanwezigheid van een materiële cultuur

2.1.4 DNA-studie Grote gelijkenissen tussen de Natufiërs en de boeren in de Levant  

Minder grote gelijkenis tussen Natufiërs en de boeren in Iran  Verschillen in lokale ontwikkelingen

2.2 Chronologie van het Neolithicum

PPN-A - Pre-Pottery Neolithic A •10.500 - 8.700 v. Chr.

PPN-B - Pre-Pottery Neolithic B •8.700 v. Chr. - 7.000 v. Chr. •Veel verdere verspreiding

PN - Pottery Neolithic •7.000 - 6.000 v. Chr.

6

2.2.1 Pre-Pottery Neolithic Pre-Pottery Neolithic Klimaat: Vroege Holoceen  Een relatief warme periode PPN-A PPN-B Betere condities dan het Jong Drys Meer vochtige condities  Dit is de laatste koude periode  Jong Drys: Van 11.500 – 13.000 v. Chr.  Warmer en vochtiger Grotere verspreiding van graansoorten en bossen Stijging van de zeelevels 2.2.1.1 Architectuur PPN-A en PPN-B PPN-A PPN-B Vooral dorpen, gehuchten, kampen en Grotere dorpen, gehuchten en tijdelijke gespecialiseerde sites kampen Grotere nederzettingen dan voorheen Nederzettingen van ongeveer 4 – 5ha.  Van 0,1 – 3ha. Ronde pitstructuren Introductie van rechthoekige architectuur  Wordt niet overal gebruikt Leemtichels Gebruik van mudbricks Woonhuizen: “Corridor structures” of “Pier structures”  Haarden, vijzels, opslagplaatsen  Meerdere cellen of kamers  De huizen worden schoongemaakt  Muren en vloeren warden bepleisterd  Bewijs hiervoor zijn “middens” of  Binnen en buiten de gebouwen: veel afvalhopen harden en ovens Gebouwen met een specifieke functie Voorbeeld: Çayönü  Kralenworkshop  Silo’s  Communale of rituele gebouwen Voorbeeld: Jericho, Wadi Faynan Late PPN-B (LPPN-B) Dit is de periode van de “megasites” Nederzettingen van 8 – 12ha. Een clustering van mensen door:  Het ineenstorten van vroegere nederzettingen  Het samenvoegen van de populatie in nieuwe nederzettingen De megasites liggen redelijk dicht bij elkaar  Onderlinge contacten en uitwisseling van materialen en technologieën Je kent niet meer iedereen die in je nederzetting leeft Voorbeeld: Çatalhöyük Megasites houden als snel op met te bestaan  Een te grote druk op de omgeving door de grote hoeveelheid mensen?  Door ziektes?  Klimaat?

7

2.2.1.2

Voorbeelden

Jericho Enorme stad van 6ha. Bewijs van communale gebouwen Aanwezigheid van een toren van 8,5m met een grachtomwalling  Sociaal-religieuze functie  De toren heeft een topografische en astronomische positie in het landschap  Er vonden begravingen plaats rond de toren  Ronde opslagplaatsen rond de toren  De trap in de toren was uitgehouwen en meerdere malen hersteld Çayönü De site laat een goede sequentie zien van de architectuur doorheen de PPN PPN-A PPN-B Het einde van PPN-B Ronde huizen Rechthoekige huizen De huizen hebben nu een stenen vloer en twee  Verhoogde leefruimte verdiepingen  Interieur is opgedeeld

De “Skull Building”  Hier vonden veel secundaire begravingen plaats  Van een ovaal grondplan naar een rechthoekig  Altaar aanwezig  Uiteindelijk ritueel verbrand Uit een isotopenonderzoek bleek dat er sociale verschillen waren in het dieet in Çayönü

8

Çatalhöyük: 7.400 – 5.600 v. Chr. Ligt in centraal-Turkije in een voormalig moeraslandschap Het was een deel van een grotere site  Bestaat uit twee heuvels: De oost- en west-heuvel De site is uniek omdat er een enorme hoeveelheid aan symbolische voorwerpen is gevonden  De site is niet uniek om de chronologie en aard van de materiële cultuur vergelijkbaar is met die van andere sites De gehele oost-heuvel was bebouwd met huizen  De huizen konden naast de woonfunctie ook een andere functie hebben  Zoals rituele of sociale praktijken  Weinig variatie in het uitzicht van de huizen  De huizen hadden een proper en een vuil gedeelte  Het vuile gedeelte was onder de inkom waar de haard stond en waar men voedsel bereide  Egalitaire maatschappij: Iedereen is gelijk, geen hiërarchie Er waren geen straten.  De dagelijkse activiteiten en de verplaatsing gebeurde via de daken Çatalhöyük was georganiseerd in verschillende neigbourhoods  Het sociale geheel was belangrijk  Kinderen bleven bijv. niet bij hun biologische ouders “History Houses”: De huizen hadden allemaal verschillende bouwfases  Hebben ook meer symboliek zoals schilderijen en graven

2.2.2 Pottery Neolithic Uitvallen van de megasites  Terug naar kleinschalige dorpen  Megasites bleven wel bestaan Variatie in architectuur, grootte en lay-out  Ronde en rechthoekige gebouwen  Eén of meerdere kamers  Waarschijnlijk enkel één verdieping  Minder gebruik van bepleisterde vloeren Culthuizen verschillen van woonhuizen op vlak van:  Monumentaliteit  Lay-out  Constructietechnieken  Vloeren

9

Göbekli Tepe Göbekli Tepe is een unieke site omdat er verschillende rituele en cultusgebouwen te vinden zijn  Meer dan 200 T-pijlers  Een twintigtal grote, cirkelvormige structuren De site staat op een plateau dat gemaakt is door de mens Er stond ook een nederzetting bij de site  Men heeft zich eerst vooral gefocust op de opgraving van de cultusgebouwen Monumentaliteit door:  Enorme T-vormige stenen, monolieten pilaren  Iconografie van dieren in hun natuurlijke omgeving  De centrale pijlers zijn antropomorfisch (lijkend op de mens)  Waren een soort van totempalen?  Bankstructuren zijn nog aanwezig Later (in PPN-B) worden de cirkelvormige structuren verlaten en gaat men over op rechthoekige structuren  Deze worden ook ingebed in de omgeving Op het einde werden gebouwen ritueel afgesloten  Gebouwen werden opgevuld met afval en de deuren werden afgesloten  Teken dat dit meer is dan een gewoon woonhuis Stenen T-pilaar Ronde gebouwen Centrale pijler

Jerf el-Ahmar, Syrië Een verzonken, centrale gebouwen met meerdere ruimtes  Multifunctioneel “Kiva”-structuur: Centrale ruimte met een haard in het midden en daaromheen banken Ruimte werd gebruikt voor opslag, ontmoetingen of het had een rituele functie

10

2.3 Levensonderhoud Dieren- en plantendomesticatie gebeuren rond dezelfde periode  Het is een complex proces  Soms mislukt het en moet men opnieuw beginnen  Morfologische veranderingen zijn pas na een lange tijd zichtbaar PPN-A PPN-B Geen domesticatie van granen en dieren Aanwezigheid van gedomesticeerde planten Wel cultivatie van wilde granen en De meerderheid van het voedsel wordt nog peulvruchten altijd verzameld Nog altijd veel jagen-verzamelen De domesticatie van dieren is een langzaam proces  Wel al indicaties van opslag  Technische problemen  Het is duur  Er is gewoon geen nood aan gedomesticeerde dieren  “Intensive mixed farming”: Zowel aan vee- als aan plantenteelt doen  Vee kan de velden bemesten  Men wordt minder mobiel  Veel opbrengst en minimale risico’s

3 De weg naar complexiteit en urbanisme 3.1 Begravingen in PPN Primaire en secundaire begravingen in nederzettingen  Secundaire begravingen vooral in PPN-B Begravingen in de buurt van huizen  Voornamelijk in putten  Onder de vloer of in afgelijnde ruimtes op de site Er was geen verschil in geslacht en leeftijd, maar niet iedereen werd begraven De schedel wordt na de dood verwijdert en versierd en/of tentoongesteld Grafgiften zoals stenen werktuigen, tools Kfar HaHoresh, Israël – PPN-B De enige gekende begraafplaats  Geen woonhuizen aanwezig op de site  Wel andere structuren zoals: podia, haarden,… Gelegen in de buurt van een aantal andere nederzettingen  De begraafplaats is mogelijk gebruikt door verschillende nederzettingen Primaire en secundaire begravingen van voornamelijk jonge mannen “feasting deposits” – Afvalputten gevonden met de resten van gazelles en oerrunderen Grafgiften zoals: Schelpen van de kust, Obsidiaan (was ook niet in de buurt)  Handel? Exchange? Körtik Tepe – PPN-A Graven met rijke bijgaven onder huizen, muren Beenderen waren versierd met pleister en verf Feasting deposits

11

Çatalhöyük – PPN-B “Çatalhöyük is settlement as much as a necropolis” Ook veel begravingen gevonden  Veel meer mensen leefden in de stad, dan dat er gevonden warden in de graven  Een theorie is dat de overleden mensen op de velden werden gelegd voor de gieren  Er is een muurtekening gevonden van gieren en mensen zonder hoofd Mensen werden begraven in een put onder een verhoging in het huis Er is geen biologische link tussen de begravingen en de bewoners van het huis  Een gezin zoals wij dat kennen bestond toen niet.  Kinderen bleven niet bij hun biologische ouders

3.2 Andere materiële cultuur Figurines

Sculpturen

Stenen maskers

Dit zijn abstracte beelden of beelden in de vorm van mensen of dieren Begon vanaf PPN-A, maar werd vooral later vaak gebruikt Beelden hadden verschillende functies:  Afbeelding moedergodin  Speelgoed De beelden werden gebruikt en bleven niet op een schapje of altaar staan Worden gevonden op afvalhopen  Soms zijn de beelden gebroken  Door het afsluitingsritueel Er gebeurde op voorhand een selectie van het materiaal waaruit het beeld gemaakt moest worden Beelden konden worden “aangekleed” met bijv. gras Levensloop beelden:  Beelden werden gemaakt  Beelden werden gebruikt, uitgewisseld  Beelden werden aan- of uitgekleed  Beelden werden weggegooid en verlaten  Beelden werden vernield “Ain Ghzal”: Beeld gemaakt van riet met pleister eroverheen en daar hoofden opgezet “Urfa Man”: Een groot, monumentaal beeld dat zeer realistisch is voor die tijd Gevonden in de woestijn van Judea in Israël  Vooral gevonden in grotten Ze waren beschilderd Hadden waarschijnlijk iets te maken met de doden Ontstaan door het gebruik van pleister  Het modelleren van pleister en klei zou het begin kunnen zijn van keramiek Geen grote impact op het leven  Men had andere bewaringstechnieken Keramiek had vooral een communale functie: Kommetjes Lipide onderzoek: Wat is er het laatst bewaard in de potten?

12

Voorbeeld van een figurine

Ain Ghaza, 1m

Urfa man, 1m80

Hirbat Duma - Masker

Tell Sabi Abyad, Syrië – PN Niet-lokale keramiek gevonden van een hoogwaardige kwaliteit  Er zijn weinig aanwijzingen dat de keramiek ter plaatse werd gemaakt Veel kommetjes gevonden Lipide onderzoek wijst uit dat men waarschijnlijk droge, organische producten in de potten bewaarden 1.000 jaar later maakten men de keramiek zelf en werd de keramiek voor veel meer verschillende dingen gebruikt

13

Conclusie In het Neolithicum vinden grote veranderingen plaats die een duidelijke invloed hebben op de materiële cultuur Het communale is belangrijk Er vindt geen revolutie plaats, maar een evolutie  Een trage evolutie op verschillende plekken en met verschillende snelheden  Bijv. De Natufiërs Veel symbolische uitingen  De mens moet zich aanpassen aan een nieuw leven: van nomadisch naar sedentair Urbanisati...


Similar Free PDFs