ZSO 13 Fysiologie van het hart en basis ECG PDF

Title ZSO 13 Fysiologie van het hart en basis ECG
Author Si DR
Course Anatomie en fysiologie I
Institution UC Leuven-Limburg
Pages 4
File Size 289.4 KB
File Type PDF
Total Downloads 96
Total Views 126

Summary

Download ZSO 13 Fysiologie van het hart en basis ECG PDF


Description

ZSO 13: Fysiologie van het hart en basis ECG Doelstellingen 1. Je kent het verschil tussen myocardweefsel en pacemakerweefsel (ppt 3/4)  Pacemakerweefsel is gespecialiseerd in ontladen (depolariseren) omdat ze elektrisch instabiel zijn. Bv. SA knoop zijn pacemakercellen: omdat de SA knoop sneller ontlaadt dan andere delen van het hart, bepaalt het gewoonlijk de hartslag en ze heet daarom de primaire pacemaker van het hart. Activering van de sinusknoop zorgt voor atriumcontractie door het myocardweefsel. = Pacemakercellen = gangmakercellen = nodale cellen = prikkelvormende cellen: Genereren prikkels en geleiden deze naar alle hartspiercellen (myocardcellen), hebben zelf geen contractiele eigenschappen!  Myocardweefsel: is gespecialiseerd dwarsgestreept hartspierweefsel (komt alleen in het hart voor): elke vezel (cel) heeft een nucleus en een of meer vertakkingen. De uiteinden van de cellen en vertakkingen staan in nauw contact met de uiteinden en vertakkingen van omliggende cellen. Het weefsel is dus zo opgesteld (oa intercalaire schijven, gap junctions,…) dat de AP synchroon wordt voorgeleid door het hartspierweefsel en dit als geheel/synchroon samentrekt. = Verbonden via intercalaire schijven en gap junctions  vlotte doorgave van signalen en dus synchroon (als een geheel) samentrekken 2. Je weet wat een rustpotentiaal en wat een actiepotentiaal is.  De rustpotentiaal van een cel is de verzameling van de nernstpotentialen van alle ionen die permeabel zijn over het membraan. Rustmembraanpotentiaal kan alleen veranderen als een van de ionen meer/minder permeabel wordt. Bijvoorbeeld door een prikkel van buitenaf.  Repolarisatie = terugkeer naar de rusttoestand = negatief inwendige cel door uitstroom van positieve ionen = K+  actiepotentiaal een golf van elektrische ontlading over de membraan van een exciteerbare cel, zoals een neuron of een spiercel. Actiepotentialen vormen een essentiële eigenschap van dierlijk leven, maar komen ook voor in sommige planten. Ze maken het mogelijk om snel informatie te verzenden tussen verschillende weefsels. Het zenuwstelsel maakt uitvoerig gebruik van actiepotentialen, om informatie tussen zenuwcellen onderling uit te wisselen, maar ook tussen zenuwcellen en andere celtypen, zoals spieren of klieren, of tussen spiercellen onderling, zoals in de hartspier.  = ELEKTRISCH FENOMEEN, bestaande uit een depolarisatiefase en repolarisatiefase.  In rusttoestand is er in de hartspiercel een spanningsverschil, potentiaal, genoemd, tussen het inwendige van de cel (intracellulair) en het uitwendige (extracellulair). Het inwendige van de cel is negatief geladen ten opzichte van de buitenkant. De rustpotentiaal bedraagt ongeveer – 90 mV Aan deze rusttoestand kan er een einde komen door een aantal stimuli, die de hartspiercellen elektrisch prikkelen: · Bepaalde hartspiercellen (sinusknoop, AV- knoop) functioneren als pacemakercellen en produceren op zich prikkels of elektrische activiteit, die de rustpotentiaal van de hartspiercel doet veranderen. · Ook mechanische oorzaken, zoals bijv. een hartmassage, kunnen verandering brengen in de rustpotentiaal. De rustpotentiaal verandert, na deze prikkeling, in een actiepotentiaal met een typisch verloop: zie fig 12-8. Men beschrijft vooreerst een snelle ontlading van de hartspiercel, depolarisatiefase genoemd (steil oplopend deel van de curve), gevolgd door een kleine repolarisatie, met daaropvolgend, een lang aangehouden plateau. Vervolgens treedt na het plateau een verdere repolarisatie (dalend deel van de curve) op. De opeenvolgende depolarisatie en repolarisatie van de hartspiercel (= elektrisch fenomeen) t.g.v. een stimulus maakt dus de actiepotentiaal uit. Let erop dat deze depolarisatie (positiever worden van de cel) en de repolarisatie (terug negatiever worden van de cel) teweeg gebracht worden door ionenstromen. De contractie van de hartspiercel, een mechanisch fenomeen ontstaat als gevolg van deze actiepotentiaal en wel op de volgende manier: onmiddellijk na de depolarisatie, begint de contractie en deze duurt ongeveer anderhalve keer zolang als de actiepotentiaal. De relaxatie van de ventrikel valt samen met de repolarisatiefase. Het is dus belangrijk te begrijpen dat de hartspiercel op de depolarisatie reageert met een contractie en op de repolarisatie met een relaxatie. Elektrisch fenomeen Depolarisatie Repolarisatie

Mechanisch fenomeen Contractie = systole  ledigen Relaxatie = diastole  vullen

3. Je kent het verschil tussen de elektrische en mechanische activiteit van de hartspier (?)  ELEKTRISCH FENOMEEN door prikkelgeleidingssysteem: pacemakercellen of gangmakercellen: automatische

ontlading  MECHANISCHE ACTIVITEIT (contractie - samentrekken/relaxatie - ontspannen) volgt op de elektrische activiteit door hartspiercellen/= myocardcellen met contractiele eigenschappen 4. Je weet wat de betekenis en de opbouw is van een hartcyclus  Bestaat ui de periode vanaf het begin van de ene hartslag tot het begin van de daar opvolgende hartslag. De hartcyclus bestaat dus uit een contratiefase en een ontspanningsfase. - Tijdens de contractie of systole stuwt de hartafdeling bloed in een aangrenzende hartafdeling of in arterie. - Ontspanning of diastole, wanneer de afdeling zich met bloed vult en zich op het begin van de volgende hartcyclus voorbereidt.  Het ritme kan immers sneller of trager zijn dan 60-80 slagen per minuut. - Bradycardie (bradys, traag) is een aandoening waarbij het hart langzamer slaat dan normaal (minder dan 60 slagen per minut.) - Tachycardie (tachys, snel) is de hartslag sneller dan normaal (100 of meer slagen per minuut).

5. Je kan op een eenvoudige manier formuleren wat je verstaat onder een ECG en definiëren met welke top welke elektrische en mechanische fase overeenkomt  Een ECG is een grafische weergave van de elektrische activiteit in de hartspier. De letters ECG staan voor ElektroCardioGram. Het ECG is beter bekend als een hartfilmpje, hoewel het eigenlijk geen bewegend beeld toont. Een ECG registreert de elektrische prikkel die de spiercellen in het hart laat samentrekken.  5 golven: P Q R S T - P-golf: atriale depolarisatie - QRS: ventriculaire depolarisatie: snelle verspreiding van de impuls vanuit de AV knoop door de AV bundeltakken en de Purkinjevezels en de elektrische activiteit van de ventrikelspier. Er is een vertraging tussen de voltooiing van de Pgolf en het begin van QRS complex. Dit vertegenwoordigt de geleiding van de impuls door de AV-knoop zodat de atriale contractie volledig afgerond kan worden voordat de ventriculaire contractie begint. - T-golf: ventriculaire repolarisatie: geeft de ontspanning van de ventrikelspier weer.

6. Je kan een patiënt op een eenvoudige manier uitleggen wat een kunstmatige pacemaker doet met het hart.  Een pacemaker is een klein, glad metalen doosje van ongeveer 0.75 cm dik, 4.5 cm breed en 5 cm lang. Daaraan vastgekoppeld zitten één of twee lange draden, de pacemakerelektroden. Een batterij zorgt ervoor dat de pacemaker jarenlang een elektrische impuls kan afgeven. Een pacemaker is dus een apparaatje dat het werk van de sinusknoop en/of de AV-knoop overneemt, waardoor het hart weer in het normale tempo en ritme gaat pompen. Wanneer dat nodig is, geeft een pacemaker een klein stroomstootje af doorheen de pacemakerelektroden, waardoor de hartspier samentrekt. Meestal is een pacemaker nodig als het hartritme te langzaam is Zelftoets 1. a) b) c) 2.

Antwoord met juist of fout en motiveer je antwoord: Een ECG met de mechanische activiteit van de hartspier. FOUT  van de elektrische activiteit in de hartspier. Na depolarisatie volgt systole en na repolarisatie diastole. JUIST Enkel de ventrikels kunnen een systole en diastole vertonen. FOUT  atria Geef een omschrijving van het prikkelgeleidingsstelsel van het hart ( en maak een schets.)  Een netwerk van gespecialiseerd hartspiercellen die elektrische impulsen opwekken en geleiden. Het netwerk bestaat uit twee typen hartspiercellen die zich niet samentrekken: (1) Nodale cellen: die de snelheid van de hartcontracties bepalen en die zich in de sino-atriale (SA) en atrioventriculaire (AV) knoop bevinden (2) Geleidende cellen: die de prikkel tot samentrekking naar het volledige myocardium voortgeleiden. De geleidende cellen van de ventrikels zijn de cellen van de AV-bundel, de bundeltakken en de Purkinjevezels. Die prikkel stimuleert de hartspier om zich samen te trekken. Het prikkelgeleidingssysteem zorgt ervoor dat het samentrekken in het juiste tempo en in de juiste volgorde gebeurt. De juiste volgorde wil zeggen: eerst de boezems, dan pas de kamers.

1. Sinu-atriale knoop, SA-knoop = primaire pacemaker  activiteit SA-knoop en activering atrium beginnen 2. Atrio-Ventriculaire knoop, AV-knoop, secundaire pacemakern  prikkel verspreidt zich over het oppervlak van de atria en bereikt de AV-knoop 3. Bundel van His  Er is een vertraging van 100 msec bij de AVknoop. Contractie atria begint. 4. Linker en Rechter bundeltak  de impuls verplaatst zich langs het interventriculaire septum binnen de bundel van Hils en de bundeltakken naar de Purkinjevezels. 5. Purkinje-vezels  de impuls wordt door Purkinjevezels geleid en door het gehele myocardium van de kamers doorgegeven. Contractie atria is voltooid en contractie ventrikels begint.

3. Beantwoord volgende vragen omtrent het ECG: (examen vraag)

 a) Waarvoor staat de afkorting ECG? Elektrocardiogram b) Benoem, de golven (=toppen/pieken) in de figuur. in de figuur c) Definieer met welke elektrische + mechanische fase iedere top overeenkomt. d) Hoeveel hartslagen tel je op de figuur? 2 hartslagen e) Welke fase zie je niet op een ECG? Verklaar repolarisatie van atria...


Similar Free PDFs