Basket - Cursus PDF

Title Basket - Cursus
Author Igor Maksymiuk
Course Anatomie
Institution Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Pages 40
File Size 2.2 MB
File Type PDF
Total Downloads 78
Total Views 165

Summary

Cursus...


Description

Inhoudstafel 1. Inleiding 2. Beginnen met basketbal 3. Leerlijnen 3.1. Voorbereidende oefenstof basketbal 3.1.1. Wanneer 3.1.2.

Oefenstof

3.1.3.

Didactische tips

3.2. Initiatie basketbal op school 3.2.1.

Wanneer?

3.2.2.

Oefenstof

3.2.3.

Didactische tips

3.3. Vervolmaking basketbal op school 3.3.1.

Wanneer?

3.3.1.

Oefenstof

3.3.3.

Didactische tips

4. Methodische tips basketbaltechnieken Conventionele tekens 4.1 Dribbelen a. Techniekbeschrijving b. Aandachtspunten c. Oefeningen 4.2. Stoppen 4.2.1.1 tijd a. Techniekbeschrijving b. Aandachtspunten c. Oefeningen 4.2.2.2 tijden a. Techniekbeschrijving b. Aandachtspunten c. Oefeningen 4.2.3. Pivoteren a. Techniekbeschrijving b. Aandachtspunten

c. Oefeningen 4.3. Passen 4.3.1.Borstpas a. Techniekbeschrijving b. Aandachtspunten c. Oefeningen 4.3.2.botspas a. Techniekbeschrijving b. Aandachtspunten c. Oefeningen 4.3.3.baseballpas a. Techniekbeschrijving b. Aandachtspunten c. Oefeningen 4.3.4.flippas a. Techniekbeschrijving b. Aandachtspunten c. Oefeningen 4.4. lay-up 4.4.1.Rechts a. Techniekbeschrijving b. Aandachtspunten c. Oefeningen 4.4.2.Links a. Techniekbeschrijving b. Aandachtspunten c. Oefeningen 4.4.3. Power lay-up a. Techniekbeschrijving b. Aandachtspunten c. Oefeningen 4.5. shot 4.5.1. Set shot a. Techniekbeschrijving b. Aandachtspunten

c. Oefeningen

4.5.2. jump shot a. Techniekbeschrijving b. Aandachtspunten c. Oefeningen 4.6. defensieve technieken 4.6.1. stepslide en swing&lead a. Techniekbeschrijving b. Aandachtspunten c. Oefeningen

5. methodische tips basketbaltactieken 5.1. aanvallend a. tactiekbeschrijving b. aandachtspunten c. oefeningen 5.2. verdedigend a. tactiekbeschrijving b. aandachtspunten c. oefeningen

6. Reglementen schoolbasketbal 7. Bronnen

1. Inleiding Basketbal is een wedstrijdsport die in 1891 door James Naismith in Springfield, (Verenigde Staten) werd uitgevonden. Oorspronkelijk was het een Amerikaanse mannensport, maar het huidige basketbal wordt op elk continent en door zowel mannen als vrouwen beoefend. De sport wordt gespeeld door twee teams van elk vijf aan het spel deelnemende spelers en een aantal wisselspelers. Doel van het spel is de (ronde) bal te veroveren en deze door een ijzeren ring -de korf of in het Engels: basket- te werpen en te verhinderen dat de tegenstander hetzelfde doet. De korf hangt op een hoogte van 3,048 meter (10 feet), is bevestigd aan een backboard en voorzien van een net. Aan elk van de korte zijden van het rechthoekig basketbalveld bevindt zich een korf. Basketbal wordt zowel binnen als buiten (het zogenaamde streetbasketball of streetball) beoefend; binnen is de ondergrond doorgaans van hardhout of kunststof en buiten wordt op asfalt gespeeld. Internationale basketbalwedstrijden wordt volgens de officiële regels van de FIBA gespeeld, de NBA heeft hier echter sinds jaar en dag een grote invloed op en neemt vaak het voortouw in spelregelwijzigingen, die later door de FIBA worden overgenomen

Hoe kunnen we deze technisch moeilijke sport nu gemakkelijk aanleren aan leerlingen. Hoe kunnen we de leerlingen plezier laten beleven aan deze sport waar spel van zo een enorm groot belang is? Het antwoord is eigenlijk vrij eenvoudig. Basket leer je al spelend, en hoe beter de spelletjes, hoe leuker de leerlingen het gaan vinden en hoe beter ze het gaan kunnen.

GET INSPIRED en KEEP IT SIMPLE. Met deze 2 leuzen geraak je een heel stuk op weg.

2. Beginnen met basketbal Een kind is bijna nooit te jong om met basketbal te beginnen. In clubverband starten men vanaf 5 jaar. In schoolverband is elk spel waarin oog-hand coördinatie en vangen en werpen met een bal wordt aangemoedigd een goed begin.

3. Leerlijnen 3.1. Voorbereidende oefenstof basketbal 3.1.1. Wanneer  Lagere school en opwarming van alle basketballessen 3.1.2.

Oefenstof

 Balvaardigheid en inschatten balbanen - oog-handcoördinatie - Gericht werpen en vangen, dribbelen, kaatsen, koppen, slaan…. - Verplaatsen ifv balbaan

Oog-handcoördinatie beweeg de bal al rollend, draaiend, werpend of dribbelend op, rond of boven het lichaam. Door een speelse manier van werken versterk je de balvaardigheid en coördinatie. Inschatten van balbanen Laat bal werpen en vangen met handen, in hoepels, emmers,...ifv ooghandcoördinatie. Op die manier schakel je de basketbaltechnieken uit en ligt het accent op het inschatten van de balbaan

3.1.3.

Didactische tips Balbezit primeert op snelheid. Snelheid aanpassen ifv balvaardigheid Oefeningen differentiëren binnen 1 groep.

3.2. Initiatie basketbal op school 3.2.1.

Wanneer?

3.2.2 Oefenstof 3.2.3.

Didactische tips

3.3. Vervolmaking basketbal op school 3.3.1.

Wanneer?

3.3.1.

Oefenstof

3.3.3.

Didactische tips

4. Methodische tips basketbaltechnieken

4.1 Dribbelen Een dribbel begint als een speler, nadat hij een levende bal op het speelveld heeft bemachtigd, deze werpt, tikt, rolt, dribbelt op de vloer of intentioneel tegen het doelbord werpt en de bal weer raakt voordat deze een andere speler raakt. Een dribbel eindigt wanneer de speler de bal gelijktijdig met beide handen raakt of de bal in één of beide handen tot stilstand laat komen. Tijdens een dribbel mag de bal in de lucht geworpen worden op voorwaarde dat de bal de vloer raakt of een andere speler voordat de speler die de bal wierp deze opnieuw raakt met de hand. De dribbel wordt gebruikt in volgende situaties : - om de bal op te brengen in tegenaanval; - om een rechtstreekse tegenstrever uit te schakelen in het spelen één-tegen-één;

- om in een verdediging te penetreren, bijvoorbeeld tegen een zoneverdediging; - om een gunstige positie te scheppen voor een pas of een doelpoging; - om uit een moeilijke situatie te ontkomen (escape dribbel).

Bij het aanleren wordt vanaf het begin iedere dribbelvaardigheid zowel met de rechter als met de linker hand uitgevoerd. Leerlingen of spelers moeten vanaf het begin goed beseffen dat de situatie belangrijker is dan hun persoonlijke voorkeur bij het beslissen welke hand te gebruiken bij de dribbel.

a. Techniekbeschrijving De speler oefent een kracht uit op de bal (meestal neerwaarts en voorwaarts). De . kracht op de bal en de zwaartekracht bepalen de snelheid waarmee de bal de hand verlaat. - De grond oefent een kracht uit op de bal en wijzigt de snelheid en de richting van de bal. De snelheid waarmee de bal de grond verlaat, hangt af van de snelheid die de bal heeft juist voor hij de grond raakt. Hier ligt één van de belangrijkste oorzaken van balverlies bij het dribbelen. De speler loopt en verliest het contact met de bal, omdat de bal te weinig snelheid heeft vooraleer hij de grond raakt. - Om in een goede positie de bal terug te kunnen opvangen mag de speler niet sneller lopen dan de snelheid die hij aan de bal geeft. - De speler remt de opwaartse snelheid van de bal af door een zekere kracht op de bal uit te oefenen zodat die terug naar de grond gericht wordt. De hoeveelheid kracht die de speler nodig heeft om deze verandering te verkrijgen, hangt af van de afstand waarover hij die kracht uitoefent en van de snelheid van de bal op het ogenblik dat hij de hand raakt van de speler.

 Dribbel ter plaatse Houding van de speler die ter plaatse dribbelt - De voeten staan evenwijdig; het lichaamsgewicht rust op de punten van de voeten. - De benen zijn soepel gebogen. - De romp is lichtjes voorover gebogen, het hoofd blijft echter rechtop. - De bal wordt met gespreide vingers geduwd, niet geslagen. - Zodra de speler de bal voelt, buigt hij de arm om de botsende bal af te remmen. - De bal wordt beschermd met de vrije arm. - De speler kijkt niet naar de bal. - Indien nodig om de bal te beschermen gaat de dribbeler over van een parallelstand

naar een boxersstand. Daarbij kijkt de speler over de voorste schouder voorwaarts. In geen geval gaat men zich volledig met de rug naar de verdediger draaien ('backing'), waarbij het overzicht over het spel gedeeltelijk verloren gaat.

 Dribbel in beweging Houding van de speler die zich al dribbelend verplaatst De dribbeltechniek is ongeveer dezelfde, maar de romp wordt iets meer voorover gebogen en de bal blijft steeds zij-vóór. Er is een onderscheid tussen de hoge en lage dribbel: - De hoge dribbel wordt gebruikt als er geen verdediger in de nabijheid is. De speler kan snel vorderen en zeer goed de spelsituatie overzien. - De lage dribbel wordt gebruikt om de bal maximaal te beschermen. De bal wordt laag bij de grond gecontroleerd. Zodra de spelers de basistechniek van het dribbelen beheersen, zowel ter plaatse als in beweging, moeten zij zich verder bekwamen met dribbelbewegingen om de tegenstrever te misleiden of hem voorbij te geraken. De meest typische fout die beginnelingen maken is dat zij de bal te veel vóór de eigen voeten dribbelen in plaats van naast en voor het lichaam. Zodra ze versnellen ontdekken ze dat de bal hen hindert in hun beweging.  Dribbel met verandering van snelheid en ritme De speler dribbelt met een bepaalde snelheid. Hij vertraagt, richt zijn romp even op en versnelt dan weer.  Dribbel met verandering van richting 1. Binnenwaarts De verandering van richting binnenwaarts kan op twee manieren uitgevoerd worden. Bij de gewone binnenwaartse richtingsverandering wordt gesteund op de buitenste voet en wordt de binnenste voet vervolgens in de nieuwe dribbelrichting geplaatst, nadat de bal schuin voorwaarts in de nieuwe dribbelrichting werd geduwd. Om de bal nog beter te beschermen onder grote verdedigende druk wordt de tweede variant, de cross-over-dribbel uitgevoerd. Hierbij pivoteert de speler bij het veranderen van richting op de binnenste (achterste) voet en wordt eerst de buitenste voet in de nieuwe dribbelrichting geplaatst. De bal wordt hierbij in de richtingsverandering schuin achterwaarts gedribbeld, om zo beter de bal te beschermen. 2. Buitenwaarts (cross-over) De reverse-dribbel of verandering van richting buitenwaarts wordt uitgevoerd met de

rug naar de tegenstrever. De binnenste voet wordt gekruist voorwaarts geplaatst en de speler pivoteert rugwaarts en plaatst de buitenste voet nu in de nieuwe dribbelrichting. De bal wordt met de oorspronkelijke dribbelhand rugwaarts naar de nieuwe dribbelhand gebracht. Deze dribbel wordt niet aangemoedigd omdat de speler het zicht op het spelgebeuren voor hem verliest. In een één-tegen-één situatie is deze dribbel echter wel efficiënt om de bal optimaal te beschermen.

3. Dribbel tussen de benen (reverse) Deze dribbel verdient de nodige aandacht omdat een verhoogde bescherming van de bal mogelijk is, zonder het overzicht op het spel te verliezen. De uitvoering is nagenoeg identiek aan de gewone cross-over. Nu wordt de bal van voor naar achter tussen de benen van richting veranderd tijdens de eerste stap in de nieuwe dribbelrichting met de binnenste voet. Het is belangrijk dat de bal zeer laag terug opgevangen wordt door de nieuwe dribbelhand, zodat de controle over de bal behouden blijft zonder naar de bal te kijken. 3 Dribbel achter de rug of achter de benen f Dit is wellicht de snelste manier om op volle snelheid de bal van hand te wisselen bij een verandering van richting, terwijl een optimale bescherming en speloverzicht behouden blijven. De bal wordt als het ware voorbij gelopen, terwijl de hand achter de bal gebracht wordt. Vervolgens wordt bij de richtingsverandering de bal voorwaarts getrokken achter de rug naar de nieuwe dribbelhand. Bij een goede uitvoering kan de bal laag, achter de knieën van richting veranderd worden, in de ruimte voorzien door het buigen van de benen.

b. Aandachtspunten - Tracht de bal zo lang mogelijk te begeleiden. - Vloeiende beweging - Bal niet “scheppen” - De dribbelbeweging gebeurt met een losse pols. - Houding van de speler die zich al dribbelend verplaatst (hoog – laag) - Niet naar de bal kijken - Behoudt overzicht

c. Oefeningen

4.2. Stoppen 4.2.1.stop in 1 tijd a. Techniekbeschrijving Na de laatste dribbel, een pas of een rebound komt de speler tot stilstand, waarbij de beide voeten gelijktijdig de grond raken b. Aandachtspunten -voeten schouderbreedte - beide voetpunten in dezelfde richting. - basketbal basishouding - blijf in balance c. Oefeningen - lopen en vrij stoppen - idem, maar nu op bespaalde plaatsen op het terrein of in hoepels stoppen - Stoppen, na balontvangst pivoteren, wegdribbelen - Bij correcte stop vertrek in dribbel, lay-up - vijf- of tienpassenspel met klemtoon op correct stoppen

4.2.2.Stop in 2 tijden a. Techniekbeschrijving Na de laatste dribbel, een pas of een rebound komt de speler tot stilstand, waarbij de beide voetenniet gelijktijdig de grond raken. b. Aandachtspunten - onthoudt de voet waarmee als eerste contact met de grond werd gemaakt -voeten schouderbreedte

- beide voetpunten in dezelfde richting. - basketbal basishouding - blijf in balance - bal voor het lichaam, 2 handen op de bal, ellebogen naar buiten c. Oefeningen zie stoppen in 1 tijd

4.2.3. Pivoteren a. Techniekbeschrijving Een pivotbeweging is de toegestane beweging tijdens dewelke een speler, die een levende bal vasthoudt op het speelveld, met dezelfde voet één of meerdere keren in gelijk welke richting stapt, terwijl de andere voet, de pivotvoet genaamd, op dezelfde plaats met de vloer in aanraking blijft. Het bepalen van een pivotvoet voor een speler die een levende bal grijpt op het speelveld: Terwijl hij met beide voeten op de grond staat: - Op het moment dat hij één van beide voeten optilt wordt de andere voet de pivotvoet. Terwijl hij in beweging is: - Indien één voet de vloer raakt, dan wordt die voet de pivotvoet. - Indien beide voeten van de vloer zijn en de speler op beide voeten gelijktijdig landt, dan wordt op het moment dat hij één van beide voeten optilt de andere de pivotvoet. - Indien beide voeten van de vloer zijn en de speler op één voet landt, dan wordt die voet de pivotvoet. Indien de speler op die voet afzet en tot stilstand komt door op beide voeten gelijktijdig te landen, dan kan geen van beide voeten een pivotvoet zijn. b. Aandachtspunten - zie stoppen in 1 tijd - behoudt het overzicht - pivoteer binnen de schouderbreedte - pivotvoet steeds op de grond houden - pivotvoet niet slepen

c. Oefeningen

4.3. Passen 4.3.1.Borstpas a. Techniekbeschrijving  Passen •

basketbalhouding, duimen achter de bal, vingers gespreid ( maak een bakje)



duimen ter hoogte van proc. Xiphoïdeus (borstbeen)



bal met beide armen gelijktijdig van je wegduwen



armen strekken, pronatie van handen (duimen naar beneden)



mik op de borstkas van medespeler of naar het gegeven doel



zet 1 stap voorwaarts bij het afwerpen van de bal om de snelheid te vergroten

 vangen vraag de bal door een richtplaats te geven aan de passer. 1 hand: strek de arm zijwaarts of voorwaarts (half gestrekt) met de handpalm open naar de bal . Wanneer de bal de hand raakt breng je de hand met de bal zo snel mogelijk naar het midden van het lichaam, waar de bal wordt geklemd met de andere hand. 2 handen: Vraag de bal door armen licht te strekken in de richting van de pasgever, met de duimen naar elkaar en de handpalmen naar de bal. De wijsvingers zijn licht

van elkaar verwijderd. Wanneer de bal de handen raakt omklemmen de vingers de bal en worden de armen verder geplooid om de snelheid van de bal op te vangen. Er is steeds de mogelijkheid 1 pas achterwaarts te plaatsen om nog grotere snelheden op te vangen. b. Aandachtspunten - blijf steeds naar de bal kijken - vingers wijd open - duimen naar beneden - met de pas meestappen - Armen strekken c. Oefeningen - leerlingen per 2 tegenover elkaar: * pas geven vanuit stilstand (afstand vergroten) * idem met telkens enkele passen naar achter en terug naar voor - 2 groepen tegenover elkaar: * pas uit dribbel * pas uit dribbel en nabeweging

4.3.2.botspas a. Techniekbeschrijving - basketbalhouding, duimen achter de bal, vingers gespreid- duimen ter hoogte van borstbeen - bal met beide armen gelijktijdige van je wegduwen - armen strekken - pronatie van handen (duimen naar beneden) - mik op 2/3e afstand tussen pasgever er ontvanger b. Aandachtspunten - armen schuin afwaarts strekken - kracht zetten vanuit de buikspieren - kijk naar de bal - instappen met de bal mee. c. Oefening idem als bij borstpas 4.3.3. baseballpas a. Techniekbeschrijving basketbal basishouding, met bal centraal voor de schouders (Tripple-threat position) in één tijd linkervoet verplaatsen in voorwaartse spreidstand (gericht naar het doel) en de bal wapenen achter en boven de rechterschouder, met de rechterhand achter de bal en de linkerhand voor de bal. De bal wordt geworpen door een draaiende beweging te maken met de romp. De bal wordt in een rechte lijn geduwd en de beweging eindigt met een “zweepslag” van pols en vingers. De linkerhand wordt gebruikt om de richting aan te wijzen en extra kracht te kunnen geven. Follow through: De achterste voet wordt opgeheven tot slechts de punt ervan op de grond is. Rechterschouder en arm worden naar voor gebracht en de arm wijst naar het doel terwijl de pols los hangt. Een baseballpass wordt enkel vanuit stand gegooid, nooit vanuit een dribbel. Om vanuit een dribbel deze pas te kunnen gooien moet de speler een stop maken. b. Aandachtspunten - evenwicht - wijs naar doel met de vrije hand - schat de balbaan goed in bij een bewegend doel.

- Hou je lichaam in 1 rechte lijn. - Behoudt overzicht c. Oefeningen vrij of op bevel tussen 2 spelers die stilstaan tegenover elkaar pasgever staat stil, doel is in beweging (vb baseballpass, lay-up) 4.3.4 Overheadpas a. Techniekbeschrijving - basketbalhouding, duimen achter de bal, vingers gespreid- Breng de bal boven het hoofd in het gezichtsveld - pas de bal met 2 handen - de voorarmen komen in het verlengde van de bovenarmen - snelle beweging van de polsen - pronatie van handen (duimen naar beneden) - lichaam groot maken door het gewicht op de voorvoet te brengen - schijnbewegingen zijn essentieel b. Aandachtspunten - armen schuin afwaarts strekken - kracht zetten vanuit de buikspieren - kijk naar de bal c. Oefening idem als bij borstpas 4.3.5. flippas (one hand underhand pass) a. Techniekbeschrijving Uitgangspositie idem als borst en botspas. De pas wordt gegeven door de bal met 1 hand onderhands door te passen naar een medeleerling. De extra snelheid wordt aan de bal gegeven door de opwaartse polsslag b. Aandachtspunten lichaam roteren inde richting van de ontvanger bal zo lang mogelijk met 2 handen begeleiden kijk inde richting van de ontvanger c. Oefeningen idem als bij borstpas 4.4. lay-up Techniekbeschrijving Deze techniek wordt toegepast uit pas of uit dribbel. Het doel is op een snelle manier

de afstand tussen de aanvaller en de ring te verkleinen en met een dynamische beweging tot een doelpoging te komen. Een lay-up is een doelpoging in een tweepassenritme. Tijdens de twee passen is de bal gewapend in twee handen voor de afwerpschouder. De eerste pas is groot, de tweede is klein. In dit tweede contact zal de aanvaller zo hard mogelijk afstoten om dichter bij de ring te komen. Bij het uitstrekken van het lichaam in de afstootfase van het tweede contact wordt de bal met twee handen naar boven gebracht, waarna de bal verder wordt begeleid en afgeworpen door de afwerphand. De bal wordt gemikt op de dichtstbijzijnde bovenhoek van het kleine vierkantje. 4.4.1. Rechts a. techniekbeschrijving: De lay-up is een doelpoging in een tweepassenritme. De afstoot gebeurt op de aan de hand tegengestelde voet Het slingerbeen is gebogen helpt de speler bij de hoogtesprong De speler moet na de worp dadelijk in evenwicht op de grond neerkomen, klaar om een mogelijk mislukte doelp...


Similar Free PDFs