Begrippenlijst boek groot worden PDF

Title Begrippenlijst boek groot worden
Author Maïté Adriaenssens
Course ontwikkelingspsychologie 1
Institution Karel de Grote Hogeschool
Pages 13
File Size 1.1 MB
File Type PDF
Total Downloads 92
Total Views 126

Summary

In deze begrippenlijst vindt u de moeilijkste woorden uit het boek groot worden. Ook de betekenis van deze woorden wordt hierin beschreven....


Description

A

Aarzelend spreken Abstract denken

Abstraheringsproces Acceleratieverschijnsel Accommodatie Achievement status Adaptatie

Adhd

Afwerende gehechtheid

Ainsworth

Antropomorfisme of animisme Apgarscore

Artificialisme

Assertieve vaardigheden Assimilatie

Associatief geheugen Asynchroon Auto-erotisch gedrag

Meestal in emotioneel geladen situaties, teveel p.171 kleuter taalont ineens willen zeggen Denken heeft betrekking op dingen die niet direct p.264 ado cogn ont waarneembaar zijn en/of gebeurtenissen die niet rechtstreeks ervaren worden In staat zijn om te generaliseren en discrimineren p.127 peuter cogn ont Versnelde ontwikkeling van de huidige adolescent in p.262 ado seks ont vergelijking met adolescenten van enkele generaties geleden  groter, vroeger geslachtsrijp Deelbegrip adaptatie= denkstructuren aanpassen aan p.97 baby cogn ont eisen vd realiteit Relatief sterke keuze gemaakt na fase van verkenning p.297 ado pers ont Ontwikkelingsmechanisme in cogn ont volgens Piaget: p.96 baby cogn ont denken past zich aan de omgeving aan én bij de aanpassing wordt rekening gehouden met het reeds verworven inzicht en begrip: 2 deelbegrippen = assimilatie en accommodatie p.247 lschool ‘anders’ Attention deficit hyperactivity disorder: geen leerstoornis: beertjes van Meichenbauw: WAT?HOE? DOE!CONTROLE! Type C: kind heeft ambivalent gedrag (aanhalig en p.91 baby soci emo zoeken contact/ opvliegend en onhandelbaar) paniek als verzorger uit zicht is, ontroostbaar als verzorger terug is + boos. Moeder is niet consistent soms alert en goed, soms totaal vergeten en afschepen Experiment hoe het kind reageert in een onbekende p.91 baby soci emo omgeving bij een vreemde: 4 cat: 1. Afstand (vermijdend) 2. Basis (veilig) 3. Contact (afwerend) 4. Desoriëntatie of Desorganisatie (kenm a en c, verward). Levenloze objecten hebben dezelfde eigenschappen p.134 peuter cogn ont als die welk het kind ook zelf ervaart, menselijke gevoelens bv. stoute tafel Na de geboorte: 5 parameters krijgen score van 0-2. p.59 pasgeborene Hartslag, regelmaat ademhaling, spiertonus, reactie huidprikkel, kleur huid. Gezond = van 8 in de eerste minuut naar tien in de tweede meting na 10min. Alles lijkt door iemand gemaakt, iemand is p.134 peuter cogn ont verantwoordelijk bv engel maakt sneeuw, kabouter plant paddenstoel Compliment geven/aanvaarden, verzoek afwijzen (nee p.278 ado soc emo zeggen), opkomen voor zichzelf Deelbegrip adaptatie = toepassen van kennis om p.97 baby cogn ont nieuwe ervaringen te begrijpen en in te voegen in bestaande denkstructuren (realiteit inpassen in denkstructuren) Memoriseren door herhaling p.212 lschool cogn ont Ongelijke groei p.69 baby lich ont Gedrag bewust gericht om een aangenaam gevoel te p.85 baby seks ont krijgen

Autonomie Autonoom gemotiveerd gedrag Autoritaire opvoedingsstijl

Autoritatieve opvoedingsstijl

B

Babyreflex Basisautomatismen

Begrijpend lezen Behaviorisme

Betekenisvol taalgebruik Bowlby

Brede basiszorg Bronfenbrenner

C

Castratieangst

ZelfDeterminatieTheorie: psychologisch vrij te kunnen handelen en zonder druk te kunnen functioneren Intrinsieke motivatie en geïdentificeerde regulatie

p.32 inleiding

Extreem strenge ouders: grenzen/eissen stellen, ado moet hun richtlijnen volgen, gedrag van ado controleren, overtredingen (hun regels) bestraffen, weinig overleg over achtergrond van deze grenzen  ado heeft neiging vergelijken met anderen, gebrek aan initiatief/spontaneïteit, weinig sociale vaardigheden. Ado is gehoorzaam, goed op school maar weinig zelfv. Democratische ouders: moedigen zelfst gedrag aan maar ook eisen/grenzen en controle gedrag ado. Overleggen met ado, warme houding en zorg  sociale competentie, zelfvertrouwen en verantwoordelijkheidsgevoel Babyreacties Begint met optellen/aftrekken van getallen onder 10, eerst adhv afbeeldingen, daarna met cijfersymbolen. Nadien volgt de eerste tientalpassering  tot 20 Automatische techniek om bij de inhoud te komen en de bedoeling van de tekst Ontwikkeling door observatie van waarneembaar gedrag in relatie tot omgevingsstimuli. Niet het interne maar externe.  conditionering (straffen/belonen) imitatie (Watson en Skinner) Brabbelgroepjes worden woorden, vroeglinguale periode Gehechtheidstheorie: de dispositie vh kind om nabijheid en daarmee veiligheid van de opvoeder te realiseren (vooral als het kind bang, moe of ziek is) gedragsregulerend systeem: signaleren van gevaar en traceren en inschatten van de beschikbaarheid vd opvoeder: niet in de buurt  angstig, ongemakkelijk of onzeker  systeem genereert handelingen om bij opvoeder te geraken nl. huilen of kruipen naar opvoeder  intern werkmodel Stimuleren, differentiëren en remediëren

p.272 ado soc emo

Bio-ecologisch model (ontwikkelingstheorie) omgeving wordt opgedeeld in 5 niveaus die gelijktijdig elk biologisch organisme beïnvloeden. 1. Microomgeving (directe omg: gezin, vrienden leerkracht) 2. Mesosysteem (familie, vrienden van vrienden, medellngen) 3. Exosysteem (instituties (scholen,kerken) en organisaties (overheid, media)) 4. Macrosysteem (politiek, religie, cultuur) 5. Chronosysteem (historische gebeurtenissen en verandering) Onderbewuste angst dat vader hem van zijn plasser

p.33 inleiding

p.272 ado soc emo

p.63 pasg mot ont p.237 lschool schoolse p.233 lschool schoolse p.23 inleiding

p.105 baby taalont p.89 baby soci emo

p.188 kleuter schoolse p.25 inleiding

p.175 kleuter seks ont

Centratie van denken Classificatietaken Cognitivisme

Combinatorisch denken

Compensatie operatie Competentie Concentratievermogen Concreet operationeel stadium Conditionering Conformisme

Contextueel / ecologisch perspectief Conventioneel niveau Kohlberg

Conventionele fase

D

Cytomegalievirus CMV Defensieve respons Diepteperspectief Differentiatie Differentiatiefase Differentiërend analyseren Discrepantie Dyscalculie

gaat beroven (rivaal aandacht moeder) Denkfout: denken centreren op 1 kenmerk. Bv. hoog smal glas bij conservatie Meerdere voorwerpen sorteren volgens 1 of meerdere ordeningsprincipes Denkprocessen: hoe personen informatie verwerken en welke invloed dit heeft op gedrag, nature/nurturedebat (Jean Piaget), informatieverwerkingstheorie en neurobio perspectief Alle mogelijke combinaties van afzonderlijke eigenschappen nagaan, relaties tss eigenschappen uitdrukken in proporties om vervolgens op basis van het wel/niet voorkomen van bepaalde combinaties causale verbanden af te leiden. Bv experiment met twee proefbuisjes, vier glazen (1 met gif) Conservatieproef: het glas is hoger maar ook smaller ZDT: gewenste activiteiten tot een goed einde te brengen Uw hoofd er bij kunnen houden Denken van het kind is gekoppeld aan realistische, concreet voorstelbare situaties Wenselijk gedrag aanleren door belonen, niet wenselijk afleren door straffen neiging om je aan te passen aan gedrag en opvattingen in een bepaalde groep. Kleding, muziek, taalgebruik Verbinding van verschillende componenten ontwikkelingstheorie (onderbewust, gedrag, denken of het biologische) Sociaal-culturele theorie Vygotsky, Bio-ecologisch model Bronfenbrenner Lagereschoolkind: algemene gedragscodes, normen. Omdat het nu eenmaal niet mag. 1e fase: directe omgeving (ouder, lkr, klas, scouts) 2e fase: grotere sociale systemen (wetten, rechtbanken, wrkgevers) Wetten, afspraken en regels bepalen wat het kind ‘moreel goed’ vindt, oog voor algemene gedragscodes Schadelijk voor foetus, verspreiding door jonge kinderen via speeksel en urine Van stimulatiebron wegkeren bv. van hard geluid wegdraaien Visual cliff proef Taken/opdrachten dienen aangepast te worden aan de ontwikkeling van elk individueel kind  ZNO Primitieve zinnen geleidelijk aan uitbouwen tot grammaticale constructie Meer letten op details situatie dat twee dingen niet overeenstemmen Ernstige rekenstoornis

p.129 peuter cogn ont p.210 lschool cogn ont p.24 inleiding

p.266 ado cogn ont

p.129 peuter cogn ont p.32 inleiding p.232 lschool schoolse p.208 lschool cogn ont p.23 inleiding p.292 ado pers ont

p.25 inleiding

p.180 kleuter morele

p.228 lschool mor ont p.49 ongeb baby p.75 baby perc ont p.77 baby perc ont p.30 inleiding p.172 kleuter taalont p.122 peuter mot ont p.294 ado pers ont p.246 lschool ‘anders’

Dysgrafie

Dyslexie Dysorthografie

E

Eclampsie Egocentrisch

Egocentrisch taalgebruik Egocentrische instelling Elkind Embryo Equilibratie Erikson

Ervaringsgericht werken Ervaringsgerichte dialoog Evolutionair / ethologisch perspectief Experimenteer en constructiespelen Experimenterend denken

Exploratiedrang Exploratiegedrag Externe regulatie /extrinsieke motivatie

F

Fallisch narcisme

Schrijven zelf ernstig verstoord  motorisch probleem geen leerstoornis, schrijven als beweging lukt niet Moeite bij het leren lezen, woordblind Stoornis in foutloos schrijven (spellen) , zelden afzonderlijk gaat vaak samen met ernstige leesstoornis Gevolg toxicose, stuiptrekking, shock, coma: levensbedreigende krampen Geen onderscheid tussen zichzelf en zijn eigen acties of handelingen enerzijds en de buitenwereld met zijn objecten anderzijds. Geen splitsing tussen actie en object. Bedmonologen, tegen zichzelf praten

p.246 lschool ‘anders’

p.245 lschool ‘anders’ p.245 lschool ‘anders’

p.49 ongeb baby p.102 baby cogn ont

p.137 peuter taalont

Niet in staat iemands perceptueel of emotioneelp.131 peuter cogn ont motivationeel perspectief in te nemen. Niet andermans standpunt innemen Onderzocht perceptuele reorganisatie, schematisering p.206 lschool perc ont en exploratie Miniatuurmensje komt na zygote p.43 ongeb baby = streven naar evenwicht binnen de processen van p.97 baby cogn ont Adaptatie nl assimilatie en accommodatie Persoonlijkheidsontw.: mensen worden zowel p.110 baby pers ont gevormd als belemmerd door hun samenleving en cultuur, 8 stadia met in elk stadium een conflict/crisis dat ieder individu moet oplossen, ontw is nooit compleet Richten op datgene wat zich in iemand afspeelt op het p.184 kleuter schoolse ogenblik dat hij met iets of iemand in contact is, wanneer zich in een bepaalde situatie bevindt. Wederzijdse dialoog = aanvaarding, echtheid en p.187 kleuter inleving schoolse Oorsprong evolutietheorie Darwin, survival of the p.25 inleiding fittest. Effect van biologische kenmerken op het gedrag. Deze kenmerken worden genetisch doorgegeven. gehechtheidstheorie Bowlby Ervaring opdoen met allerlei materiaal (kralen, stof, p.239 lschool spelont papier, kurk) Hypo-dedu-denkproces: deze gevolgtrekkingen p.265 ado cogn ont toetsen aan de concrete realiteit en naargelang het resultaat van deze toetsing zijn vooronderstelling behouden/wijzigen Nieuwe dingen onderzoeken en ontdekken p.151 peuter schoolse Verkennen van de wereld p.91 baby soci emo Gedrag komt voor uit druk die het kind voelt bv p.33 inleiding beloning of straf Bv boodschappen doen voor oma omdat ze dan een centje krijgt Overdreven zelfvertrouwen door overschatting van de p.176 kleuter seks ont eigen penis

Fenomenalistisch causaliteitsdenken Finalisme

Fixatie (Freud)

Foetus Fonologie Fontanel

Foreclosure-status Fundamenteel leren Fundamentele bewegingsactiviteit Fysiognomisch waarnemen G

Oorzakelijke relaties zien tussen gebeurtenissen die toevallig zijn bv pyama aandoen dan start tiktak, mama is ziek omdat ik stout was Alles heeft een bedoeling, niks gebeurt zomaar bv nacht is gemaakt om te kunnen slapen, bananen groeien aan bomen om ze te kunnen plukken Gedrag dat in een ontwikkelingsfase is blijven steken als gevolg van een onopgelost conflict bv orale fase: kauwen of kauwgom Komt na embryo, vrucht neemt menselijke vorm aan auditief, klanken onderscheiden en articuleren Twee kraakbenige vliezen bovenaan en achterkant schedel pasgeborene, verbindt de schedelbeenderen die nog niet met elkaar vergroeid zijn Volgt voetstappen ouders in identiteit, geen alternatieven in overweging genomen Diepgaand leren

Belangrijk in een menselijk leven bv. springen, rennen, klimmen,… Hangt samen met animisme: levenloze objecten hebben gezichten, lief of dreigend bv lachende zon, boze wolk Gecontroleerd Wanneer een kind zich onder druk gezet voelt bv gemotiveerd gedrag beloning/straf (buiten het kind) of schuld/schaamte (Geïntrojecteerde regulatie binnen het kind) Gedachtehandelingen Voorstellingen mentaal manipuleren, handeling in gedachten Gedesoriënteerde Type D: zowel kenmerken type a als c. in de war door gehechtheid stress, huilend weglopen ipv naar ouders toelopen Geestelijk en emo in staat om iets te leren in een Geestelijk en voortdurende wisselwerking met anderen. Luisteren, emotioneel aandacht schenken, afwachten. Belangstelling tonen evenwicht voor letters en leren lezen/schrijven Gehechtheidsgedrag Aangeboren gedragingen die verzorgers dienen te mobiliseren bv huilen Geïdentificeerde Het kind vindt de activiteit persoonlijk zinvol of relevant kind staat volledig achter zijn gedrag regulatie (autonoom gemotiveerd gedrag) bv. Tandenpoetsen is niet leuk maar wel zinvol voor gezondheid Geïnterioriseerd In gedachten: nadenken over problemen en experimenteren oplossingen vind op mentaal niveau Gedrag van het kind komt voort uit Geïntrojecteerde schuld-/schaamtegevoelens regulatie Bv. Elke week kamper opruimen omdat hij zich anders schuldig/angstig voelt Gender Perceptie: Besef mannelijk of vrouwelijk te zijn, verschillend van geslacht Gender-gerelateerde Man = krachtig, onafhankelijk, competitief verwachtingen Vrouw= zorgzaam, warm, expressief Genderidentiteit Sekse identiteit, jongens en meisjes gedragen zich

p.135 peuter cogn ont

p.134 peuter cogn ont

p.83 baby seks ont

p.44 ongeb baby p.172 kleuter taalont p.59 pasgeborene

p.296 ado pers ont p.184 kleuter schoolse p.119 peuter mot ont p.134 peuter cogn ont

p.33 inleiding

p.208 lschool cogn ont p.91 baby soci emo p.234 lschool schoolse

p.87 baby soci emo p.33 inleiding

p.123 peuter cogn ont p.33 inleiding

p.112 baby pers ont p.146 peuter pers ont p.145 peuter pers ont

Genderverwarring Germinale periode Geslacht Getalbegrip Globale waarneming Grafeem-foneem correspondenties Grijpreflex

H

Habituatie of gewenning Harlow Heksenmelk Herkennend lezen Holofrasen Humanistisch perspectief

Hypothetisch deductief denkproces I

Idealisme

Identiteitsdiffusie Identiteitsontplooiing Identiteitsstatus Identiteitsverwarring Identiteitsvinding Imaginair publiek

Inadequate omgangsstijl Individuatie Informatieverwerkingstheorie Informeel gevormde

verschillend ze vertonen seksestereotiep gedrag, los van geslacht Wie ben ik? Wie wil ik zijn? Vrouw in mannenlichaam? = zaad/kiem. Beginstadium vd mens, de prille vrucht (samengesmolten ei en zaadcel) Seksuele anatomie die aanwezig is Basis voor alle wiskundig inzicht en rekenkundig handelen Waarneming in totaliteit minder in detail Verbanden tussen afzonderlijke lettertekens (=grafemen) en afzonderlijke klanken (fonemen) Gebalde vuisten gaan open door over handrug strijken en knijpt krachtig dicht als in de handpalm duwen. Evolueert naar gericht grijpen na 3 maand Het totaal bekende boeit baby’s minder Experiment met resusaapjes Vocht uit de borstklieren bij baby’s door hormonen Vertrouwde woorden in 1 oogopslag lezen, geoefende lezer Eenwoordzinnen Benadrukken unieke kwaliteiten die elk individu bezit. Vrije wil van het individu staat voorp omdat elk individu de capaciteit heeft om zijn eigen keuzes te maken en zijn gedrag aan te sturen: ontw bepaald door onbewuste processen, leren v/d omgeving of rationele cognitieve processen (Rogers en Maslow) Denken bestaat uit opeenvolging van hypo (vooronderstelling) en het maken van dedu (gevolgtrekking) . Als..dan. Redenering Nieuw abstract denkvermogen van ado  snel ongeduldig wnnr ze geconfronteerd worden met mistoestanden Onzeker over identiteit, geen exploraties of duidelijke keuzes gemaakt voor de toekomst Wie wil ik worden? 4 statussen waarin de ado zich kan bevinden Onvermogen om de juiste rollen in het leven te identificeren (Erikson) Wie ben ik? Introspectie, zelfreflectie Wat een ado over zichzelf denkt, denkt hij dat anderen ook over hem denken, hij is het middelpunt v/d belangstelling Er niet in slagen te integreren in een groep: *de pester *de clown *de vleier *de pseudovolwassene Jongere groeit uit tot een autonome persoonlijkheid die zijn eigen plaats in de volwassenenwereld vindt Perspectief binnen cognitivisme: denken vergelijken met elektronische verwerking door een computer Eigen vrijetijdskader buitenshuis zonder volwassene

p.298 ado pers ont p.42 ongeboren baby p.112 baby pers ont p.236 lschool schoolse p.122 peuter mot ont p.232 lschool schoolse p.64 pasg mot ont

p.81 baby perc ont p.87 baby soci emo p.62 pasgeborene p.232 lschool schoolse p.105 baby taalont p. 26 inleiding

p.265 ado cogn ont

p.268 ado cogn ont

p.296 ado pers ont p.293 ado pers ont p.295 ado pers ont p.111 baby pers ont p.293 ado pers ont p.291 ado pers ont

p.217 lschool soc emo p.269 ado soc emo p.24 inleiding p.278 ado soc emo

groepen Interculturele vriendschappen Intern werkmodel

Interpersoonlijke conflicten Intrapsychische conflicten Intrinsieke motivatie

J

Jeugdcultuur

K

Kalmerend tekenen Karikaturen Kinderseksualiteit Klasse-inclusie

Klasseninclusie

L

Kohlberg Kortetermijngeheugen Kwalitatieve veranderingen L’enfant parfait of het volmaakte kind Langetermijngeheugen Leerstoornissen

Lewis Lichamelijk gevoelde betekenissen Logische denkhandeling en denkoperatie M Magisch denken

Tussen jongeren met verschillende etnische achtergrond Gehechtheidswerkmodel van Bowlby: innerlijke representaties vh gedrag van de opvoeder aangaande diens beschikbaarheid en responsiviteit Botsing op grond van een verschil on opinie of verschil in de doelen die de betrokkenen nastreven Inwendige conflicten: bv tegenstrijdigheden waarnemen tussen nieuwe ervaringen en datgene wat hij tot dan toe van mening was Het kind vindt de activiteit leuk/interessant  kind staat volledig achter zijn gedrag (autonoom gemotiveerd gedrag) Bv fysica goed bijhouden omdat je dit interessant vindt en meer wilt leren Eigen cultuur van ado: groep met dezelfde opvattingen en gedragingen Geometrische figuren Mislukkingen/ afwijkingen worden overdreven in de tekening Ontdekken eigen lichaam en daarbij horende gevoelens bv aaien geeft goed gevoel Verzameling bloemen met blauwe en gele bloemen. Bloemen = geheel en blauw en geel = delen. Delen zijn subklassen van het geheel Onderscheid maken tussen klassen en deelklassen; klasse in haar geheel bevat altijd meer elementen dan een deel van die klasse Morele ontwikkeling adhv 3stadia met elk 2 fasen Zorgt dat je samenhang blijft ervaren tussen wat er seconde na seconde gebeurt, tijdelijke opslagplaats Activiteiten worden beter uitgevoerd Vanaf 10j. perfecte beheersing van het lichaam: fysiek een heel harmonische lichaamsbouw en uitermate beweeglijk en alert in gedrag Kan iets voor langere termijn opslaan Specifieke vorm van leerproblemen. Toekenning advh vermoedelijke oorzaken via uitsluiting van bepaalde oorzaken Spiegelexperiment met rode stip op neus Gedachten, emoties, wensen, verlangens, gewaarwordingen en sensaties die iemand beleeft op een bepaald moment in een bepaalde context Organisatie van handelingen of acties op het voorstellingsniveau Een gebeurtenis kunnen beïnvloeden waar hij normaal geen vat op heeft door een handeling uit te
...


Similar Free PDFs