Biologie: eigen oefentoets: het oog PDF

Title Biologie: eigen oefentoets: het oog
Course Biologie
Institution ASO
Pages 16
File Size 641.3 KB
File Type PDF
Total Downloads 81
Total Views 136

Summary

Het oog - 3 WETENSCHAPPEN...


Description

Biologie : Het oog (p 5-18) 1) Duid de verschillende delen van het oog aan.

/130 /21

/ /

8= 9= 10= 11= 12= 13=

A= B=

/9

1= 2= 3=

C=

4=

D=

5=

E=

6=

F=

7=

G= H= I= J= K= L= M= N= O= P

2) Geef de functie

/13

Achterste oogkamer= Blinde vlek = Gele vlek = Glasachtig lichaam = Harde Oogvlies = Hoornvlies= Iris of regenboogvlies = Lens = Netvlies = Pupil= Straallichaam =

A= Vaatvlies =

B=

Voorste oogkamer=

C= D= E= F= G= H=

1= 2=

1 2

4) Geef de functie

/7

Vetweefsel = Benige Oogkas = Oogspieren = Wenkbrauwen = Wimpers = Oogleden = Traanklieren =

A= 9

B= C= D= E= F= G= H= I=

6) De bolwand van het oog bestaat van binnen naar buiten uit 3 lagen :

/3

1. : ............................................................................................................ 2. : ............................................................................................................ 3. : ............................................................................................................

7) Binnen de volledige structuur van het oog is er maan een heel klein onderdeel dat lichtgevoelig is , namelijk het ........................................................

8) Duid aan en benoem.

/1

/4

A: Bipolaire cellen B: Ganglioncellen C : Lichtreceptoren of Zintuigcellen D: Pigmentlaag

/12



Pigmentlaag

(1p)

= ................................................................................................................................................. .....................................................................................................................................................



Zintuigcellen

(9p)

........................................ - ................................................................................................................................................... . - ................................................................................................................................................... .

- ................................................................................................................................................... . ........................................ - ................................................................................................................................................... . - ................................................................................................................................................... . ........................................ - ................................................................................................................................................... . De meeste kegeltjes liggen in de ..................................................................



Ganglioncellen

(1p)

(1p)

..................................................................................................................................................... .

10) Wat zijn de overeenkomsten tussen een oog en een camera? Vul in.

OOG BOUW * ..................................................................

CAMERA BOUW * Film

/10

* ..................................................................

* Diafragmaopening

* ..................................................................

* Diafragma

* .................................................................. SCHERPSTELLING _ ACCOMODATIE * Door .......................................................

* Lens SCHERPSTELLING _ ACCOMODATIE * Door verschuiven van de lens

*............................................................ *............................................................ LICHTSTERKTE * .................................................................... * Sterk licht: pupil wordt ......................

* Naar voren * Naar achteren LICHTSTERKTE * Diafragma Regelt de hoeveelheid licht.

* Zwak licht: pupil wordt ......................

11) Lees de tekst en beantwoord de vraag.

/1

We plaatsen een brandende kaars op een afstand van een dubbelbolle lens. Langs de andere kant staat een scherm. Wat zie je? ..................................................................................................................................................... .

12) Leg uit: * Accommodatie =

* Nabijheidspunt =

* Bijziendheid =

/10

* Verziendheid =

* Ouderdomsverziendheid =

13) Vul het accomodatieproces aan.

/5

... in de verte kijken...

...meer nabij kijken...

* Accommodatiespier is ...............................

* Accommodatiespier is ...............................

* Lensbanden zijn .........................................

* Lensbanden zijn .........................................

Lens is minder - meer gekromd

Lens is minder - meer gekromd

14) a) Wat zorgt voor de regeling van lichttoevoer?

.............................................

b) Lichttoevoer is mogelijk door 2 spieren :

/1

/2

*............................................................................................................................... *................................................................................................................................ c) Deze spierwerking is een reactie op de lichtintensiteit. Dit is de ........................................................................ d) Vul aan

  SCHETS

/6

... Bij sterk licht ... ...................................................... .....................................................

15) Vul aan

/1

/4

... Bij zwak licht ...  ........................................................  ......................................................... SCHETS

Staafjes Functie

Kegeltjes

*

*

*

*

16) Leg de beeldvorming in de hersenen uit.

/3

17) Wat is dieptezicht? Voor wat heb je dit nodig (4 voorbeelden)

18) a) Wat zijn de oorzaken van bijziendheid?

/2

* * b) Wat is een oplossing?

/1

* 19 ) a) Wat zijn mogelijke oorzaken van bijziendheid? * * b) Wat is een oplossing? *

/1

/2

/3

20) a) Wat is de oorzaak van ouderdomsverziendheid?

/2

*

b) Wat is een oplossing?

/1

* 21) Wat is een bifocale bril ?

/1

22) Geef een ander woord voor

/2

o Bijziendheid  o Verziendheid 

23) Wat is een progressieve bril?

/1

Biologie : Het oog (p 5-18) OPLOSSINGEN 1)

1= Oogspier (ooglidopheffer) 2= Glasachtig lichaam 3= Vaatvlies 4= Netvlies 5= Blinde vlek 6= Gele vlek 7= Oogzenuw 8= Lens 9= Bindvlies 10= Iris 11= Pupil 12= Straallichaam 13= Hoornvlies

2) Achterste oogkamer= Waterachtig vocht achter de iris. Blinde vlek = Plaats waar de oogzenuw begint, hier is geen beeldvorming mogelijk. Gele vlek = Plaats waar de lichtreceptoren zeer dicht bij elkaar liggen, hier vormt zich het scherpste beeld. Glasachtig lichaam = Geleiachtige, kleurloze massa die stevigheid geeft aan het oog. Harde Oogvlies = Wit,taai vlies dat zorgt voor de stevigheid van het oog. Hoornvlies= Doorzichtig gedeelte van het harde oogvlies. Iris of regenboogvlies = Bevat kleurpigment en regelt de hoeveelheid licht. Lens = Doorzichtig en geleiachtig. Netvlies = Bevat licht gevoelige receptoren (= vormt beelden) Pupil= Opening in de iris. Straallichaam = Verdikking van het vaatvlies, lens hangt hieraan vast met lensbandjes. Vaatvlies = Bevat de bloedvaten voor de aanvoer van voedingsstoffen en afvoer van afvalstoffen. Voorste oogkamer= Waterachtig vocht tussen iris en hoornvlies.

3) A= wenkbrauw B= ooglid C= wimpers D= pupil E= iris F= oogwit G= iris H= oogwit

4) Vetweefsel = beschermt tegen schokken en stoten Benige Oogkas = stoten en slagen opvangen Oogspieren = zorgen voor de beweeglijkheid van het oog Wenkbrauwen = beschermen tegen zweet Wimpers = beschermen tegen stof Oogleden = oog vochtig houden en zuiveren Traanklieren = traanvocht produceren (bevat bacteriedodende enzymen)

5) A= Bovenste rechte oogspier B= ooglidopheffer C= binnenste rechte oogspier D= buitenste rechte oogspier E= oogzenuw

F= onderste rechte oogspier G= onderste schuine oogspier H= Benige oogkas I= bovenste schuine oogspieren

6) 1: Netvlies 2: Vaatvlies 3: Harde oogvlies

7) het netvlies

8) B: Ganglioncellen

A: Bipolaire cellen

C: Lichtreceptoren

9)

D: Pigmentlaag

= Pigmentcellen vormen een donkere laag cellen die pigmentkorrels bevatten. Deze laag sluit tegen het vaatvlies aan.



Zintuigcellen

(9p)

Gele vlek - +- 1mm doorsnede - Verhouding staafjes - kegeltjes gelijk - Fovea: centrale groeve waar alleen kegeltjes aanwezig zijn  Blinde vlek - Steeds aan de kant van de neus - Bevat geen kegeltjes en geen staafjes

 Rand van het netvlies - Vooral staafjes, het aantal kegeltjes neemt stek af De meeste kegeltjes liggen in de gele vlek



Ganglioncellen

(1p)

(1p)

De zenuwvezels van de cellen komen samen en gaan over in de oogzenuw.

10) OOG

CAMERA

BOUW

BOUW

* Netvlies

* Film

* Pupil

* Diafragmaopening

* Iris

* Diafragma

* Lens

* Lens

SCHERPSTELLING _ ACCOMODATIE * Door Vervorming van de lens

SCHERPSTELLING _ ACCOMODATIE * Door verschuiven van de lens

* Boller maken * Minder bol maken LICHTSTERKTE * Iris * Sterk licht: pupil wordt kleiner

* Naar voren * Naar achteren LICHTSTERKTE * Diafragma Regelt de hoeveelheid licht.

* Zwak licht: pupil wordt groter

11) Wat zie je? Er verschijnt een omgekeerd en verkleint beeld. 12) * Accommodatie = Het meer of minder bol worden van de lens zodat we dichtbij of verafgelegen voorwerpen scherp kunnen zien.

* Nabijheidspunt = Grenspunt waarop een voorwerp nog net scherp kan gezien worden. * Bijziendheid = Scherp kunnen zien van dichtbijgelegen voorwerpen, het scherpe beeld van een verafgelegen voorwerp wordt gevormd voor het netvlies.

* Verziendheid = Beelden van veraf scherp zien, maar het scherpe beeld van bijvoorbeeld tekst valt achter het netvlies. * Ouderdomsverziendheid = Verziendheid die ontstaat op latere leeftijd. 13) ... in de verte kijken... * Accommodatiespier is ontspannen

...meer nabij kijken... * Accommodatiespier is gespannen

* Lensbanden zijn gespannen

* Lensbanden zijn ontspannen

Lens is minder - meer gekromd

Lens is minder - meer gekromd

14) a) de iris b) * Iriskringspieren * Irislengtespieren c) pupilreflex d)

 

... Bij sterk licht ... Iriskringspieren trekken samen pupil wordt kleiner

SCHETS



... Bij zwak licht ...  Irislengtespieren trekken samen Pupil wordt groter

SCHETS

15) Staafjes Functie

* Zien van zwakverlichte voorwerpen

Kegeltjes

* Zwakverlichte voorwerpen zijn onzichtbaar

* Niet kleurgevoelig * Wel kleurgevoelig (rood,blauw,groen)

16) De hersenen interpreteren netvliesbeelden. De pigmentlaag absorbeert licht zodat de lichtstralen in het oog weerkaatst worden en bloedvaten geen storend effect geven. Er ontstaat een zenuwimpuls. Deze wordt doorgegeven aan ganglioncellen en daarna aan de oogzenuw. De impuls gaat naar de hersenen . Je ziet nu een scherp beeld.

17) Met beide ogen vanuit een iets andere hoek naar hetzelfde voor werp kijken. bijvoorbeeld: glas cola ingieten , auto rijden , sporten , trappen aflopen , iets vastnemen , ...

18) a) *Een te sterke lichtbreking door een te bolle lens * Een te lange oogbol.

b) Het dragen van een bril met negatieve of holle lenzen.

19) a) * Een te zwakken lichtbreking door een te holle lens * Een te korte oogbol

b) Een bril dragen met bolle of positieve lenzen.

20) a) *Door het ouder worden neemt de elasticiteit van de accommodatiespier af. Hierdoor kan ze minder bol worden en scherpe beelden dichtbij vormen is moeilijk.

b) Dragen van een bril met bolle of positieve lenzen.

21) Een bril voor een persoon die al een bril droeg en nu ouderdomsverziendheid heeft. Het bovenste deel dient om ver te zien , het onderste om te lezen. De scheiding wordt door een dun lijntje gescheiden.

22) * bijziendheid : Myopie * verziendheid : Hypermetropie

23) Een bifocale bril, maar zonder scheidingslijntje....


Similar Free PDFs