Het bloedvat PDF

Title Het bloedvat
Course Algemene menselijke fysiologie
Institution Universiteit Gent
Pages 3
File Size 129.4 KB
File Type PDF
Total Downloads 104
Total Views 139

Summary

het bloedvat
...


Description

Algemene menselijke fysiologie: het bloedvat 1) Histologie bloedvat

1. Endotheel Bedekende functie 2. Basale membraan Laagje waar endotheel op gericht is 3. Lamina elastica interna De elasticiteit van het bloedvat is belangrijk, maar er mag er ook niet te veel zijn 4. Gladspierweefsel Biedt weerstand tegen druk + zorgt voor de speling met de diameter (bloeddruk) 5. Lamina elastica externa Elastisch bindweefsel 6. Tunica adventitia = losmazig bindweefsel Bepaalt sterkste en compliantie van het bloedvat en dient als een afscherming voor de omliggende ruimte. Hecht bloedvat aan de omliggende structuren 2) Grote  arteriën ● Aorta → windketelfunctie Tijdens de diastole vulling van het hart is er in de aorta niet veel spanning op dat moment. De spanning die aanwezig is, is er door het aanwezige bloed. Via de siastole en de ejectiefase wordt er bloed weggepompt: de wand van het bloedvat gaat uitzetten = ontwikkeling passieve spanning. Op dit moment wordt er potentiële E omgezet in

kinetische E. Na de systole gaat de wand terug naar de rustsituatie. Hierbij ontstaat er een tweede functie: de pompfunctie die het bijkomend bloed zal wegsturen. ● Diabetes patiënt Er onstaat een versuikering door de elastica interna en externa waardoor het bindweefsel heel stijf wordt. Het bloedvat gaat veel minder uitzetten waardoor er een grote druk ontstaat (soms levensbedreigende drukken). Het hart zal dus veel krachtiger moeten pompen waardoor er een verschil is tussen het linker en rechter deel. 3) Kleine  arteriën en arteriolen In het arterieel deel: veel gladspierweefsel → typisch aan gladspierweefsel: heel veel receptoren, meer dan in de aorta → spelen met de diameter van het bloedvat → spelen met de bloeddruk. Arteriolen = weerstandsvaten → regelen de bloeddruk Bv: zorgen ervoor dat je niet flauwvalt → zenuwstelsel geeft adrenaline en noradrenaline vrij waardoor er vasoconstrictie optreedt 4) Capillairen  = uitwisselingsvaten (liggen thv de huid, de lever, de longen,...) Bestaan enkel uit een basale membraan en een endotheel omdat het uitwisselingsvaten zijn, hebben ze liefst een zo klein mogelijke barrière.

1) Longen: dubbele barrière, je hebt endotheel op een basale membraan en dat plakt tegen de longalveolen en die longalveolen bestaan uit een basale membraan waarentegen een typische alveoocel plakt omdat er daar gas moet

uitgewisseld worden. De dichte compacte structuur is nodig omdat we het hebben over gassen (we willen geen water in onze longen). 2) Gaten in de capillairen: deze zijn aanwezig in het nefron (nier) dat werkt als een vergiet = een gefinistreerd endotheel (om te filtreren)...


Similar Free PDFs