Het bloedvatenstelsel PDF

Title Het bloedvatenstelsel
Course Anatomie
Institution Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Pages 6
File Size 129.5 KB
File Type PDF
Total Downloads 32
Total Views 128

Summary

Download Het bloedvatenstelsel PDF


Description

TRANSPORT – HET BLOEDVATENSTELSEL 1 Betekenis van transport “Het circulatiestelsel (bloed- en lymfevaatstelsel) neemt een centrale plats in bij het regelen van het lichaamsevenwicht en homeostase. Voor elk orgaanstelsel vervult het de onmisbare taak van transport.” Transport: 

Voedingstoffen (water, glucose, aminozuren, vitamines, mineralen, glycerol, vetzuren) worden door darmwand overgedragen aan circulatiestelsel en daardoor naar weefsels getransporteerd. worden gebruikt voor bouw- of energiestofwisseling



Afvalstoffen (urine; water & ureum) komen vrij bij de stofwisseling & worden in het circulatiestelsel opgenomen en getransporteerd naar de excretieorganen



In de longen wordt zuurstof in circulatiestelsel opgenomen en naar de cellen vervoerd. vrijgekomen CO2 wordt opgenomen in het circulatiestelsel & naar de longen getransporteerd.



Zorgt voor transport van warmte naar de huid



Neemt de hormonen van de endocriene (hormonale) klieren op & transporteert ze



Transporteert antistoffen tegen ziekten door het lichaam

2. Bouw van hart en bloedvaten 2.1 Het hart Bestaat uit twee gedeelten: - Linker harthelft: lichaamscirculatie - Rechter hartenhelft: longcirculatie Elk hartenhelft is verdeeld in: - Bovengedeelte / boezems / atria / voorkamers - Ondergedeelte / kamers / ventrikels 2.2 Ligging van het hart Gekanteld op het middenrif – hartpunt wijst naar links – achter borstbeen

TRANSPORT – HET BLOEDVATENSTELSEL 2.3 Bouw van het hart Het hart is een spier – gescheiden door tussenshot/septum – gelegen in hartzakje = bindweefselvlies – rechterboezem: mond bovenste en onderste holle ader uit – linkerboezem: monden 4 longaders uit 2.3.1 Hartkleppen 4 kleppen: - 2 tussen boezem en kamer = AV-kleppen - 2 op de plaats waar elke kamer overgaat in een slagader = artiële kleppen Functie van de kleppen: zorgen ervoor dat het bloed maar in één richting kan stromen: van atrium (boezem) naar ventrikel (kamer) naar aorta. Het bloed gaat van boezems naar kamer om zo vervolgens in slagader te komen Het hart zelf krijgt bloed met voedingsstoffen van hartkransslagaders 2.4 De bloedvaten 2.4.1 Slagaders of arteriën Slagaders pompen het bloed weg van het hart. De arteriële kleppen voorkomen dat het bloed terug naar het hart stroomt De slagaderwand bestaat uit dikke laag spiervezels. Hoe dichter bij het hart, hoe dikker de wand. Elastische wand kan samentrekken, waardoor het bloed wordt verder gestuwd. 2.4.2 Aders of venen Venen voeren het bloed naar het hart terug doordat de skeletspieren rondom de venen zich regelmatig aanspannen en ontspannen en op die manier het bloed uit de venen persen. De aderwand bestaat uit een dunne laag gladde spiervezels. De wand van de venen is dunner en minder elastisch. In de venen bevinden zich op een kleine onderlinge afstand kleppen, die in de richting van het hart opengaan. Ze verhinderen op die manier dat het bloed terugstroomt. 2.4.3 Haarvaten / capillairen De cappilairwand heeft de kenmerken van een semi-permeare (halfdoorlatende) wand en is daardoor geschikt voor uitwisseling van stoffen; CO2, O2, voedingsstoffen, afvalstoffen, … Afvalstoffen en C02 vanuit de cellen opgenomen – capillair netwerk gaan zuurstof- en voedingsstoffen afgeven. Capillairen = weefselbloedvaten: vormen de verbinding tussen arteriele (slagaders) en venen (aders) en staan onderling met elkaar in contact.

TRANSPORT – HET BLOEDVATENSTELSEL MECHANISME VAN DE HARTWERKING 2.4.5 Actie / rustcyclus -

Rustfase: diastole Actie-fase: contractie fase / systole

Rustfase: - Boezems & kamers zijn ontspannen - Bloed stroomt in de boezems en de kamers = passieve vullingsfase - AV-kleppen zijn open, artiële kleppen zijn gesloten - Aan het einde zijn boezems en kamers gevuld - Hart krijgt voldoende rust en er kan doorbloeding plaatsvinden Actiefase: - Boezems contraheren (samentrekken) door prikkel uit de sinusknoop = zenuwknoop - Door stysloe krijgen de kamers een extra vulling = actieve vullingsfase - AV-kleppen gaan dicht, de arterële kleppen open. - Bloed wordt naar de slagaders (aorta, longader) geperst 2.4.6 Elektrocardiogram – ECG Elektrische verschijnselen in het hart: zichtbaar op papier (hartonderzoek) Op het ECG worden drie verschillende fasen v.d. hartwerking onderscheiden: 1. P-TOP: samentrekking hartboezems 2. QRS-interval: samentrekking hartkamers 3. T-TOP: transport van ionen 2.4.7 Bloeddruk = druk van het bloed op de wand v.d. bloedvaten - Bovendruk / systolische: maximale druk die wordt opgebouwd in de aorta bij het samentrekken linkerkamer (= actiefase) -Onderdruk / diastolische: minimum druk die optreedt tussen twee samentrekkingen van het hart, als de linker hartkamer zich weer met bloed vult (= passieve fase) 2.4.8 Hart/minuutvolume (HMV) = hoeveelheid bloed die het hart per minuut uitpompt Bij inspanning neemt het HMV toe, van de linkerkamer wordt over de organen verdeeld: levensbelang en behoeften: de hersenen en het hart krijgen voorrang

TRANSPORT – HET BLOEDVATENSTELSEL 2.5 De bloedvaten 2.5.1 Grote circulatie = lichaamscirculatie Linkerkamer pompt zuurstofrijk bloed door arteriën (slagaders) v.d. lichaamscirculatie naar capillairnetwerken. Daar wordt zuurstof afgegeven aan de weefsels. Via venen (aders) keert het zuurstofarme bloed terug naar de rechterboezem. 2.5.2 Kleine circulatie = longcirculatie Rechterboezem pompt bloed in rechterkamer. Vanuit rechterkamer wordt bloed via arteriën (slagaders) v.d. longcirculatie naar capillairnetwerken in longen gepompt. Zuurstof wordt opgenomen. Via de longvenen keert bloed terug naar linkerboezem die het bloed naar linkerkamer stuwt. ! uitzondering: slagaders zijn zuurstofrijk behálve longslagader 2.6 Samenstelling van het bloed Bloed is het transportmedium Percentage bloedcellen van totale volume = hematocriet 2.6.1 Bloedplasma - Water: als warmtebuffer (in evenwicht houden) en oplosmiddel van stoffen - Elektrolyten: positieve en negatieve ionen (NA+) pH-buffer: evenwcht zuurtegraad (+/- 7) - Eiwitten: drie soorten 1. osmotische waarden = watergehalte 2. afweer = verdediging lichaam 3. bloedstolling Plasma zonder bloedstolling = serum - Gassen: dizuurstof (O2), koolstofdioxide (CO2), distikstof (N2) -Passagestoffen: stoffen die tijdeling vervoerd worden; voedingstoffen (glucose), afbraakstoffen (ureum), hormonen en vitamines (B&C)

Side note: -CYT = cel -INE = eiwit

TRANSPORT – HET BLOEDVATENSTELSEL

2.6.2 Bloedcellen Zijn afkomstig van het RES; rode beenmerg, organen met lymfatisch weefsel. Belangrijkste producent bloedcellen is rode beenmerg. Afbraak van bloedcellen gebeurt door fagocyten (fagocytose is proces bij vertering) v.h. RES. Erythrocyten = rode bloedcellen Platte schijven met boven en onder een indeuking. Hun functie wordt bepaald door de grote hoeveelheid hemoglobine = roodkleuring eiwit waarin een ijzeratoom is ingebouwd, door dat we inademen gaat zuurstof zich binden aan rode bloedcellen Hematocriet = hoeveelheid rode bloedcellen in bloed. Veel rode bloedcellen transporteren meer zuurstof en verhogen fysieke prestaties. EPO = hormoon dat door nieren wordt aangemaakt en vorming van rode bloedcellen stimuleert in het beenmerg. (doping) Leukocyten = witte bloedcellen Zorgen voor verdediging van lichaam - Opruimen of fagocyteren lichaamsvreemde stoffen - Opruimen dode/verouderde lichaamscellen - Productie antilichamen tegen lichaamsvreemde eiwitten Verschillende types - Granulocyten: aanmaak in rode beenmerg opruimen van bacteriën (korreltjes op tekeningen) - Monocyten: grootste, opruimen dode cel resten - Lymfocyten: kleinste, sommige kunnen antilichamen produceren Trombocyten = bloedplaatjes Stollingscellen 3. Aandoeningen 3.1 Hartinfarct en hartstilstand 3.1.1. Hartinfarct = gevolg van het verstopt geraken van de kransslagader zijn twee uit de aorta ontspringende slagaders die de hartspier zelf van bloed voorzien Als een spier geen zuustof meer krijgt, dan kan een spier afsterven Waar de hartspier afsterft, ontstaan een litteken Behandeling: medicatie, vaatverwijdering, bloedverdunners, ballondilatatie Preventie: beweging, gezonde voeding, niet roken, weinig alchohol

3.1.2 Hartstilstand

TRANSPORT – HET BLOEDVATENSTELSEL

= stopt het hard met pompen en stroomt het bloed niet verder door het lichaam Gevaar omdat bloedtoevoer en dus zuurstoftransport stopt Bewusteloos ademhaling valt uit  4/6 minuten: hersencellen onherstelbaar beschadigd  andere organen 3.2 Trombose en embolie 3.2.1 Trombose =een aandoening waarbij een bloedstolsel afsluit waardoor het weefsel erachter kan afsterven 3.2.2 Embolie =een vaatafsluitingende prop, de prop gaat loskomen en op een andere plek een ander bloedvat afsluiten (longembolie of herseninfarct) 3.3 Atherosclerose = slagaderverkalking =doordat vetachtige stoffen uit het bloed zich als een gelige brij afzetten tegen de binnenzijde van de slagaders. OPMERKING: onverzadigde vetzuren in vis en plantaardig doet de goede cholesterol stijgen: deze brengt overtollige vetten naar de lever Verzadigde vetzuren in vleed, boter en room doen slechte cholostrol stijgen. Deze laat overtollige vetten achter in de bloedvaten  atherosclerose...


Similar Free PDFs