Het lidwoord in het Nederlands studentenversie II PDF

Title Het lidwoord in het Nederlands studentenversie II
Author Yarina M. Quant
Course Nederlands
Institution University of Aruba
Pages 4
File Size 143.6 KB
File Type PDF
Total Downloads 88
Total Views 145

Summary

Download Het lidwoord in het Nederlands studentenversie II PDF


Description

Het lidwoord in het Nederlands

De, het en een zijn de lidwoorden in het Nederlands die worden gebruikt om het geslacht van een zelfstandig naamwoord (znw) aan te geven.

‘De’ en ‘het’ zijn bepaalde lidwoorden. Je gebruikt ze als je vrij precies weet welk object je bedoelt.

‘Een’ is het onbepaalde lidwoord. Dit lidwoord gebruik je als het gaat over een nieuw te introduceren begrip (we geven een feest. Het feest wordt dit weekend gehouden) of als het alle objecten in een verzameling kan betreffen, dus als het gaat om een object in het algemeen: De mens is een wezen dat op 2 benen loopt.

‘De’ is het lidwoord voor mannelijke en vrouwelijke woorden en voor alle meervoudsvormen; ‘het’ wordt gebruikt voor onzijdige zelfstandig naamwoorden (woorden zonder geslacht).

In het Nederlands zijn er meer zelfstandig naamwoorden die ‘de’ dan woorden die ‘het’ krijgen. Daaruit volgt:

A.

Als je twijfelt, kies dan ‘de’.

B. Het is gemakkelijker om de regels te geven voor zelfstandig naamwoorden die ‘het’ krijgen. Deze regels dekken zeker niet alle gevallen, maar wel een heleboel.

Een opmerking vooraf: Als een znw in het meervoud een ‘s’ krijgt, is het vaker onzijdig dan woorden die bij de meervoudsvorming ‘(e)n’ krijgen. Maar helaas zijn er op deze regel uitzonderingen (de stilte, de interesse).

1. Als een znw iets stoffelijks aanduidt, is het vaak onzijdig: het blik, het hout, het plastic, het metaal, het water (maar de vloeistof), het vuur, het leer. ‘Aardsere’ stoffen (de aarde, de steen, de grond) en textielstoffen (zijde, katoen, wol, maar het linnen) zijn daarentegen weer vaker mannelijk of vrouwelijk. 2. Lichaamsdelen behorend tot de bovenste delen van het hoofd (oog, haar, oor) en been, bekken en hart zijn onzijdig. Andere lichaamsdelen zijn allemaal mannelijk of vrouwelijk. 3. alle verkleinwoorden zijn onzijdig en krijgen ‘het’ (het jongetje, het meisje, het fietsje, het dingetje enz.) 4. alle metalen: goud, zilver, brons enz. Zie ook 1 5. namen van talen (het Nederlands, het Papiamento) 6. verzamelbegrippen die beginnen met ge- en eindigen op –te (gebeente, gebergte, gesteente). Maar let op: de gemeente (is ook verzamelnaam) 7. alle zelfstandig gebruikte bijvoeglijk nw waarbij het bijvoeglijk nw wordt gebruikt als zelfstandig nw:. (het oude, het nieuwe, het blauwe, het grote) 8. woorden met twee lettergrepen die beginnen met ge- be- ver- of ont-, waarvan de eerste lettergreep onbeklemtoond is (het gefiets, het verhaal, het gebruik, het onthaal, het gedicht, maar de ontvangst) 9. de windrichtingen (noorden, zuiden, westen, oosten en alle afgeleiden, zoals noordoosten) 10. alle kleuren 11. woorden eindigend op –voud (het meervoud, het veelvoud, maar de eenvoud) 12. aantallen eindigend op –tal (het getal, het aantal, het vijftal) 13. woorden ontleend aan een vreemde taal (het buffet, het restaurant (FR), het modem, het team (ENG). Met deze woorden is ook vaak ‘iets geks’ aan de hand bij de vorming van het meervoud. 14. werkwoorden die als zelfstandig nw worden gebruikt (het zien, het geven, het voordragen van een gedicht, het zitten op de bank) 15. woorden eindigend op –isme, -asme, -ment, -um en –sel (het autisme, het enthousiasme, het museum, het mausoleum, het vormsel, het gietsel, )

16. dieren krijgen altijd ‘de’, behalve: het schaap, het varken en het paard (en ook alle dieren die op paard eindigen, zoals luipaard, het nijlpaard, het hobbelpaard, maar ook het meranoschaap). Ook veel jonge dieren zijn onzijdig: het kuiken, het lam, het veulen, het kitten, maar de puppy. Natuurlijk zijn alle verkleinwoorden voor jonge dieren onzijdig: het katje, het hondje, het paardje, het kippetje (zie regel 1) 17. namen van spelen (het voetbal, het hockey, het honkbal, het schaakspel).

Lijst van enkele onzijdige woorden (beslist niet uitputtend) ter aanvulling door studenten: Advies Apparaat Bedrijf Beleid Bestuur Boek Comité Diploma Examen Fenomeen Huis Jaar (voor- en najaar ook) Kind Merk Potlood

Programma Publiek Relaas Stof (waar je van gaat niezen) Succes Taboe Team Tentamen Transport Uniform Verschil Water Woord (+ alle afgeleidingen) Zout Enz. enz.

NB Het laatste deel van een samengesteld ZNW bepaalt het geslacht en dus ook het lidwoord. De school, het boek == het schoolboek. NB2 Laat het lidwoord in schema’s liever weg. NB3 In teksten gebruik je vaak aan het begin de onbepaalde vorm, later de bepaalde vorm. NB 4 Bij twijfel, probeer hoe het znw klinkt met een betrekkelijk vrnw (die/deze/dit/dat). NB 5 Probeer of het mogelijk is om het lidwoord weg te laten.

De keuze van het lidwoord heeft gevolgen voor een aantal andere woordgroepen. Gebruik van het bijvoeglijk naamwoord met of zonder e Regel: zet altijd een ‘e’ achter het bijvoeglijk nw Twee uitzonderingen 1. als lidwoord = een 2. en het ZNW zou eigenlijk het moeten krijgen, dan geen e gebruiken. 3. als er geen lidwoord wordt gebruikt, geldt de regel alsof het lidwoord ‘een’ wordt gebruikt. Het bijvoeglijk nw krijgt dan dus geen ‘e’.

lidwoord De Het Een met ‘de’ Een met ‘het’

Bijvoeglijk nw Kleine kleine kleine klein

Bezittelijk vrnw Onze Ons

Vragend vrnw welke welk

aanwijzend voornaamwoord / betrekkelijk voornaamwoord: Onderscheid tussen die (verder weg) en deze (dichterbij) en dat (verder weg) en dit (dichterbij) is van minder belang. Wel moet de vorm worden gekozen die bij het lidwoord hoort. Het ezelsbruggetje: het juiste aanwijzend of betrekkelijk vrnw heeft dezelfde eindletter: De – deze/die

Het – dit/dat...


Similar Free PDFs