Title | Communicatie van schaerlaekens |
---|---|
Course | Corporate Governance |
Institution | Dordt College |
Pages | 2 |
File Size | 106.1 KB |
File Type | |
Total Downloads | 20 |
Total Views | 137 |
Have fun...
Communicatie van schaerlaekens 1. De taalontwikkeling -Fonetische aspect: klanken. -Semantische aspect: betekenis. -Syntactische aspect: zinsbouw. -Morfologische aspect: verbuigingen, vervoegingen. -Metalinguistisch aspect: denken over taal.
1.1.
De pre-linguale periode (0-1 jaar)
-Eerste levensjaar belangrijk voor ontwikkeling van taal. -Vrij snel experimenteren met klanken. -Aanbieden omgevingsgeluiden is belangrijk. -Lichamelijk contact en expressies zijn ook belangrijk. -Geen woorden maar wel geluiden. -Baby’s hebben voorkeur voor menselijke stem en moedertaal. -Stappen: • • • •
0-6 weken: kind maakt keelgeluiden, huilt (= oefening van stembanden). 6 weken – 4 maanden: kind vocaliseert klanken en imiteert geluiden die verzorger maakt (= eerste vorm contactname). 4-8 maand: brabbelperiode. Complexe klanken waaraan kind plezier beleefd. 8-12 maand: sociaal aangepast brabbelen of taterperiode. Brabbelen is uitgesproken sociaal gericht, krijg communicatieve functie. Meer zinsmelodie met onderscheid tussen vraagzinnen, bevelen, antwoorden of bevestigende zinnen. Duidelijk imiterend met herkenbare klanken (= monoglot). Klankgroepen worden complexer.
-Voorwaarden voor taal te ontwikkelen: • • •
1.2.
Spieren ontwikkeld worden, eerste schreeuw -> er is een stemspier. Gehoord is belangrijk -> anders niets imiteren. Sociale functie: ouders reageren op signalen maar kind ook op ouders.
Vroeg-linguale periode (1-2,5 jaar)
-Dingen hebben een naam. -Centraal: semantiek. -Bij zeggen van woorden benoemen wat hij ziet. -Losse woordjes die een hele betekenis krijgen.
1
-Holofrasische periode: • •
Overextensie: het kind één woord gebruikt om een ganse groep van objecten aan te duiden. Onderextensie: het kind één woord enkel gaat voorbehouden om aan bepaald onderdeel van een soort te benoemen. Een appel wordt enkel appel genoemd wanneer hij groen is.
-Vanaf 18 maanden: twee-woord zinnen • • •
Woorden geven onderling verband aan elkaar = syntax is. Vroege sprekers: rond 12 maanden. Late sprekers: rond 17-8 maanden.
1.3. De differentiatiefase (2,5 – 5 jaar) -Begin tweewoord zinnen: • • •
Twee zelfstandige naamwoorden (auto papa), of Een combinatie van een subject en een werkwoord (ikke doen) , of Om een object en een werkwoord (pop slapen)
-Zinnen worden geleidelijk langer, meerwoordzinnen in telegramstijl. -Syntactische leerproces start en is belangrijk in deze fase. -Kinderen kennen een snelle groei in woordenschat (op 1,5 jaar kent een kind gemiddeld 20 à 40 woorden. Op 2 jaar zijn dit er al 300, op 3 jaar zijn het er 900). -Benoemingsgedrag: kinderen vinden het leuk nieuwe vaardigheid te oefenen. -Beheersen moedertaal. -Fonetische ontwikkeling beëindigd. -Morfologische evolutie. -Kind leer principes van taal -> meer fouten omdat hij regels gaat toepassen en voordien alleen imiteerde. -Kind word socialer, opvoedbaarheid neemt toe.
1.4. Voltooiingsfase (5 jaar en ouder) -Gestructureerd taalleren op school. -Fonetische ontwikkeling is beëindigd: indien kind fouten maakt is logopedie aangewezen. -woordenschat, woordvorming: kind kent veel woorden, woordenschat verruimen. -Bij praten, lange verhalen. -Taal word ook als spel gehanteerd.
-Syntactische ontwikkeling: kind kan meeste zinstypen gebruiken maar nog wel problemen met ondergeschikte en actief gebruiken van passieve zinnen. -Morfologische ontwikkeling: meervoudsvormen worden correct gebruikt. Er doen zich nog wel problemen voor met voltooide deelwoorden, comparatieven en superlatieven
2...