De apologie van de school samenvatting PDF

Title De apologie van de school samenvatting
Course Wijsgerige pedagogiek, deel 2
Institution Katholieke Universiteit Leuven
Pages 25
File Size 308.8 KB
File Type PDF
Total Downloads 49
Total Views 114

Summary

Download De apologie van de school samenvatting PDF


Description

De apologie van de school: Een publieke zaak 1. Inleiding  School wordt vanaf haar ontstaan al bekritiseerd.  Griekse stadsstaten: o School gaf vrije tijd, tijd op te studeren en te oefenen aan mensen die daar volgens de toen heersende archaïsche orde geen recht op hadden  Ze stelde kennis en kunde ter beschikking als ‘gemeen goed’ o Optreden van schoolse misdrijven was toen voorlopig en voor een groot deel van de geschiedenis correctioneel: School kwam altijd voor verbetering en hervorming in aanmerking  2de helft 20ste eeuw: Voortbestaan school werd ter discussie gesteld o Radicale ontscholers hielde opgemerkte pleidooien o Illich: Ze brengt de valse idee bij dat men de school als instelling nodig heeft om echt te leren, terwijl men veel beter/meer leert buiten de school?  Nu: Men voorspeld het verdwijnen van de school omv haar overbodigheid als pijnlijk verouderde instelling o School is niet meer van deze tijd, en moet zich aanpassen o Auteurs pleiten voor vrijsprak school o Veel mensen zijn tegen de school omv haar eigenschappen nl: School maakt vrije tijd, en maakt kennis en kunde tot ‘gemeen goed’  Heeft daarom het potentieel om aan iedereen (ongeacht afkomst, talent of begaafdheid) de tijd en ruimte te geven om de eigen leefwereld te verlaten, boven zichzelf uit te stijgen en de wereld te vernieuwen. o Het gaat er in de school om de samenleving die tijd en ruimte maakt om zichzelf te vernieuwen en zich kwetsbaar ter beschikking stellen. o School is een historische uitvinding en kan dus ook verdwijnen, maar ze kan ook heruitgevonden worden = Uitdaging en verantwoordelijkheid. o Heruitvinden van de school = Zoeken naar concrete manier om vrije tijd te maken en jonge mensen te verzamelen tot gemeen goed

2. De aanklachten, de eisen, de vaststellingen  Verschillende aanklachten op de school:

2.1. Wereldvreemdheid  Bestond/bestaat in verschillende varianten  De school houdt te weinig rekening met de reële noden van de arbeidsmarkt. Of de school houdt te eenzijdig rekening met de aansluiting op de arbeidsmarkt of met vragen vanuit het hoger onderwijs  Ze slaagt er daarom niet in jonge mensen een algemene basisvorming te geven die voorbereid op het volwassen leven.  Ook gerichtheid op schoolse curriculum zou op geen enkele manier toelaten om echt aansluiting te vinden bij de leefwereld van de leerlingen  School sluit zich af van samenleving en behoeften van jongen mensen. Eiland dat jongen mensen vervreemd van zichzelf en de samenleving.  Auteurs argumenteren dat de school bepaalde banden met het gezin en de leefwereld van leerlingen en de samenleving moet opheffen/buiten spel zetten om de wereld voor jonge mensen aanwezig te stellen of te presenteren en interessant te maken.

2.3. Machtsbestendiging en corruptie  School misbruikt op open/verdoken manier haar macht om andere belangen te dienen.  School herbergt subtiel mechanisme die sociale ongelijkheid reproduceren: geen gelijke toegang/behandeling, ook zo op de arbeidsmarkt.  School staat ten diensten van het kapitaal. o Economische kapitaal = Kennis o Cultureel kapitaal = School reproduceert de beleefde, bescheiden, hardwerkende, vooruitziende en deeltijds gelovig burger  School laat zich strikken door iedereen die er baad bij heeft de bestaande orde te laten doorgaan voor de natuurlijke orde, of meest rechtvaardige orde.  School is uitvinding van de macht  Klassen, examen, curriculum, onderwijsvormen,… = Middel om macht te bestendigen

2.4. Demotivering van de jeugd  Leerkrachten zijn saai en halen de levenslust uit jonge mensen. De populaire leerkracht brengt de leerlingen niets bij. De zeldzame inspirerende leerkracht bewijzen dat de school niet deugd: ze zijn inspirerend omdat ze de klas omtoveren tot een uitdagende leeromgeving.  Ontspanning en inspanning moet in balans zijn en het ideaal blijft spelenderwijs leren.  School is conservatief: het gaat om de leerkracht (= vertegenwoordiger van de oude generatie), om het curriculum (= gekristalliseerde verwachting van de samenleving), om onderwijzen (= geliefkoosde activiteit van onderwijzend personeel).  Wil de school een toekomst hebben dan moet ze inzetten op het creëren van een leeromgeving die de lerende haar talenten en keuzes en het coachen centraal plaatst.  School van de toekomst omarmd mobiliteit en flexibiliteit.

2.5. Gebrek aan effectiviteit en inzetbaarheid  School heeft gebrek aan effectiviteit en heeft moeite met inzetbaarheid.  School slaagt er niet in tijdperk van bureaucratie te overstijgen: het gaat niet om uitkomsten en concrete doelstellingen maar enkel om regels, procedures en uitvoeringsplannen.  Scholen zijn blind voor hun output en voor een doelgerichte organisatie en coördinatie van hun activiteiten.  Scholen die ondanks alle wetenschappelijke evidentie blind blijven, en dus niet leren dat er tussen scholen verschillen zijn in toegevoegde waarde, dat ze die toegevoegde waarde zelf in de hand hebben, dat schoolbeleid en schoolorganisatie hiertoe cruciaal zijn, en dat dit hun maatschappelijke verantwoordelijkheid is  Die school mag uit samenleving verdwijnen.  Waar het om moet geen is productie van leerresultaten (competenties) die leerlingen kunnen inzetten in een arbeidsomgeving, ook sociale, culturele en politieke omgeving.  Scholen en leerkrachten ontbreken: oog voor effectiviteit, efficiëntie en voor performativiteit (= met steeds minder steeds meer bereiken).

2.6. De eis tot hervorming en de vaststelling van overbodigheid  Vele pleiten voor een radicale hervorming van de school.  School moet: Meer leergericht zijn, naar taalontwikkeling streven, meer aansluiten bij de arbeidsmarkt en de leefwereld om de leerlingen te motiveren, aandacht hebben voor het welbevinden van de leerlingen, evidence-based onderwijs bieden dat effectiever is en daardoor echt kan bijdragen aan gelijke kansen = Uitgangspunt: betekenis school komt uiteindelijk neer op optimaliseren van (individuele) leerprestaties.  Ook hervormingsbeweging die restauratiehouding aanneemt en klassieke/traditionele school weer willen installeren.

 Hervormings- en restauratie denkers staan niet stil bij wat een school tot school maakt. Ze stellen de vraag naar het doel en de functionaliteit van de school, maar negeren vraag naar wat het typisch schoolse uitmaakt: Wat doet de school uit zichzelf en waartoe dient ze uit zichzelf?  Auteurs baseren hun verdediging op deze vraag.  2 recente ontwikkelingen die we kunnen vaststellen en die de discussie over de school misschien tot achterhoede gevecht lijken te maken waar we geen tijd aan moeten verspillen. 2 ontwikkelingen stellen overbodigheid van de school aan de orde. 1. Invoering van nieuwe kwalificatiestructuren als richtinggevende principes voor de organisatie van onderwijs in een tijdperk van levenslang en levensbreed leren.  Als het gaat om leren, en leren neerkomt op produceren van leerresultaten, als het produceren van leerresultaten een andere omschrijving is voor het omzetten van talenten in competenties, en als er talrijke informele en formele leertrajecten en leeromgevingen zijn die dit productieproces mogelijk maken, wat is dan de rol van de school?  De school kent een waarmerk toe, het is een erkennings- en valideringsinstelling; ze kent een kwalificatiebewijs toe aan geproduceerde leerresultaten en verkorven competenties, ze levert geldige diploma’s af  Overheid geeft autoriteit en legitimeert kwalificatiefunctie  Is het reduceren van de school tot haar kwalificatiefunctie niet hetzelfde als zeggen dat ze overbodig is, tenzij ze eerwaarde produceert?  Europese raamwerk geeft boodschap dat schoolse onderwijs geen monopolie heeft op leren en dus ook niet op het kwalificeren van de uitkomsten van leertrajecten: de leerresultaten of competenties tellen, niet waar/hoe iemand iets geleerd heeft.  Institutionele macht van schoolse onderwijs wordt radicaal doorbroken. Elke poging van scholen om hun institutionele eigenheid te blijven opeisen is in deze logica uitdrukking van machtspolitiek om soort monopolypositie te bestendigen of marktvoordeel te vrijwaren.  Vlaamse kwalificatie structuur maakt onderscheidt tussen zogenaamde onderwijskwalificaties en beroepskwalificaties: o Beroepskwalificaties = afgerond en ingeschaald geheel van competenties dat nodig is om bepaald beroep uit te oefenen o Onderwijskwalificaties = afgerond geheel van competenties om te participeren in de samenleving, om verdere studies aan te vatten of om beroep uit te oefenen.  Bepaalde kwalificaties blijven gelinkt aan het leren binnen een instelling en schools onderwijs behoudt haar kwalificatiefunctie  Is dit houdbaar en niet gewoon toegift om alles verteerbaar te maken? Als ingeschaalde leerresultaten de basis vormen voor kwalificaties, en de school haar doelstellingen formuleert in termen van leerresultaten, obw zou de school dan nog kunnen claimen dat het ‘op school’ om iets anders gaat?  De school is niet noodzakelijk, totdat ze het tegendeel bewijst. 2. In het digitale tijdperk met virtuele leeromgevingen is de school, waar leren aan tijd en ruimte gebonden is, in feiten niet meer nodig.







Revolutie door nieuwe informatie- en communicatietechnologieën  Mogelijk dat individuele lerende centraal komt te staan, dat leren aansluit bij wisselende individuele behoeften, dat permanente evaluatie en monitoring het leerproces ondersteunen, dat leren “fun” wordt  Klas is dus niet langer nodig. Zolang we leefde in samenleving die relatief stabiel was, kon school en klas haar vanzelfsprekende rol blijven spelen. Maar vandaag worden andere dingen gevraagd. School en klassikaal onderwijs zijn in huidige context overbodig geworden: concept van curriculum en indeling obv leeftijden is gedateerde manier waarop kennis en kunde werden verspreid.

3. Wat is het schoolse?  Een uitrusten dat gebeurd op een specifieke manier: in een groep, met leerkracht voor de klas, obv discipline en gehoorzaamheid.  School als plaats die voorbereid op de samenleving en aanbiedt wat men allemaal moet leren om er een plaats in te vinden  Vanzelfsprekend?  Van belang er aan te herinneren dat de school een specifieke uitvinding is van de Griekse polis, en dat de Griekse school ontstond als de aantasting van het privilege van aristocraten en ridders in het archaïsche Griekenland. In de Griekse scholen werden goedheid en wijsheid losgekoppeld van herkomst, ras en aard. Stelde archaïsche verbinding tussen een bepaalde gegevenheid (ras, afkomst) en geëigende bezigheden (bv: op het land werken) buiten werking. o In de school werd dus vrije tijd (= niet productieve tijd) beschikbaar gesteld aan hen die daar volgens hun geboorte en plaats in de samenleving eigenlijk niet over konden beschikken  School stelde tijd en ruimte in die in zekere zin losstond van de tijd en ruimte van de samenleving en van het huis = Democratisering van de vrije tijd. o Kwam veel kritiek op van de elite. Haat tav school. Wilde haar potentieel vernieuwende en zelf revolutionaire karakter in perken. Er werden/worden pogingen ondernomen om school als vrije tijd tussen gezin enerzijds en samenleving en overheid anderzijds klem te zetten.  De school moet functioneel zijn voor de samenleving, meritocratisch selecteren en zo voorbereiden op de arbeidsmarkt, en goede burgers afleveren.  Wat vaak gebeurd is het typisch schoolse uit de school halen. Telkens nieuwe pogingen om de school van haar schoolse karakter te beroven, als poging om te ontscholen. Aanvallen tegen de school vanuit de poging om de vrije tijd die er vorm krijgt terug productief te maken en de democratisering en egalisering een halt toe te roepen. o Beklemtonen dat we deze getemde versie van de school niet verwarren met waar het in school en op school echt om gaat, nl: vrije tijd. o School is de uitvinding van een specifieke vormgeving van vrije of niet productieve, onbestemde tijd waarover men daarbuiten niet kan beschikken. o Vrije tijd is hier ≠ ontspanningstijd o School verschijnt als de concrete materialisatie e verruimtelijking van de tijd die schoolkinderen letterlijk wegnam of losmaakte uit de ongelijke sociale en economische orde en liet participeren aan de luxe van een egalitaire tijd. o Het is de schoolse vormgeving die het mogelijk maakt jonge mensen los te koppelen van de bezette tijd van het huis of de oikos en de staat of polis.

3.1. Een kwestie van opheffing (of vrij-maken, los-maken, tussen-haakjes-zetten)  Drempels om naar school te gaan zo laag mogelijk maken  Maakt het mogelijk dat jonge mensen een andere wereld binnen treden en op houden in eerste instantie zoon of dochter te zijn.  School geeft mensen de kans om (tijdelijk) hun verleden en familieachtergrond achterwegen te laten, en scholier te worden zoals alle anderen.  School maakt tijd waarin kinderen de behoefte en wetmatigheden van dat wat hun dagelijkse leven bezet achterwegen te laten.  Opheffing van de gewone tijd aan de kant van de leerkracht en aan de kans van de leerstof.  Leerkracht staat gedeeltelijk buiten de samenleving. Werkt in een niet onmiddellijk productieve wereld.  Leerkracht-zijn impliceert soort vrijgesteld zijn.  Zodra kennis en vaardigheden de school worden binnengebracht worden ze leerstof, en losgemaakt van dagelijkse toepassingen. Kennis en vaardigheden worden vrij gemaakt = Losgemaakt van het gangbare, maatschappelijke gebruik ervan, van het gebruik dat men geëigend vind  Leerstof is steeds onteigende kennis, onteigende vaardigheden. Het maken van school impliceert een opheffing  Behoeften, taken en rollen die vasthangen aan specifieke plaatsten worden buiten werking gesteld.  Iets opheffen = iets tijdelijk buiten werking stellen, uit productie wordt genomen, wordt vrijgemaakt (niet iets vernietigen), het is een daad deprivatisering, ont-eigening.  Schoolse tijd = vrij-gemaakte tijd en geen productieve tijd  Opheffing is niet wat er vandaag gebeurd in het onderwijs. Angst voor opheffing + poging om schoolse tijd te temmen.  Concrete vormgeving van de school kan belangrijke rol spelen in de mogelijkheid om het gewicht van de sociale orde op te heffen, om vrije tijd te maken.  Pennac: Drukt opheffing uit door te zeggen dat de leerkracht in de klas de leerlingen in de tegenwoordige tijd trekt. Leerlingen bevrijden door ze los te maken van het verleden en de toekomst = Hun effect tijdelijk opheffen. De leerkracht moet ervoor zorgen dat er iedere les “een wekker afgaat” die leerlingen doet loskomen van wat hij het “magische denken” noemt = Denken dat hen gevangen houdt in sprookjes, dat hen doet zeggen “ik kan niks”, dat ze onbekwaam zijn en doet hen loskomen van het omgekeerde sprookje = “Dat moet ik doen”, “dat hoort”, “dat past bij mij”,… Leraar moet steeds opnieuw beginnen tot hij als leraar uit beeld moet stappen.  School maken heeft iets te maken met een soort lichtheid of opheffing van het gewicht van dit soort wetmatigheden  Door die opheffing kunnen kinderen op school verschijnen als leerlingen, volwassenen als leerkrachten en de kennis en vaardigheden die in de samenleving van belang zijn als leerstof.  Door opheffing en het maken van vrije tijd stelt de schoolse vormgeving vanaf het begin gelijkheid in  Wil niet zeggen dat iedereen op het einde hetzelfde kent en kan.  Lineaire tijd doorbreken = Tijd van oorzaak en gevolg ‘je ben dit, dus je moet dat’  Opheffing betekend ook dat verwachtingen, behoeften, functies en taken verbonden met een ruimte worden opgeheven.  School zien als zuiver medium of middel, zonder doel of vastgelegde bestemming.

3.2. Een kwestie van profanatie (of iets staat ter beschikking, wordt publiek/gemeen goed)

 Aan de ene kant is die opheffing, dwz: het vrij maken van, buiten werking stellen en bevrijden, anderzijds is er een positieve beweging, nl: de school als tegenwoordige tijd en midden plaats maakt iets mogelijk = Profanatie.  Profane tijd en ruimte en profane dingen, verwijzen naar iets dat is losgemaakt van het reguliere gebruik, niet langer heilig is of door een specifieke betekenis bezet is, en dus iets in de wereld dat toegankelijk is voor iedereen en betekenis kan krijgen. Het wordt publiek.  Leerstof heeft profane eigenschap; het kennen en kunnen is losgekoppeld van hoe de ouder generatie er in de productieve tijd mee omgaat, maar nog niet toegeëigend door de vertegenwoordigers van de jonge generatie. Jonge generatie krijgt gelegenheid zich te ervaren als nieuwe generatie.  Typische schoolse ervaring = confrontatie met publieke dingen, vrij voor nieuw gebruik.  School betekend ook altijd kennis omv de kennis = studie. Of vaardigheden omv de vaardigheden = oefening. Schoolse activiteiten die op zichzelf een betekenis en waarde hebben.  Wat in school aan bod komt is geworteld in de samenleving, in het alledaagse, maar er is die eenvoudige en tegelijkertijd verregaande handeling van opheffing en profanatie. Alles doen los van een onmiddellijk te bereiken doel  Economie van vaardigheden en kennis wordt opgeheven en de reden en objecten waarvan ze doordrongen zijn in de gewone tijd.  Het maken van schoolse tijd gaat samen met het feit dat in de school steeds iets op tafel wordt gelegd.  Het gaat niet om de individuele behoeften. Het gaat erom bij de les te zijn, bezig te zijn met iets, aanwezig te zijn bij iets. We moeten ons beperken tot de stof en de spelregels die het oefenen van de stof ons oplegt  Zo wordt samenleving in het spel gebracht of tot spel gemaakt. Maar wil niet zeggen dat school geen ernst/regels kent.  Ernst en spelregels zijn niet langer afgeleid van de sociale orde en echt gewicht van haar wetmatigheden, maar afgeleid van dat iets uit de wereld zelf.  Doordat iets tot spel wordt gemaakt, wordt het uit handen gegeven  Dit iets wordt aangeboden, maar komt tegelijk ook los te staan van de functie en betekenissen die het in de sociale orde heeft.  De school is een plaats waar werken niet echt is  Wordt getransformeerd tot een oefening die, net als een spel, slechts om zichzelf wordt geoefend, maar wel discipline vraagt.  School is plaats waar iets los komt te staan van zijn geëigende gebruik en dus ook van de functie en betekenis die thuis of in de maatschappij verbonden is met dat iets. Het in het spel brengen van iets, er leerstof van maken, is nodig om er zich in oefening en studie op toe te leggen.

3.3. Een kwestie van aandacht en wereld (of ontsluiting, interesse, tot leven wekken, vormen)

 Profanatie en opheffing maken het mogelijk dat op school wereld wordt ontsloten, het gaat er om de wereld.  Leerkracht moet ervoor zorgen dat iets werkelijk wordt en op zichzelf komt te staan.  Vorming niet begrijpen als een soort pedagogische nevenactiviteit van de school, als hetgeen zich zou afspelen buiten de echte vakken en te maken heeft met de waarden en normen van één of ander pedagogisch project. Vorming heeft te maken met de verhouding van leerlingen tot de wereld zoals die in een vak of in leerstof tot stand komt, en deze verhouding heeft in eerste instantie te maken met aandacht en interesse voor de wereld, en voor zichzelf in relatie tot die wereld.

 Vorming is als het ik in confrontatie met de wereld wordt opgeheven (tussen haakjes wordt gezet) en waar een nieuwe ik in relatie tot die wereld gestalte krijgt. Nieuwe ik is een ik van de ervaring, van aandacht, van blootstelling aan iets.  Vorming moeten we onderscheiden van leren. Typisch voor het leren op school is vorming.  Leren = verstevigen, uitbreiden van bestaande ik, impliceert uitbreiding van de eigen leefwereld, iets toevoegen, bij-leren.  Leerproces = introvert, versteviging/uitbreiding van het ego, identiteitsontwikkeling  Vorming impliceert door oefening en studie buiten zichzelf treden / boven zichzelf uitstijgen / leefwereld overstijgen = extraverte beweging, stap volgend op de identiteitscrisis.  Ik leert niet maar is zich aan het vormen  Ik van de leerling wordt opgeheven, buiten werking gesteld: tussenhaakjes gesteld of profaan ik dat gevormd kan worden.  Enkel als school erin slaagt wereld te ontsluiten = iets gaat deel uitmaken van onze wereld, de wereld gaat mee-delen.  Gaat onze wereld delen in een dubbele betekenis: (zie vb. p 33-34) 1. Het wordt er mee deel van  Betekend niet dat het zoals een object van kenni...


Similar Free PDFs