De basisbegrippen van het wettelijk erfrecht PDF

Title De basisbegrippen van het wettelijk erfrecht
Course Erfrecht
Institution Hogeschool Vives
Pages 6
File Size 301.4 KB
File Type PDF
Total Downloads 78
Total Views 146

Summary

De basis samengevat, zeer nuttig en duidelijk!...


Description

De basisbegrippen van het wettelijk erfrecht Indien we tijdens ons leven niets regelen, duidt de wetgever aan wie ons vermogen verkrijgt als we overlijden. Daartoe heeft de wetgever een aantal spelregels opgesteld. We kunnen de belangrijkste samenvatten in zes vuistregels. Die lichten we hier toe en verduidelijken we aan de hand van enkele voorbeelden. De orde De rangschikking volgens de orde bepaalt wie voor de erfenis in aanmerking komt. Een orde is een groep erfgenamen met dezelfde aard van bloedverwantschap (afstamming). Samen sluiten ze andere erfgenamen uit of worden ze door andere erfgenamen uitgesloten. Het verschil in graad tussen die erfgenamen en de erflater speelt daarbij geen enkele rol. Er zijn vier orden. • Tot de eerste orde behoren alle afstammelingen. Het maakt niet uit in welke graad zij tot de overledene staan. Ook de manier waarop de afstamming is vastgesteld, doet er niet toe. De afstammelingen zijn in de eerste plaats de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Ook de kinderen die buiten het huwelijk zijn geboren en de gewone en ten volle geadopteerde kinderen en hun afstammelingen, vallen onder deze categorie. • De tweede orde omvat de bevoorrechte ascendenten en de bevoorrechte zijverwanten. Dat zijn om te beginnen de ouders, maar alleen indien de broers en/of zussen tot de nalatenschap zijn geroepen. Onder deze categorie vallen verder de personen die door de ouders van de erflater ten volle werden geadopteerd, de halfbroers en halfzussen, en de afstammelingen van broers en zussen en van halfbroers en halfzussen. Zij erven uit eigen hoofde of bij staken via het systeem van de plaatsvervulling. In deze orde krijgt elke bevoorrechte ouder ¼ van de nalatenschap. De rest wordt verdeeld tussen broers en zussen. Broers en zussen (of hun nakomelingen) erven dus ½ als beide ouders van de erflater in leven zijn. Als een van beide ouders is overleden, erven broers en zussen (of hun nakomelingen) ¾. Als beide ouders zijn overleden, erven zij alles. Voorbeeld

Stan laat als enige erfgenamen zijn beide ouders en zijn drie zussen Louise, Emma en Marie, na Vader en moeder erven elk ¼, samen dus ½. Louise, Emma en Marie erven samen de overige helft of elk ⅙. Indien vader al overleden was, zou Stan zijn moeder ¼ erven en Louise, Emma, en Marie samen ¼ of elk ¼. • Tot de derde orde behoren de ascendenten. Dat zijn de ouders als er geen broers of zussen in aanmerking komen voor de nalatenschap, en alle bloedverwanten in opgaande lijn: de grootouders, de overgrootouders. • In de vierde orde zitten de overige verwanten, meer bepaald de ooms en tantes, neven en nichten, en grootooms en groottantes. Het zijn de gewone verwanten of alle

bloedverwanten in de zijlijn tot de vierde graad, met uitzondering van de broers en zussen en hun afstammelingen. Welke gevolgen heeft de rangschikking? Een voorafgaande orde sluit een volgende orde uit. Erfgenamen die tot de eerste orde behoren, sluiten de erfgenamen van de drie andere orden uit. Als er geen erfgenamen van de eerste orde zijn, gaat de erfenis naar de erfgenamen van de tweede orde, die dan de derde en vierde orde uitsluiten. Op deze regel wordt een uitzondering gemaakt bij kloving, waar erfgenamen van de derde en vierde orde samen tot de nalatenschap kunnen komen. Voorbeeld Hubert is weduwnaar. Hij heeft drie kinderen, Rik, Benoit en Clara. Zijn vader leeft nog, zijn moeder is al overleden. De kinderen of hun afstammelingen behoren tot de eerste orde en sluiten alle andere bloedverwanten {Huberts vader} uit de nalatenschap. Alle kinderen of afstammelingen erven voor gelijke delen. Elk kind erft in dit geval ⅓. De graad De orde duidt de groep bloedverwanten aan die tot de nalatenschap komt. Dat betekent nog niet dat alle leden van die groep ook effectief zullen erven. Binnen de orde komen de naaste bloedverwanten eerst. Alleen zij die in graad het dichtst tot de overledene staan, krijgen een deel van de erfenis. Wat is de graad? De graad is de afstand tussen de bloedverwanten, in dit geval de afstand tussen de overledene en de erfgenaam. De graad wordt bepaald door de generaties op te tellen. Die optelling is afhankelijk van de lijn waarin iemand zich bevindt. De wet maakt een onderscheid tussen de rechte lijn en de zijlijn. De rechte lijn is de opvolging van personen die van elkaar afstammen, hetzij in opgaande, hetzij in neergaande lijn. De rechte neergaande lijn loopt van de stamvader over de vader naar de zoon, kleinzoon, achterkleinzoon enzovoort. De rechte opgaande lijn loopt in de andere zin, dus van een bepaalde persoon naar zijn vader, grootvader, overgrootvader enzovoort. In de rechte lijn zijn er zoveel graden als er generaties tussen de personen zijn. Tussen ouders en kinderen ligt er een generatie. We spreken dan van eerste graad. Tussen grootouders en hun kleinkinderen zijn er twee generaties. We spreken dan van tweede graad. De zijlijn is de opvolging van personen die niet van elkaar afstammen, maar die uit een en dezelfde (gemeenschappelijke) stamvader voortkomen. Om de graad te bepalen, keert u in de zijlijn terug tot de gemeenschappelijke stamvader. De generaties telt u vanaf de overledene tot de gemeenschappelijke stamvader in de opgaande lijn. Daarna daalt u af tot de erfgenaam. Tekening Binnen elke orde sluit de naaste in graad andere bestaande erfgenamen van een verdere graad uit, behalve bij plaatsvervulling.

Plaatsvervulling In bepaalde gevallen wordt de regel van de graad bijgestuurd door de regel van de plaatsvervulling. Wat is plaatsvervulling? Plaatsvervulling houdt in dat een erfgenaam wettelijk het erfdeel kan opnemen dat zijn vooroverleden ouder toekomt, samen met andere erfgenamen die in graad dichter staan dan hijzelf. Door deze fictie van de wet treden de vertegenwoordigers in de plaats, de graad en de rechten van de vooroverleden bloedverwant. In de regel is plaatsvervulling alleen mogelijk wanneer de erfgerechtigde eerder overleden is. Maar sind 21 januari 2013 is voor de levende erfgenamen de zogezegde generatiesprong mogelijk. Daardoor kan bijvoorbeeld een kleinkind nu rechtstreeks van zijn grootouder erven, onder voorwaarde dat de levende erfgenaam (de ouder van het kleinkind, tevens het kind van de grootouder) de nalatenschap van zijn ouder (de grootouder) verwerpt. Voorbeeld Bij vooroverlijden van zoon Lucas komt kleinzoon Jules in zijn plaats. Zoon Louis (1ste graad) wordt in deze situatie samen met kleinzoon Jules (2de graad) tot de nalatenschap geroepen. leder erft de helft.

Bij plaatsvervulling gebeurt de verdeling bij staken. Wat betekent dat? Als er meer dan een erfgenaam de plaats van een vooroverledene inneemt, verkrijgen al die erfgenamen samen het erfdeel van de vertegenwoordigde en verdelen ze dat onderling. Zij vormen samen een staak.

Voorbeeld Vader Arthur heeft twee kinderen, Victor en Gabriel. Op het ogenblik van Arthur zijn overlijden was zijn zoon Victor al gestorven. Victor had twee zonen, Tobias en Tom. De dochter Alice leeft nog en heeft drie kinderen, Mila, Max en Michaël. In deze situatie vererft Alice de helft van de nalatenschap. De overige helft, namelijk het deel van hun vader Victor, komt bij plaatsvervulling bij staken toe aan Tobias en Tom. Elk verkrijgt dus ¼. Milan, Max en Michaël erven niets.

Wanneer is plaatsvervulling mogelijk? Plaatsvervulling is mogelijk in volgende gevallen: • in de rechte neergaande lijn (1e orde): alle afstammelingen tot in het oneindige, inclusief geadopteerde en natuurlijke kinderen; • in de zijlijn (2e orde): alle afstammelingen van broers en zussen, tot in het oneindige; • in de zijlijn (4e orde): alle afstammelingen van ooms en tantes, tot in het oneindige. • Plaatsvervulling is uitgesloten: • in de opgaande lijn: de naaste in elk van beide lijnen sluit de verdere opgaande bloedverwanten uit; • in de zijlijn: anders dan in de eerder vermelde gevallen. • Er bestaat geen plaatsvervulling ten voordele van de afstammelingen van zijverwanten in de 4e graad (grootooms en groottantes).

Kloving Wanneer de erflater geen afstammelingen (1e orde) nalaat en ook geen broers of zussen en hun afstammelingen (2e orde) heeft, wordt de nalatenschap in twee gelijke delen gekloofd. Het ene deel gaat naar de bloedverwanten van de vaderlijke lijn, het andere deel naar die van de moederlijke lijn. Kloving vindt plaats in de opgaande lijn en in de zijlijn, maar nooit in de rechte, neergaande lijn. Elke helft komt toe aan de dichtst in orde en graad staande erfgenaam van elke lijn. Het is dus perfect mogelijk dat in de ene lijn de goederen toekomen aan erfgenamen van de derde orde en in de andere lijn aan erfgenamen van de vierde orde. Voorbeeld Sara overlijdt. Haar vader is voordien al gestorven. Sara laat daardoor haar moeder (3de orde) en aan vaders haar nonkel Jan (4de orde) als erfgenamen na.

De nalatenschap wordt in twee delen gesplitst: een helft voor de vaderlijke en een helft voor de moederlijke linie. In de vaderlijke linie erft nonkel Jan de helft. De moeder van Sara verkrijgt de andere helft. Om billijkheidsreden krijgt Sara's moeder van de wet in deze situatie extra nog ⅓ in vruchtgebruik op het deel van haar schoonbroer Jan. Kloving wordt ook toegepast als de overledene alleen gewone zijverwanten (4e orde) achterlaat. De nalatenschap wordt dan in twee helften gesplitst: een helft voor de verwanten aan vaders zijde en een helft voor de verwanten aan moeders zijde. De persoon in de naaste graad sluit de meer verwijderde uit. Is er geen enkele erfgenaam in een van de lijnen, dan komt het deel dat niet kan worden opgeëist aan de andere lijn toe, en dus niet aan de Belgische Staat. In uitzonderlijke gevallen is kloving ook mogelijk in de 2e orde. Dat is met name het geval als er halfbroers of halfzussen zijn die dus de derde en de vierde orde uitsluiten. De nalatenschap wordt in dat geval gesplitst in een vaderlijke en moederlijke lijn. De ‘volle’ broers en zussen erven in beide lijnen.

Voorbeeld Tim laat zijn zussen Mieke en Justine en zijn halfzus Lisa als enige erfgenamen na. Vader en moeder zijn al eerder overleden.

Er is kloving. De ene helft, de gemeenschappelijke moederlijke lijn, wordt verdeeld in drie gelijke delen voor Mieke, Justine en Lisa, allen kinderen van dezelfde moeder. leder krijgt dus 2/12. De andere helft, de vaderlijke lijn, wordt verdeeld tussen Mieke en Justine die dezelfde vader hebben als de erflater. Elk van beide zussen erft in deze lijn 3/12. Erven kan tot in de vierde graad Alleen zijverwanten tot en met de 4e graad kunnen erven, tenzij er plaatsvervulling van toepassing is....


Similar Free PDFs