De romp (anatomie) PDF

Title De romp (anatomie)
Course Anatomie
Institution Arteveldehogeschool
Pages 15
File Size 332.2 KB
File Type PDF
Total Downloads 21
Total Views 141

Summary

Samenvatting romp...


Description

Functionele anatomie van de wervelkolom en het onderste lidmaat

1. Romp 1.1 Inleiding 1.1.1 Romp De thorax (borst) is een afleiding van thoracaal. Deze bevat het hart en de longen. De abdomen (buik) is een afleiding van abdominaal. Deze bevat de darmen, de lever en de maag. Het dorsum (rug) is een afleiding van dorsaal. Het diafragma of middenrif is een spier  Bij een samentrekking beweegt het naar beneden  Bij het inademen beweegt het naar boven, bij het uitademen gaat het ontspannen (beweegt naar beneden) Cavitas thoracis, abdominalis, pelvis = holte in de thorax, abdominalis, pelvis Apertura thoracis superior (bovenste) begrensd door:  Eerste borstwervel (Th1 = 1ste thoracale wervel))  Eerste rib  Bovenrand van het sternum De luchtpijp en de slokdarm lopen hierdoor. Er zijn bloedvaten die richting de hersenen gaan. Apertura thoracis inferior (onderste) is afgesloten door het diafragma.  Th12 onderrand 

Kraakbeen voorkant

1.2 Bouw van de wervelkolom (columna vertebralis) 1.2.1 Aantal soorten wervels  7 vertbrae cercicales C1-C7 (halswervels) o Altlas = C1 o Axis = C2 

12 vertebrae thoracicae th1-th12 (borstwervels)



5 vertebrae lumbales L1-L5 (lendewervels)



Os sacrum S1-S5 (heiligbeen)



Os coccygis (staartbeen)

1.2.2 Disci intervertebrale Het zijn tussenwervelschijven, ze zorgen voor schokdemping en beweeglijkheid. De meest craniale wervels liggen tussen C2 en C3. De meest caudale wervels tussen L5 en het os sacrum. 1.2.3 Basisstructuur wervel Doorheen het foramen vertebrae loopt het ruggenmerg vanaf de hersenen naar beneden (motorische info). Van beneden naar boven loopt er sensorische info. Corpus vertebrae (wervellichaam) is het ventrale deel (gladde deel) Arcus vertebrae (wervelboog) is het dorsale deel, heeft uitsteeksels (processus) 1

Functionele anatomie van de wervelkolom en het onderste lidmaat Kenmerken:  Processus transversus: vrij grote gepaarde (links en rechts) dwarsuitsteeksels 

Processus spinosus: ongepaard doornuitsteeksel, naar dorsaal



Processus articulares (superiores en inferiores): gewrichtsuitsteeksels, boven en onder, gepaard (links en rechts)  gewrichtsvlakken = gewrichtsfacetten



Pediculus arcus vertebrae o Incisura vertebralis inferior o Incisura vertebralis superior  foramen intervertebrale



Lamina arcus vertebrae: aan de wortel van de processus spinosus

Foramen vertebrale (wervelgat) omgeven door corpus en arcus  Opeenvolgende foramina vertebralia van de hals-, borst- en lendenwervels vormen het wervelkanaal: canalis vertebralis 

Hierin ruggenmerg



Bevat spinale zenuwen vanuit het ruggenmerg, zenuwen komen via de foramen vertebrale naar buiten en gaan het hele lichaam bezenuwen

1.2.4 Canalis vertrebalis met medulla spinalis (ruggenmerg) Het ruggenmerg loopt vanaf de hersenen tot L2-L3. Het is korter dan de wervelkolom. De ruggenmergzenuwen treden op de plaats (cervicaal, thoracaal, lumbaal, sacraal) naar buiten. De cauda equina zijn de zenuwen onder het ruggenmerg. 1.2.5 Foramen intervertebrale: uittredeplaats voor spinale zenuw Art. zygapophysiales is een facetgewricht. Wanneer de disucs gaat verschuiven veroorzaakt dit een hernia. 1.2.6 Medulla spinalis (ruggenmerg) Foramen intervertebrale : plaats tussen twee wervels waar zowel aan de linker als rechter zijde de spinale zenuw (ruggenmergzenuw) uittreedt. Het ruggenmerg loopt bij volwassenen tot het niveau van de eerste (L1) of tweede lumbale wervel (L2). Omdat er een verschil is in lengte tussen het ruggenmerg en de wervelkolom liggen de ruggenmergsegmenten van craniaal naar distaal steeds minder op gelijke hoogte met hun gelijknamige wervels. De spinale zenuwen van de eerste cervicale segmenten lopen nog vrijwel horizontaal, terwijl caudaal, de lumbale zenuwen eerst verticaal in het wervelkanaal afdalen om dan de bijhorende uittredeplaats te bereiken. Beneden het uiteinde van het ruggenmerg (vanaf niveau L1/L2) is er een bundel spinale zenuwen in het wervelkanaal te zien, de cauda equina (paardenstaart). Hoe lager in de wervelkolom, hoe steviger gebouwd. Letsel beneden het ruggenmerg, problemen aan de onderste ledematen. Letsel bovenaan het ruggenmerg, problemen met de organen.

2

Functionele anatomie van de wervelkolom en het onderste lidmaat 1.2.7 Verschillen tussen de 3 soorten ruggenwervels  Structuur verschilt tussen cervicale, thoracale en lumbale wervel 

Volume van het corpus vertebrae wordt groter van cervicaal naar sacraal o Draagfunctie van de wervels neemt toe van craniaal naar caudaal



Foramen vertebrale is bij de halswervels het grootst en neemt naar caudaal af. Ten gevolge van de afname van het verzorgingsgebied en dus de dikte van het ruggenmerg

1.2.8 Os sacrum (heiligbeen) Het sacro-iliacaal gewricht (SI-gewricht) is het gewricht tussen het sacrum en het bekken. Het is een vergroeiing van de vijf sacrale wervels en bijhorende tussenwervelschijven. Articulatio lumbosacralis:  Tussen L5 en os sacrum  Basis os sacrum bevat twee gewrichtsuitsteeksels (proc. articulares superiores) Naar beneden toe wordt het bot smaller en eindigt die in de apex. Met elkaar vergroeide wervelbogen omsluiten de canalis sacralis (voortzetting van de canalis vertebralis). Onderaan is dit kanaal open en vormt het de hiatus sacralis. Beschrijving van mediaal naar lateraal:  Crista sacralis mediana: verbening van de procc. spinosi 

Crista sacralis intermedia: verbening van de proc. articulares



Foramina sacralia posteriora: foramina intervertebralia waardoor de achterste takken van de sacrale spinale zenuwen lopen.



Crista sacralis lateralis: verbening van de procc. transversi

De zijkanten van het os sacrum zijn enigszins driehoekig. Hierop ligt een licht concaaf gewrichtsvlak met de vorm van een oor  facies auricularis van het os sacrum. Het os coccygis sluit aan op het os sacrum.

1.3 Vorm van de wervelkolom    

Kyfose: wanneer de concaviteit ventraalwaarts gericht is Lordose: wanneer de concaviteit naar dorsaal gericht is Fylogenese: ontwikkeling van het menselijk ras Ontogenese: ontwikkeling van het individu

Tijdens de ontwikkeling van het individu kan men dezelfde veranderingen ter hoogte van de lumbale wervelkolom waarnemen. Vlak na de geboorte is de lumbale wervelkolom concaaf naar voren. Bij 5 maanden is de kromming nog steeds wat concaaf naar voren. Bij 13 maanden wordt de lumbale wervelkolom recht. Vanaf 3 jaar ziet men een lichte lumbale lordose ontstaan. Deze is duidelijk bij 8 jaar en krijgt zijn definitieve vorm bij 10 jaar

1.3.1 Scoliose

3

Functionele anatomie van de wervelkolom en het onderste lidmaat Wanneer de concaviteit naar links of naar recht gericht is in het frontaal vlak. Het is een zijdelingse kromming van de wervelkolom. Het kan aangeboren zijn of ideopatisch. Het kan ontstaan tijdens de puberteit (bij een persoon met een groeispurt). Doorsturen naar een orthopedist of een pediater.  Functionele of houdingsscoliose o Corrigeerbaar, actief of passief tot normale houding bv. door beenlengteverschil, contractuur van heupadductoren, pijn (antalgische scoliose) 

Structurele misvorming o Bocht buiten het mediane vlak o In de bocht staan de wervels geroteerd of zijn ze misvormd Bv. vaak ideopatisch, maar ook congenitaal, neurologisch, musculogeen

1.4 Variaties van de wervelkolom Twee groepen:  Het aantal wervels: meestal 33, soms meer of minder ten gevolge van variërend aantal coccygeale wervels 

Regionale samenstelling van de wervelkolom kan variëren o Vb. ribben thv onderste cervicale (of bovenste lumbale) wervels o Vb. verschuiving grens lumbale wervels - sacrum

Spina bifida occulta is de meest voorkomende aangeboren afwijking van de wervelkolom. Het is een fusiestoornis van de wervelbogen, meestal L5 en S1. Het defect wordt bedekt door huid. Spina bifida aperta is een met vocht gevulde blaas, met uitpuilende ruggenmergvliezen, ruggenmergvliezen met daarin ruggenmerg of gespleten ruggenmerg. Bij stoornis is er een aanleg van het ruggenmerg, een verlamming van de onderste ledematen. Soms is L5 mee opgenomen in het os sacrum, dit is dan een sacralisatie. Eerste sacrale wervel is niet volledig vergroeid met het sacrum, dit is een lumbalisatie. Wanneer de arcus afwezig is of niet volledig gesloten is, is dit een open rug of spinabifda. Om dit te voorkomen moet de vrouw foliumzuur innemen.

1.5 Beweeglijkheid van de wervelkolom In het sagittale vlak is er flexie en extensie van de wervelkolom. De bewegingsomvang van de verschillende elementaire delen van de wervelkolom is erg klein, maar in zijn geheel is de beweeglijkheid erg groot. Het referentievlak ter hoogte van de schedel is het bijtvlak. De hoek tussen de uiterste standen van het bijtvlak is groot (bij zeer lenige personen). De totale flexie van de wervelkolom is kleiner, dan de totale extensie van de wervelkolom. De bijdrage van de verschillende onderdelen van de wervelkolom kan men op laterale röntgenfoto’s meten. In het frontale vlak is er een lateroflexie naar links en rechts van de wervelkolom. De lateroflexie van de totale wervelkolom tussen sacrum en schedel is klein. De bijdrage van de verschillende

4

Functionele anatomie van de wervelkolom en het onderste lidmaat onderdelen van de wervelkolom kan men op frontale röntgenfoto’s meten. De referentielijn is de as van de wervels of de richting van de bovenste sluitplaat van de betreffende wervel. In het transversale vlak is er een rotatie van de wervelkolom. De rotatie tussen het bekken en de schedel kan ongeveer 90° zijn. De bewegingsomvang is moeilijk te bepalen (RX onmogelijk in transversale vlak).  Wel kan men de totale rotatie van de wervelkolom meten door het bekken te fixeren en de mate van rotatie van de schedel te meten. 

Rotatie van de lumbale wervelkolom is erg klein



De rotatie van de thoracale wervelkolom is wat groter



De rotatie van de cervicale wervelkolom is het grootst

De bewegingsuitslag is niet in alle delen van de wervelkolom hetzelfde en wordt bepaald door oa:  De vorm van de wervels  De hoogte van de discus intervertebralis in verhouding tot de hoogte van het corpus (Hoe groter de verhouding des te groter de mobiliteit)  De aanwezigheid van ribben (hierdoor wordt de mobiliteit beperkt in de thoracale wervelkolom) Met de romp kunnen ook translatiebewegingen gemaakt worden (de zogenaamde ‘isolaties’ in dans en mime + dubbele kin). Hierbij blijft een gedeelte van het lichaam stilstaan en verschuift een ander gedeelte van het lichaam. Dit kan van voor naar achteren plaatsvinden of naar opzij. Het gaat hierbij om kleine verschuivingen van de wervels. De totale beweging is echter groot vanwege het grote aantal wervels dat hierbij betrokken is. Hoofdzakelijk in het presacrale (craniaal van sacrum) deel van de wervelkolom  Tussen C2 en os sacrum  voorste en achterste intervertebrale gewrichten  Tussen os occipitale, atlas en axis  craniovertebrale gewrichten  Articulatio sacrococcygea  tussen os sacrum en os coccygis 1.5.1 De voorste intervertebrale gewrichten Verbinding van corpora door disci intervertebralis en door longitudinale ligamenten aan voor- en achterzijde. Verschil tussen canalis vertebralis en het foramen  Foramen = als je 1 ruimte hebt die vrij is  Canalis vertebralis = alle wervels boven elkaar 1.5.2 Discus intervertebralis De discus bestaat uit twee type structuren: Nucleus pulposus is centraal (net achter het midden) gelegen, het verschuift bij voorover en achterover buigen, het heeft een waterhoudende (65% à 90% water) gelatineuze substantie , het is niet samendrukbaar maar wel vervormbaar en het is een afgeplatte bol.

5

Functionele anatomie van de wervelkolom en het onderste lidmaat Annulus fibrosus is perifeer gelegen. Houden de nucleus op zijn plaats en het zijn concentrische lamellen van vezelig kraakbeen (collageen) Functie van de discus  stevigheid en beweeglijkheid + handelen als schokdempers + schokbrekend effect Waterhuishouding is een dynamisch proces;  Langdurige druk: watergehalte van de discus neemt af  Voeding van de tussenwervelschijven door diffusie Stille schade = je merkt het niet, omdat er geen zenuwvezels zitten. Het corpus van de bovengelegen wervel drukt op de discus intervertebralis. De nucleus verspreidt de druk in alle richtingen. Daardoor werken er zowel horizontale als verticale krachten op de anulusvezels. De discus is echter kwetsbaar en kan onder ongunstige omstandigheden vroegtijdig verouderen. Er kunnen dan scheurtjes ontstaan, waardoor de nucleus zich naar buiten kan persen. Hernia nuclei pulposi vooral tijdens flexie, dorsaal verplaatsen nucleus en posterieure structuren rekken of samendrukken  Lig. longitudinale posterius  Zenuwwortels 1.5.3 De bewegingen van de wervels en tussenwervelschijven We kunnen de wervelkolom zien als een aaneenschakeling van onbeweeglijke segmenten (de wervels) die met elkaar verbonden zijn door beweeglijke segmenten (disci en intervertebrale gewrichten). De bewegingen van de wervels kunnen bij elkaar worden opgeteld. De totale beweeglijkheid hangt af van de vorm van de wervels. De vorm verschilt per regio van de wervelkolom. Beweging tussen 2 opeenvolgende wervels in voorste en achterste intervertebrale gewrichten:  Mate van beweging afhankelijk van dikte en samendrukbaarheid van de disci, gewrichtskapsels, ligamenten en spieren  Richting van de bewegingen bepaald door stand processus articulares en uitwendige omstandigheden zoals aanwezigheid van ribben. In de anatomische houding is de hoogte van de disci groter dan in geroteerde stand. 1.5.3.1 Flexie  Discus vooraan platgedrukt  Nucleus beweegt licht naar dorsaal  Facetgewricht opent: gewrichtsvlakjes uit elkaar  Ligamenten rond arcus vertebrae op rek

6

Functionele anatomie van de wervelkolom en het onderste lidmaat 1.5.3.2 Extensie  Discus achteraan platgedrukt  Nucleus beweegt naar ventraal  Gewrichtsvlakjes op elkaar gedrukt  Ligamenten rond facetgewricht relaxeren  Lig. longitudinale anterius op rek

1.5.3.3 Laterale flexie (naar links)  Homolateraal (hier: links) komen de procc. transversi en de gewrichtsvlakjes dichter bij elkaar  Homolateraal ontspannen de bijhorende ligamenten  Discus wordt homolateraal samengedrukt  Tegengestelde bewegingen aan de heterolaterale zijde (hier: rechts) 1.5.3.4 Rotatie Annulus fibrosus:  Concentrische lamellen met vezels.  De vezelrichting is wisselend  Tijdens rotatie komen sommige vezels op spanning en andere niet De hoogte van de discus neemt af, er is een lichte compressie van de nucleus en alle ligamenten liggen op spanning. In de anatomische houding is de hoogte van de disci groter dan in geroteerde stand. 1.5.3.5 Discus intervertebralis Hernia nuclei pulposi vooral tijdens flexie, het dorsaal verplaatsen van de nucleus. Posterieure structuren rekken of drukken samen (lig. longitudinale posterius , zenuwwortels).

1.6 Ouderdomsveranderingen van de wervelkolom Verandering ter hoogte van de disci intervertebralis en vertebrae  Discus: watergehalte neemt af(vnl. thv nucleus)  wervelkolom minder elastisch  Verbening van de kraakbenige sluitplaten van de corpora vertebrae: minder voeding voor disci

1.7 Spieren van de wervelkolom 1.7.1 Dorsale wervelkolomspieren Autochtone rug- en nekspieren:  2 grote bundels o een mediale, vlak naast de middellijn o een laterale, lateraal van de mediale 

Verloop: duidelijk reliëf naast middellijn, tussen de procc. transversi en procc. spinosi 7

Functionele anatomie van de wervelkolom en het onderste lidmaat 

Functie: o Bilaterale contractie: extensie wervelzuil o Unilaterale contractie: lateroflexie en rotatie



Innervatie: dorsale takken van de spinale zenuwen



Palpatie: o Bij extensie van de wervelkolom o Contractie homolateraal te voelen bij stand op 1 been o Bilateraal bij oprichten thorax in buiklig

M. longissimus

M. erector spinae Oorsprong: os scarum en crista iliaca Insertie: procc. transversi thoracale wervels, bovenste cervicale wervels en achterzijde ribben Verloop: goot tussen thoracale wervels en ribben

M. iliocostalis

Oorsprong: Os sacrum en crista iliaca Insertie: ribben + procc. transversi cervicale wervels Verloop: meest lateraal ven de m. erector spinae

Functie

Bilaterale contractie: extensie Unilaterale contractie: lateroflexie (vnl door de m. iliocostalis) en lateroflexie cervicale wervelkolom (door de m. longissimus cervicis)

Rotatoren of het transverso-spinaal systeem Het heeft een rotatiefunctie . Ze liggen onder het interspinaal systeem. Ze zijn het diepst gelegen, mediaal . Het is een schuin systeem. Het bevat de mm. rotatores, mm. multifidi en mm. semispinales. Oorsprong: op dezelfde proc. transversus Insertie: procc.spinosus (verschillend per type) Type 1: m. rotator brevis loopt naar de proc spinosus van de wervel erboven Type 2: m. rotator longus slaat één wervel over Type 3: m. multifidus slaat twee wervels over Type 4: m. semispinalis slaat drie wervels over Verloop: schuin van beneden naar boven Functie:  Bilaterale contractie: extensie  Verschil in activiteit in diverse delen van de wervelkolom  Unilaterale contractie (homolaterale lateroflexie en heterolaterale rotatie)

8

Functionele anatomie van de wervelkolom en het onderste lidmaat

Interspinaal systeem  m. interspinalis Het is diep en mediaal. Het ligt tussen de de procc. spinosi van opeenvolgende wervels. Het is een verticaal lopend systeem . De functie is extensie. 1.7.1.1 De keten van wervelkolomstrekkers Gestrekt houden van de wervelkolom door spieren aan de dorsale zijde (thoracaal niveau) en door spieren aan de ventrale zijde (cervicaal en lumbaal). Transversospinaal systeem:  Grote activiteit: ter hoogte van Th6 (top van de thoracale kyfose)  Matige activiteit: ter hoogte van L3 (top van de lumbale lorsose)  De activiteit is dus het grootst waar de wervelkolom convex naar achteren is (kyfose) De spieren van de rug die we tot dusverre hebben bestudeerd vormen de diepere laag van rugspieren. Ze hebben een kleine momentsarm waardoor ze, bijvoorbeeld, minder geschikt zijn om de wervelkolom vanuit een horizontale stand op te richten. Ze werken echter met grote precisie. In een verticale stand reageren ze voortdurend op standveranderingen van de wervels ten opzichte van elkaar bij balansverstoringen. Als we rechtop staan zijn ze voortdurend in actie. Dit kan doordat het zogenaamde tonische spieren zijn die langdurig en zonder vermoeidheidsverschijnselen kunnen werken. Zo wordt het hoofd de hele dag op de nek in balans gehouden. 1.7.2 Ventrale wervelkolomspieren of prevertebrale spieren M. longus colli Functie:  Bilaterale contractie: afvlakken van de cervicale lordose af en flexie van de cervicale wervelkolom  Unilaterale contractie: flexie en lateroflexie van de cervicale wervelkolom Verloop: van os occipitale naar de procc. transversi van de cervicale wervels De m. longus colli ligt direct ventraal van de cervicale wervelkolom en bestaat uit drie vezelbundels ; een longitudinale bundel, een bovenste schuine bundel en een onderste schuine bundel. M. longus capitis Functie:  Bilaterale contractie: afvlakken van de hoog cervicale lordose af en flexie van de cervicale wervelkolom 

Unilaterale contractie: lateroflexie van de cervicale wervelkolom

Verloop: van os occipitale naar de procc. transversi van de cervicale wervels

9

Functionele anatomie van de wervelkolom en het onderste lidmaat 1.7.3 Spieren van de hals Turncocostale spieren  mm.scaleni Oorsprong: processus transversus (cervicaal) Insertie en verloop: 1 ste en 2d...


Similar Free PDFs