Endogene en exogene processen PDF

Title Endogene en exogene processen
Course Aardrijkskunde
Institution Hogeschool Gent
Pages 7
File Size 394.2 KB
File Type PDF
Total Downloads 79
Total Views 120

Summary

Lager onderwijs MT1 (sem 2), basiskennis ruimte ...


Description

Landschappen en reliëf Soorten landschappen Bebouwde ruimte - Toeristisch en/of recreatief landschap - Industrielandschap - Havenlandschap - Bebouwde kern

-

Open ruimte Natuurlandschap Landbouwlandschap

Reliëf = combinatie van hoogteverschillen nauwelijks merkbare hoogteverschillen - zwak reliëf: - sterk reliëf: duidelijk merkbare hoogteverschillen Soorten hoogtezones hoogteligging -

hoogteverschil hellingsgraad

-

horizonlijn

Soorten reliëfvormen - vlakte - plateau - gebergte - massief

Kaartmateriaal - reliëfkaarten - reliëfprofiel - reliëfblok

absolute hoogteligging t.o.v. het nulniveau ® bij elk land anders, België: ± laagste eb verschil in hoogteligging tussen twee of meerdere plaatsen overgang tussen punten met een verschillende hoogteligging ® steile helling of zwakke helling het volgen van oneffenheden in een terrein ® verbinding tussen hoogste punten die te zien zijn (recht, golvend, getand…)

vlakke horizonlijn, geen hoogteverschillen of hellingen vlakke horizonlijn, geen hoogteverschillen of hellingen gekartelde horizonlijn, grote hoogteverschillen, steile hellingen gegolfde horizonlijn, grote hoogteverschillen, minder steile hellingen dan gebergte

hoogtelijnen of d.m.v. kleuren XY-coördinaten van hoogtelijnen om verticale doorsnede te knn teken 3D voorstelling van het reliëf

Processen die het reliëf vormen - intern proces warmte die van binnenin de aarde naar de oppervlakte stroomt = endogene processen: aardbevingen, vulkanisme, beweging vd aardkorst - extern proces warmte van de zon = exogene processen: werking van water, sneeuw, ijs, wind en klimaat

Endogene processen = warmte die van binnenin de aarde naar de oppervlakte stroomt

SCHILVORMIGE OPBOUW VAN DE AARDE De schilvormige opbouw van de aarde moeilijk te bestuderen door: gebrek aan tijd: mensenleven duurt slechts 80 jaar, we kunnen niet 4,7 miljard jaar teruggaan id tijd gebrek aan blootstellen vh waarnemingsveld: onmogelijk om de werking, inwendige processen te observeren 3 delen van de schilvormige structuur van de aarde aardkorst 5 tot 70 km dik mantel 2900 km dik kern 3320 km dik Kaartmateriaal stratigrafische lithologische pedologische

geeft ouderdom vd geologische lagen weer geeft info over de samenwerking vd geologische lagen weer bodemkaart (buitenste 1,5 m vd aardkorst)

PLATENTEKTONIEK = De aardkorst is opgebouwd uit bewegende aardkorstplaten die drijven op een mantel. Vroeger waren alle continenten één, maar door bewegende aardkorstplaten zijn deze uit elkaar gedreven. Soorten aardkorstplaten oceanische korst continent combinatie oceanische korst en continent Verschillende soorten reliëf in de oceanen Oceanische ruggen = bergketens bestaande uit evenwijdige kammen met meestal een centrale depressie Mechanisme ‘seafloorsplitting’ 1. Oceanische korst scheurt open 2. Mantelgesteente komt omhoog en stroomt horizontaal weg naar beide zijden 3. De erop rustende korst wordt uit elkaar getrokken 4. Scheuren worden opgevuld met magma Oceanische troggen = lange smalle depressies Mechanisme ‘subductie’ 1. De ene aardkorstplaat duikt onder de andere aardkorstplaat 2. Gesteenten van de onderduikende plaat worden uit elkaar getrokken en opgehoopt (tot eilanden) 3. De rest van de plaat komt terug terecht in de aardkorst en smelt

AARDBEVINGEN = natuurkundig verschijnsel waarbij de grond schudt Gevolgen van aardbevingen Schade aan materiele zaken Tsunami’s en vloedgolven Vuurstormen Economische gevolgen Uitbreken epidemieën Kernrampen

huizen, inboedel, huisbranden, straten zakken in… (beving in oceaanbodem) tornado’s van vuur beurs valt stil, fabrieken vallen stil, geen handel meer daklozen, gewonden, doden…

Soorten aardbevingsgolven P-golven primaire golven, drukgolven ® kan door vaste stoffen en vloeistoffen ® richting van de trilling is gelijk aan de voortplantingsrichting -

S-golven

secundaire golven, dwarsgolven ® kan niet door aardkern dus ook niet door andere vloeistoffen ® richting van de trilling staat loodrecht op de voortplantingsrichting

Seismograaf = Instrument dat de sterkte van aardbevingen meet. Een aardbeving wordt uitgedrukt op schaal van Richter. ® een aardbeving die 10x krachtiger is, ligt één cijfer hoger op de schaal van Richter

VULKANISME = vulkanische eruptie, wanneer een vulkaan actief is en er lava uitstroomt of materiaal wordt uitgeslingerd Onderdelen van een vulkaan krater top van de vulkaan magmakamer waar het magma ligt te wachten (kan jaren duren en tot 65 km onder de grond) kraterpijp en ontsnappingsroute voor magma en gas vertakkingen Wat komt uit de vulkaan bij een uitbarsting magma vloeibare gesteentemassa diep in de aarde lava magma die aan het aardoppervlak komt efflata verzamelnaam voor al het materiaal dat in vloeibare of vaste toestand wordt uitgeworpen vulkanisch stof fijnste materiaal dat bij een uitbarsting vrijkomt (kan hoog in atmosfeer blijven circuleren) Soorten vulkanen en hun kenmerken Lavavulkanen relatief vloeibaar magma regelmatige ontgassingen er wordt weinig efflata in de lucht geworpen cirkelronde krater vb. schildvulkanen en spleeterupties

Hoe ontstaan vulkanen? Seafloorspreading Subductie Hotspot

-

Stratovulkanen taai magma langzaam oplopende druk door verstopping vd kraterpijp snelle drukontlasting bij uitbarsting veel efflata bij uitbarsting, lava op oppervlakte kegelvormig trechtervormige krater door explosies vb. Vesuvius, Stromboli, Etna, Teide

t.h.v. ruggen in de diepzee langs kusten plaats op de aardkorstplaat waar een stroom magma bovenkomt uit de mantel, deze magmastroom veroorzaakt een gat in de aardkorst ® ketens van vulkanen ontstaan doordat platen langzaam over deze gaten schuiven, maar de magmastroom zoekt dan een nieuwe uitweg (er wordt een nieuw gat gecreëerd)

Nawerkingen van vulkanen - warmwaterbronnen, geyser: waterdamp, dat wordt opgewekt door de verhitte grond, wordt gebruikt voor het opwekken van elektriciteit - toerisme

GEBERGTEVORMING = gebergten worden gevormd op plaatsen waar de aardkorst in beweging is Stadia vorming bergketens 1. Geosynclinaal stadium (langdurig) = ontwikkeling van een dalend gebied waarin dikke pakken sedimenten worden afgezet (sediment is een verzamelnaam voor materiaal van de aardkorst) 2.

Orogenese (eigenlijke bergvorming) = de eigenlijke gebergtevorming, de geosynclinale zone wordt samengedrukt en de sedimentatiepakketten worden geplooid door het samendrukken

3.

Postorogeen stadium = de gehele zone is bovengekomen en vanaf nu beginnen uitwendige krachten zoals water, wind… met het afbraakproces

GESTEENTEN -

verwering erosie transport sedimentatie

afbraak van gesteenten opname van gesteenten door water en wind van gesteenten afzetting van oudere gesteenten

Soorten gesteenten Afzettingsgesteenten of sedimentaire gesteenten = verwering, erosie, transport of sedimentatie van oudere gesteenten

Stollingsgesteenten = ontstaan door stolling vh vloeibare binnenste deel vd aarde, afh vd plaats ontstaan ¹ stollingsgesteenten: Uitvloeiingsgesteenten stollen wanneer ze ah aardopp uitvloeien, fijnkorrelig of glasachtig door uiterst snelle stolling vb. basalt, osbidiaan

Klastische sedimenten mechanische afbraak, erosie, transport en afzetting van bestaande gesteenten vb. zand wordt zandsteen, grind wordt conglomeraat

vb. kwartsdioriet (kasseistenen)

Chemische gesteenten Oplossing, transport, neerslag en uitkristallisatie van bestaande gesteenten vb. druipstenen in kalksteengrotten, zout

Dieptegesteenten op een diepte van enkele km’s onder het aardopp

Organische gesteenten Na verwering, erosie en transport zijn deze materialen afgezet door planten en dieren

vb. graniet

vb. brandbaar: steenkool, nt-brandbaar: krijt (koraalkalk)

Ganggesteenten stollen in de bovenste lagen vd aardkorst op weg naar het aardopp

Metamorfe gesteenten = ontstaan uit reeds bestaande sedimentaire gesteenten of stollingsgesteenten door het opnieuw kristalliseren onder hoge druk of bij een hoge temperatuur vb. marmer uit kalksteen

! voltrekt zich in vaste toestand, bij smelttoestand verkrijgen we opnieuw stollingsgesteenten!

MINERALEN = samenstellende deeltjes van de gesteenten, ze zijn opgebouwd uit kristallen (kristallen zijn opgebouwd uit chemische elementen) Mineralen uit het dagelijks leven Grafiet voor potlood Fluoriet in tandpasta Gips in bouwindustrie of gipsverband Goud voor juwelen Eigenschappen van mineralen Verschillende kleuren Kleur bij strijken vd mineraal Glans

kwarts kan kleurloos, roze, bruin of paars zijn goud geeft een goudkleurige streep glasglans, parelmoerglans, diamantglans, vetglans, metaalglans…

-

Fluorescentie Hardheid Kristalvorm

fluoriet is fluorescerend onder blacklight diamant is hardste mineraal, talk kan je krassen met een vingernagel vlakken w gevormd door verschil in groeisnelheid en groeirichting

GEOLOGISCHE TIJDSCHAAL = tijdschaal die de tijdsruimte bestrijkt van de lange geschiedenis van de aarde, de gebeurtenissen staan in volgorde De evolutie van onze aarde is vastgelegd in de gesteenten in de verschillende perioden van de wordingsgeschiedenis van onze aarde en door fossielen. Fossielen = éénvoudige afdrukken van lichaam, huid, beenderen, schaalgedeelten… fossielen worden bestudeerd door paleontologen Omstandigheden waardoor fossielen niet voorkomen - Afzettingsgebieden van zoetwatermeren - Opgelost in water of verdwenen door hoge druk of hoge temperatuur

BODEM = bovenste losse deel van de aardkorst (1,5m) en standplaats voor planten Bestanddelen van de bodem VASTE BESTANDDELEN

VLOEIBARE BESTANDDELEN

MINERALE DEELTJES 48% = kleine gesteentebrokjes die ontstaan door verwering uit een vast gesteente, de korrels worden ingedeeld van groot naar klein:

NEERSLAGWATER = het sijpelt voor een groot deel in de bodem, maar de doorlaatbaarheid is afhankelijk van de korrelgrootte vd bodemdelen

grind ® zand ® leem ® klei

ORGANISCHE DEELTJES 2% = planten- en dierenafval, bodemdieren eten rottingsverschijnselen op en zetten deze om in humus

LEVENDE BESTANDDELEN = plantenwortels (van bomen, kruiden, struiken), schimmels en dieren

vb. zand laat goed door, want grote korrels klei laat niet goed door, want kleine korrels die dicht bij elkaar zitten

GASVORMIGE BESTANDDELEN = naast water bevat de bodem ook bodemlucht vb. als je een bloempot die droog staat water geeft, verschijnen er luchtbellen water neemt de plaats in van lucht

Endogene processen = zonnewarmte heeft invloed op op water, sneeuw, ijs, wind, klimaat…

RIVIEREN Algemene begrippen Rivier

natuurlijke waterloop

Kanaal

gegraven door de mens

Bron

plaats waar grondwater aan de oppervlakte komt, waar een rivier kan ontstaan

Waterloop/stroom

algemene term voor kanalen en rivieren

Rivierstelsel

geheel van waterlopen waarvan het water naar eenzelfde rivier stroomt

Rivier- of stroombekken

vb. Scheldebekken, Maasbekken, Ijzerbekken

Verval

gemiddeld hoogteverschil per km rivierlengte

Debiet

hvh water die per seconde door een dwarsdoorsnede vd rivier stroomt (m/sec)

Regime

verloopt van het debiet over een jaar

gebied dat door een rivierstelsel wordt afgewaterd

Hoe komt water in een rivier? Neerslag Afvloei van hellingen Ondergrondse afvloei en bronwerking Verloop van een rivier Bovenloop het deel dat begint aan de bron, de rivier is smal Middenloop overgangszone, de rivier wordt breder en bevat meer water Benedenloop het breedste deel van de rivier waar bochten voorkomen Monding Verschillende werkingen van stromend water Erosie = wegvoeren/opnemen van gesteentemateriaal door stroming water (bij buitenbochten!) Diepte-erosie bergbeken met snelle afvoer van grind en zand Verticale erosie dalvormige rivieren met grote hoogteverschillen Zijwaartse erosie richtingsverandering van stroming door obstakel = meandervorming (boom, ophoping zand…) ® oever aan overkant wordt uitgehold door het verticaal botsen + sedimentatie Transport = verplaatsing van materiaal door stroming Sedimentatie = afzetting van gesteentemateriaal door de stroming of het water (bij binnenbochten!) Soorten rivierdalen Kloofdal V-dal Boogdal Vlakbodemdal - Vlakdal

KARSTVERSCHIJNSELEN = oplossingsverschijnselen in kalksteen: kalksteengrotten, druipstenen … Kalksteengrotten = grotten ontstaan in kalksteenrotsen Ontstaan kalksteengrotten 1. Rivieren nemen koolzuurgas op uit de lucht 2. Kalk lost op in water van rivieren 3. Licht zuur water door combinatie met koolzuurgas en kalk 4. Scheuren waarlangs het zuur water binnendringt verbreden 5. Er ontstaan zalen in rotsen Druipstenen = uitkristallisatie van stoffen die in het water zijn opgelost - Stalactieten kalksteen + water + CO!" ® opgeloste kalk + restproduct - Stalagmieten ontstaat uit het water van de stalactieten dat valt - Gordijnen druppels volgen kronkelend patroon en zetten een kronkelend afzettingsspoor af ! Stalagmieten en stalactieten groeien uit tot een zuil

SNEEUW EN IJS Gletsjers = samenhangende ijsmassa’s die zich langzaam omlaag bewegen - Ontstaat door een opeenhoping van sneeuw boven de sneeuwgrens - Morenes is het gesteentemateriaal dat door gletsjers wordt vervoerd - Fjord is een oud gletsjerdal dat is ingenomen door de zee - Grote verwering van gletsjer, ze schuren uit door hun gewicht en het gesteentemateriaal dat in het ijs aanwezig is - Het materiaal dat een gletsjer transporteert is afkomistig van omringende dalwanden Soorten gletsjers Dalgletsjers Plateaugletsjers Landijs

in bergdalen één firnbekken met verschillende gletsjertongen een volledig gebied is bedekt met ijs, ongeacht het reliëf

Sneeuwgrens = hoogte waarop er permanent sneeuw ligt - Lawine: sneeuw wordt afgevoerd door een te grote hoeveelheid - Firn: poedersneeuw verandert in korrelige kristalsneeuw door zon - Ijs: firn dat compacter wordt door grote druk onderaan...


Similar Free PDFs