Gezondheidscommunicatie: Hoofdstuk 4 PDF

Title Gezondheidscommunicatie: Hoofdstuk 4
Author Rosemarijn Dom
Course Gezondheidscommunicatie
Institution Universiteit Antwerpen
Pages 6
File Size 229.1 KB
File Type PDF
Total Downloads 4
Total Views 195

Summary

Samenvatting van hoofdstuk 4....


Description

Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering Een planmatige aanpak Door: Johannes Brug, Patricia van Assema, Lilian Lechner

HOOFDSTUK 4: DETERMINANTEN VAN GEDRAG Hoe ontstaat gedrag? Leren, automatische processen en gewoontegedrag - Klassieke Conditioneringstheorie = stelt dat gedrag is aangeleerd en ontstaat door de koppeling van een ongeconditioneerde stimulus (eten) aan een geconditioneerde stimulus (bel). - Operante Conditioneringstheorie = gedrag ontstaat door het belonen van gewenste reponsen. - Sociaal-cognitieve Theorie = Gedrag ontstaat niet alleen door directe beloningsmechanismen maar ook door indirecte beloningsmechanismen (bijv. het waarnemen van gedrag dat beloond wordt). - Automatisch gedrag = reacties die onbewust en niet-intentioneel voorkomen, vaak respons op externe stimuli. Essentieel om te overleven (Chartrand & Bargh, 1999). Tegenhanger = gecontroleerd gedrag. - Gewoonten = Automatisch geactiveerde gedragingen. ≠ eerder gedrag. -

-

Dual system models = stellen dat ons gedrag wordt bepaald door zowel impulsieve (impulsief systeem) alsook reflectieve (beredeneerde, vaak intentionele) overwegingen (reflectief systeem). Reflectieve Impulsieve Model = gaat er van uit dat de basis van ons gedrag bestaat uit impulsieve reacties, terwijl reflectieve overwegingen soms aanvullend zijn (met name relevant als er een conflict is tussen gevoel en kennis).

-

Past behavior = eerder gedrag wordt gerefereerd als determinant van toekomst gedrag waarbij eerder gedrag een van de belangrijkste voorspellers van toekomstig gedrag blijkt te zijn.

-

Bio-psychologische factoren → uit onderzoek van recente jaren lijken er steeds meer aanwijzingen te komen dat ons gezondheidsgedrag ook voor een deel wordt bepaald door deze factoren. (denk aan genetica, gender, etc). Evolutionaire factoren → het is bijv. natuurlijk dat mensen, als het niet hoeft, minder bewegen en extra eten als dit beschikbaar is (vanuit evolutionair oogpunt om reserves op te bouwen voor schaarste).

-

-

Proximale determinanten = determinanten die heel dicht verbonden zijn aan het onderzochte gedrag. Distale determinanten = determinanten die iets verder van het gedrag af staan en een meer indirecte invloed hebben op het onderzochte gedrag.

-

-

Ultieme determinanten = determinanten die op een nog verdere afstand van het individu staan, maar toch via allerlei tussenliggende processen het gedrag kunnen beïnvloeden. Note op determinanten → per stroming/model verschilt het welke determinanten als proximaal, distaal en ultiem worden beschouwd.

Persoonlijke determinanten (veel Fishbein & Ajzen) - Gedragsintentie, motivatie Mate waarin iemand van plan is om een bepaald gedrag uit te voeren → echter geen garantie. Hoe meer positieve invloeden hoe beter though. Motivatie = hoe sterk iemand is gedreven om een bepaald gedrag uit te voeren. Intrinsieke motivatie = drive komt uit de persoon zelf. Extrinsieke motivatie = drive heeft een oorzaak die buiten de persoon om gaat. - Attitude, uitkomstverwachtingen Attitude = de houding die mensen hebben ten aanzien van onderwerpen (attitudeobjecten). Beliefs/uitkomstverwachtingen = specifiek verwachte voor- en nadelen van een bepaald gedrag. Cognitieve beliefs = gerelateerd aan kennis Affectieve beliefs = gerelateerd aan gevoel en emotie Conatieve beliefs = gerelateerd aan gedrag en daarmee de neiging om in actie te komen (willen of doen). Andere onderverdeling beliefs: Instrumentele beliefs = gedrag als middel Experiëntele beliefs = gedrag als ervaring Fishbein & Ajzen: Multiplicatieve functie = overwegingen op attitudeobject x respectievelijke evaluaties van die overweging → inefficiënte meting/evaluatie. - Subjectieve norm en ervaren sociale invloed Subjectieve norm (perceived norm) = gepercipieerde verwachtingen van belangrijke anderen. Normatieve/injunctive beliefs = normatieve verwachtingen die iemand denkt dat anderen over zijn gedrag hebben. Motivation to comply = mate waarin iemand zich iets aantrekt van normative beliefs. Modelling/descriptieve norm/vicarious learning = voorbeeldgedrag uit sociale omgeving. Sociale druk/steun = invloeden van anderen. Steun (pos) kan emotioneel, praktisch, informatief en materieel zijn. Modelling = leren door het observeren van andermans gedrag. - Eigen-effectiviteitsverwachting of waargenomen gedragscontrole Eigen-effectiviteitsverwachting/self-efficacy = de verwachting die mensen hebben over hun eigen vermogen om een bepaald gedrag te kunnen uitvoeren → samen met attitude belangrijkste voorspeller van veel gezondheidsgedragingen. Belangrijk in veel theorieën. Eigen-effectiviteit op drie dimensies: 1. Magnitude = grootte, belang → moeilijkheid van nieuwe gedrag. 2. Generality = algemeenheid → inschatting van problemen nieuwe gedrag. 3. Strength = mate van zelfvertrouwen voor nieuwe gedrag.

-

-

-

-

Attributies = oorzaken van iemand zijn gebrek aan succes. Stabiele oorzaak = niet variabele factor die heeft geleid tot ongezond gedrag. Niet-stabiele oorzaak = variabele factor die heeft geleid tot ongezond gedrag. Waargenomen gedragscontrole = de controle die de persoon denkt te hebben over de uitvoering van het desbetreffende gedrag. Wordt bepaalt door twee factoren: 1. Control beliefs = capaciteiten/mogelijkheden die iemand denkt te hebben om gedrag met succes uit te voeren. 2. Power of control = mate waarin deze factoren gedacht worden het gedrag te kunnen beïnvloeden. Geanticipeerde spijt en morele verplichting Kritiek: soms te weinig aandacht voor ethische determinanten gedrag. Geanticipeerde spijt = gevoelens van spijt of schuld die mensen verwachten te ervaren als ze het gezondheidsgedrag niet uitvoeren. Belangrijke factor. Morele norm = de perceptie van een individu over de morele correctheid van een gedraging. Samenhang met geanticipeerde spijt als ze niet voldoen aan morele verwachting. Risico-inschatting Mensen laten zich eerder onderzoeken als de persoonlijke kans en de ervaren ernst hoger lijken. Conditionele risico-inschatting = (belangrijk om een) risico-inschatting expliciet (te) koppelen aan een risicogedrag. Relatieve risico-inschatting = vergelijking tussen eigen risico en andere individuen. Absolute risico-inschatting = inschatting zonder expliciete vergelijking. Primaire appraisal = inschatten van dreigen door bepaald eigen risicogedrag. Secundaire appraisal = inschatten mogelijkheden om met de dreiging om te gaan. Teveel angst → Angstreductie = het ontkennen/verminderen van evt gezondheidsprobleem. Gevaarreductie = minderen van het risicogedrag (door angst). Kennis en bewustzijn Kennis potentieel belangrijke determinant. 3 soorten: bewustzijn, veranderen, theoretisch diepgaand. Kennis, over algemeen, alleen gedragsverandering als mensen weten hoe en wat het gewenste gedrag is om problemen tegen te gaan. Beredeneerd gedrag model = kennis is onderdeel van attitude. Gezondheidsvaardigheden = hoeverre mensen vaardig zijn om informatie over gezondheid en ziekte te verkrijgen, begrijpen, evalueren en correct toe te passen. Bewustzijn erg belangrijk. Persoonlijkheidskenmerken Big five = extraversion (dominant-extravert vs. ondergeschikt-introvert), agreeableness (warm-vertrouwend vs koel-achterdochtig), neuroticism (gelijkmatig-zelfverzekerd vs nerveus-temperamentvol), openness to experience (open-nieuwsgierig vs gesloten-ongeïnteresseerd), consciousness (betrouwbaar-georganiseerd vs onbetrouwbaar-chaotisch.

Omgeving - Fysieke omgeving Beschikbaarheid middelen om ongezond gedrag te vermijden.

-

-

Sociale omgeving Sociaal-culturele context waarin het gedrag wordt uitgevoerd. Economische omgeving Kosten gerelateerd aan gezond en ongezond gedrag. Politieke omgeving Regels en wetgeving die gezond en ongezond gedrag beïnvloeden. 3 Niveaus van omgevingsdeterminanten: 1. Microniveau → proximaal → directe omgeving van individu (school, thuis, sport). 2. Mesoniveau → bredere familie en nabije omgeving (supermarkt, bosrijke omgeving, hechting familie/schoolbestuur) 3. Macroniveau → bredere systeem → economische ingrepen, cultuur, politiek etc.

Sociaal-cognitieve gedragsverklaringsmodellen Sociaal-cognitieve theorie (McAlister e.a., 2008) → menselijk gedrag wordt in vergaande mate bepaald door de verwachtingen (consequenties situatie, acties en self-efficacy) die men van een gedrag heeft. → eigen-effectiviteitsverwachting + vicarious learning + eigen controle centraal. Bouwt door op Sociale Leertheorie. Wederzijds determinisme = gedrag veranderen beïnvloedt zelfbeeld + beeld dat anderen hebben van je. Het Beredeneerd Gedrag Model (Fishbein & Ajzen, 2010) → Gedrag is het beste te voorspellen door aan mensen te vragen of zij van plan zijn om bepaald gedrag te vertonen → gedragsintentie → 3 determinanten: attitude, opvatting van anderen (ervaren norm), waargenomen gedragscontrole. Achtergrondvariabelen (persoonlijkheid, sociaal-demo, etc) beïnvloeden, verondersteld, de drie determinanten en gedragsintentie. Vervolg op diens voorloper Theorie van Gepland Gedrag en daarvoor Theorie van Beredeneerd Gedrag. Betere voorspelling wanneer gedrag beter gespecificeerd is: actie, doel van actie, context waarin gedrag moet plaatsvinden en tijdstip van de actie. Ook beter wanneer er niet teveel tijd zitten tussen plan + uitvoering. Kritiekpunten: te weinig aandacht voor emotionele factoren + geanticipeerde spijt en morele normen zouden model goed aanvullen. Het I-Change Model

Vervolg op Attitude Sociale Invloed Eigen-Effectiviteitsverwachting (ASE) Model (De Vries e.a.,1988; 1995) Sociale invloed is breder geformuleerd dan de subjectieve norm + eigen-effectiviteit is meer gelinkt aan Bandura's concept van eigen-effectiviteitsverwachting. Verschillende fasen in gedragsveranderingen - Pré-motivationele fase → bewustzijn, kennis, risicopercepties - Motivationele fase → kern van ASE model - Post-motivationele fase → hoe intentie optimaal kan worden omgezet in gedrag met behulp van zelfregulatie technieken → Model laat zien dat dit proces wordt beïnvloed door sociaal-culturele, psychologische en biologische factoren. Het Health Belief Model (HBM) → besluit van mensen om bepaald gezond gedrag te vertonen, wordt bepaald door de ervaren gezondheidsdreiging en de evaluatie van het aanbevolen gedrag. Succesvol in verklaren breed scala aan gezondheidsgedragingen. Kritiek: eigen-effectiviteitsverwachting zou een goede toevoeging zijn + niet echt een model maar meer een verzameling van variabelen die gezondheidsgedrag kunnen verklaren + onduidelijkheid over hoe men de variabelen in het model moet meten (maakt vergelijken onderzoeken moeilijk).

Protectie Motivatie Theorie Kent aantal vergelijkbare concepten als HBM → ontwikkeld na vraag welk angstniveau mensen aanspoort tot verandering. Adaptieve respons = gedrag gericht op beschermen eigen gezondheid. Maladaptieve respons = gedrag dat niet goed is voor de gezondheid. Kans op adaptieve respons wordt, volgens model, groter wanneer een persoon zowel de respons als eigen-effectiviteitsverwachting hoger inschat tov beperkte nadelen gewenste gedrag. + Belangrijk: Reponseffectiviteit + eigen effectiviteitsverwachting

Self-Determination Theory → theorie over menselijke motivatie → Doel: relatie beschrijven tussen motivatie en gedrag waarbij wordt gekeken naar de invloed van allerlei factoren als individuele verschillen in motivatie oriëntatie, contextuele invloeden en interpersoonlijke percepties. Meest onderscheidend aan theorie: differentiatie in vormen van motivatie: autonoom, gecontroleerd en afwezigheid. Daarnaast: intrinsieke & extrinsieke motivatie. Intrinsieke/autonome motivatie belangrijkst in realisatie. 4 vormen extrinsieke motivatie: 1. Externe regulatie → gedrag voor beloningen. 2. Geïntrojecteerde regulatie → gevoel van eigenwaarde/gevoelens koppelen aan bepaald gedrag. 3. Geïdentificeerde regulatie → identificeren met reden voor het gedrag (belang, gezond, zinvol, etc). 4. Gedrag is geïntegreerd en wordt uitgevoerd omdat het onderdeel is van dagelijks gedragspatroon en waardensysteem. Psychologische basisbehoeften in model: autonomie, competentie, verbondenheid. Nadeel theorie: complex door vele constructen/deel-theorieën etc → moeilijk in combinatie te toetsen. Ongeacht; potentiële waarde met verschillende variabelen onderkend. Stagetheorie en gedragsveranderingmodellen → modellen en theorieën die ontwikkeld zijn om handreikingen te geven om gedrag te kunnen veranderen in verschillende fasen. - Bekendste theorie: Transtheoretisch model (Prochaska e.a., 2008) → Stages of Change-concept → niet gemotiveerd naar gemotiveerd gevolgd door actie en uiteindelijk volhouden van gedrag. - Precaution Adoption Process Model (Weinstein e.a., 2008) - I-Change Model (De Vries, Mesters, e.a., 2005) - Health Action Process Approach model (HAPA, Schwarzer, 2008) - Model of Action Phases (Gollwitzer, 1996)...


Similar Free PDFs