H3 Emotioneel loskomen en gedragsmatige autonomie bij jongeren PDF

Title H3 Emotioneel loskomen en gedragsmatige autonomie bij jongeren
Author Sarah Struyf
Course Ontwikkelingspsychologie III
Institution Universiteit Gent
Pages 34
File Size 1.3 MB
File Type PDF
Total Downloads 46
Total Views 119

Summary

Uitgebreide notities van slides en lessen...


Description

H3 Emotioneel loskomen en gedragsmatige autonomie bij jongeren In deze lessen hebben we het vaak over adolescenten omdat de prof. hier onderzoek naar doet. Vandaag specifiek zal het gaan over autonomie en focussen we ons op het proces van emotioneel loskomen en gedragsmatige autonomie bij jongeren. Autonomie zien we niet enkel in de adolescentie, maar ook al in de eerste levensjaren van een kind. Het thema in de les vandaag is een conceptueel verhaal: wat is die autonomie eigenlijk? In dit verhaal zal veel onderzoek aan bod komen, onderzoek dat onder andere soms tot wat controverse leidde en conflicten tussen verschillende onderzoekers. We focussen ons niet op cross-sectioneel onderzoek (omdat we daar moeilijk conclusies uit kunnen trekken), maar wel op longitudinaal onderzoek.

1. Achtergrond •



Uit de ervaringen van jongeren: Niels (11j) en Tessa (19j) -

Niels zit in het 5e leerjaar van de lagere school. Zijn ouders willen het liever niet, maar elke dag rijdt Niels alleen met de fiets naar school. Als hij woensdagnamiddag naar de atletiek gaat, gaat hij tussen de middag ook niet naar huis. Hij blijft in de opvang eten en gaat dan rechtstreeks door naar de sport. Als hij pas om 15u30 thuis komt en de atletiek is al om 14u30 afgelopen, stellen zijn ouders soms vragen, maar Niels antwoordt “Ach je weet toch hoe dat gaat, gewoon met mijn vrienden blijven babbelen”. De ouders van Niels zeggen dat hij vroeg rijp is.

-

Tessa: Zij zegt: “Ik heb wel een moeilijke jeugd gehad. Ik zette mij enorm af tegen volwassenen, mijn ouders inbegrepen. Nu is daar verandering in gekomen. Ik kan nu mijn ouders respecteren voor wie ze zijn. Ik besef nu dat mijn ouders ook maar mensen zijn en dat ze hun goede en slechte kanten hebben. Als ik problemen heb, vertel ik het aan mijn ouders, maar meestal los ik ze zelf op. Over sommige zaken bv over mijn seksleven praat ik niet met mijn ouders, dat hoeven ze niet te weten.” Dan vroegen we haar wanneer ze volwassen is of was. Ze zei: “Als je verantwoordelijkheid kan opnemen voor je eigen gedrag en je eigen fouten. Als je zelf grote beslissingen kan nemen, op je eigen benen staan en voor jezelf kan zorgen, maar ook al ben je groot en zelfstandig en volwassen, je blijft altijd mensen nodig hebben.”

Adolescentie is een periode van grote veranderingen - Biologisch: puberteit en hormonale veranderingen - Cognitief: formeel operationeel denken - Sociaal-emotioneel: relaties, identiteit, AUTONOMIE

1

2. Wat is autonomie? 2.1.

2.2.

Zelfdeterminatietheorie • Autonomie als ‘vrijwillig functioneren’, agency - Zelfbestuur, zelfdeterminatie - Kenmerk van de adolescent, niet van de relatie - Persoonlijkheidstrek - Emotionele, functionele, en attitudinale aspecten - Populaire visie! •

Aan de ene kant zie je dat veel auteurs het hebben over autonomie als ‘op je eigen benen staan’. Soms wordt dat ook agency genoemd.



Zelfdeterminatietheorie: - Op een vrijwillige autonome manier kunnen functioneren. Niet in de betekenis van ‘los van andere mensen’, nee in tegendeel: vaak zelfs samen met andere mensen zijn, verbonden, maar wel uit vrije wil. -

Het is een persoonlijkheidskenmerk. Er zitten verschillende aspecten aan: niet alleen gevoelens maar bv ook normen en waarden in je leven.

-

Op deze manier geformuleerd zie je dat autonomie een onderwerp is dat mensen aanspreekt. We zijn allemaal op zoek naar meer van deze vorm van autonomie in ons leven.

-

Onderzoek duidt ook aan dat autonoom functioneren volgens deze definitie een bron is van welbevinden. Zelfs experimenteel onderzoek toont dat aan. Het is misschien zelfs een oorzaak van welbevinden.

Separatie of loskomen • Autonomie als separatie of loskomen van de ouders - Psycho- en neo-analytische opvatting over autonomie - Afstand tussen ouders en de adolescent •

Daartegenover staat een andere definitie van autonomie. Over deze definitie zullen we het vandaag hebben! - Namelijl, autonomie als separatie of het loskomen van je ouders. - Dit is in oorsprong een psycho-analytische definitie van autonomie en het gaat bijna letterlijk over wat ik daarnet heb gedemonstreerd: de afstand tussen ouders en adolescent. - Het kan aan de ene kant fysiek zijn, de adolescent slaagt erin gedurende langere tijd alleen zonder de ouders zijn zonder zich daar vervelend bij te voelen. Maar het gaat vooral om psychologische afstand en het gevoel dat de adolescent daarbij heeft.

2



Gedragsmatige autonomie = beslissingsautonomie - Zelfstandig beslissingen nemen en keuzes maken over allerlei zaken, zonder inspraak of raadpleging van de ouders  uitgaan, kledij, kamer, roken, drinken, vrienden. -

Eén van de doctoraatstudenten op de vakgroep van de prof. heeft zich gebogen over ‘wat is dat nu eigenlijk autonomie?’. Hij nam tientallen metingen af bij jongeren, metingen die reeds bestonden in de literatuur en die allemaal autonomie zouden moeten meten. Gebaseerd op de factoranalyse kwam deze grafiek tot stand.

-

Horizontale as: ‘funtioneren onder druk’ – ‘vrijwillig functioneren’. Verticale as: ‘nabijheid’ – ‘afstand’. Het is vooral die verticale dimensie waar we het vandaag over zullen hebben.



Emotionele autonomie of emotioneel loskomen = op een andere manier de relatie met de ouders beleven - Een belangrijke auteur in dit verband is Peter Blos (1978): intrapsychisch en emotioneel proces. Hij zegt dat dat betekent dat het kind afstand neemt van het beeld van de ouders die het had toen het nog jong was.

-

“The second individuation process of adolescence involves shedding of family dependencies, the loosening of infantile object ties in order to become a member of society at large or, of the adult world.”

-

Hij verwijst terug naar wat in de prille kindertijd gebeurt en wat omschreven is door Margaret Maler als het eerste individuatieproces: 3





-

Het kind dat aanvankelijk heel nauw en hecht verbonden is met de moeder (i.e. de hechtingsfiguur) slaagt erin op de leeftijd van 2 à 3 jaar zich van deze figuur los te maken. En kan bv. zelfstandig functioneren puur door te vertrouwen op het beeld dat het heeft van die hechtingsfiguur in the mind zonder dat de mama daarbij moet zijn.

Peter Blos zegt dat er zich in de adolescentie een tweede separatieindividuatieproces voordoet. De term deidealisatie legt dit mooi uit. →

Dit betekent eigenlijk niet meer dan dat kinderen op een gegeven moment door hebben dat de ouders er niet altijd kunnen zijn en dat de ouders zelf ook maar mensen zijn met hun eigen gebreken.



Op dit moment gaat het kind zelfstandiger worden en meer proberen de eigen problemen op te lossen.



Hiervoor ontwikkelen ze nieuwe vaardigheden: hulp vragen bij vrienden bijvoorbeeld.



De ouders zijn niet meer perfect en ze gaan dus naar andere mensen op zoek om zich mee te vergelijken, vandaar dat de vrienden zo belangrijk worden.

 Jongeren gaan dus meer en meer zelf problemen oplossen zonder zich schuldig te voelen.

“Individuation implies that the growing person takes increasing responsibility for what he does and what he is, rather than depositing this responsibility on the shoulders of those under whose influence and tutelage he has grown up.”

 Peter Blos benadrukt ook het emotionele aspect. •

Gedragsgewijs is de verandering duidelijk aanwezig, maar aan de manier waarop de jongeren spreken over het gevoel dat ze hierbij hebben en hoe ze het beleven, maakt duidelijk dat dit een emotionele ervaring is.



De representatie van hun ouders en welke plaats ze hen geven en ze zichzelf geven is niet altijd even gemakkelijk.

4

“Adolescent individuation is the reflection of those structural changes that accompany the emotional disengagement from internalized infantile objects.”

-

Een andere belangrijke auteur in dit verband is Jon Levy-Warren. →



Band met puberteitsontwikkeling •

Het loskomen van de ouders is duidelijk een puberteitsgebonden ontwikkeling. Hierbij benadrukken we het lichamelijke aspect.



Levy-Warren stelt bv. dat het precies door die sterke veranderingen is dat het lichaam begint te groeien en dat de adolescent vaak voor de eerste keer in het leven heel veel en sterke aandacht krijgt voor het lichaam.



Die sterke veranderingen geven de adolescent een blik naar binnen, een focus op zichzelf. De adolescent gaat zichzelf en het eigen lichaam vergelijken met anderen gedreven door de lichamelijke ontwikkeling.



“What is singularly important to adolescents in this beginning subphase is the shift from seeing themselves as children to seeing themselves as no longer children... Their reactions are mixed. On the one hand, they welcome this shift. They are proud, excited, and filled with energy of discovery. On the other hand, they feel sad, frightened, and unsure about how they are supposed to be and what it means that their bodies are changing.”

Herdefinitie van de relatie met de ouders •

Dit is eigenlijk hetzelfde als het deidealisatieproces, het anders kijken naar de ouders.



Toch even iets benadrukken: voor de ouders zelf is dit niet altijd gemakkelijk. Ze werden door de kinderen op handen gedragen en op een bepaald moment is dat niet meer zo.



Evengoed is het ook voor de kinderen zelf niet gemakkelijk, ze liggen daardoor soms met zichzelf emotioneel in de knoop. Bv. omdat ze op een bepaald moment te ver zijn gegaan in dat afstand nemen en het gevoel hebben dat ze niet meer terug kunnen of doordat ze een zelfstandige beslissing gemaakt hebben en in de

5

fout zijn gegaan.





Ze voelen dat dat beeld dat ze hebben over de ouders verandert. Het gevoel dat daarbij komt, is een stuk achterlaten van dat kinderlijke beeld.



Er zijn zelfs mensen die hebben gezegd dat je dat negatieve affect dat vaak piekt op die leeftijd, kan interpreteren als een soort van rouwervaring. Het achterlaten van de veilige band en meer zelfstandig worden is geen gemakkelijke ervaring voor jongeren en dat wordt hier ook benadrukt voor Levy-Warren.



“In this context, early adolescents have to redefine not only their sense of self (as a nonchild) but also their relationships with their caregivers. Whereas once caregivers seemed larger than life, capable of all things, now they must be brought into sharper focus for adolescents as the normal (or not so normal) people they are. This deidealizatin process is one component of what is at the core of the tensions that often arise in families at this time. It is not easy for children to see their parents as less than all-powerful.”

Levy-Warren benadrukt ook dat dit een breekpunt in de ontwikkeling van de adolescent is. Dit wordt bevestigd door ouders: •

Bv.: een studie: in 10.000 gezinnen werd aan de ouders gevraagd “Als je terugblikt, wat was de moeilijkste periode in de ontwikkeling van je kinderen?”, bijna 70% zegt dat dit de puberteitsjaren waren.



Ook op een objectieve manier kan je dit onderzoeken door bv. te kijken naar de snelheid van ontwikkeling en de verandering in de hersenen.



Men ziet dat er dan 2 periodes in het leven zijn waar er plots sterke veranderingen zijn in de hersenen: 1) de prille kindertijd, nl. de eerste twee levensjaren en 2) de puberteitsjaren.



Naar het einde van het leven toe is er ook weer achteruitgang wat bij sommige mensen ook zeer snel gaat. Het verandert veel, snel en het

6

gaat niet altijd in een rechte lijn bij de puberteit.



Een idee dat hieraan beantwoordt en veel bevestiging krijgt in onderzoek, is dat je in de kindertijd een progressieve ontwikkeling krijgt van bv taal.



In de puberteitsjaren zie je een periode van instabiliteit die daarna weer wordt verdergezet door progressieve ontwikkeling.



Er zijn theoretici die vanuit een diathese-these verhaal stellen dat die periode van instabiliteit nodig is om tot verdere progressie te kunnen komen en stellen dat moest alles gewoon vlak verlopen er wel eens een stilstand in de ontwikkeling zou kunnen komen.



Dat is wat Levy-Warren hier ook probeert te zeggen: het gaat om een breekpunt in de emotionele ontwikkeling van de adolescent.



“Although there is a continuity from one set of selfrepresentations or parent representations to the other, there is also a need for a demarcation between the prior set of representations and the current ones – that is, a separation process.”

3. Conceptuele verwarring en het ‘Detachment’-debat In de literatuur zien we dat er heel wat conceptuele verwarring bestaat. Deze verwarring is gedreven door resultaten van onderzoek. Het betreft bovendien verschillende soorten autonomie. Als eerste uitwerking daarvan bespreken we het debat rond de beslissingsautonomie, daarna over het debat rond emotionele autonomie. 3.1.

Debat rond beslissingsautonomie • Beslissingsautonomie betekent afhankelijkheid, zelfstandig beslissingen kunnen nemen. Jongeren doen dat meer en meer naarmate de leeftijd toeneemt. •

Hypothese was dat beslissingsautonomie zou leiden tot een betere aanpassing (bv. op vlak van schoolprestaties, minder stress, meer zelfvertrouwen,

7

etc.). •

Onderzoek leverde echter andere resultaten op. -

-

Studie 1: Dornbusch et al. (1990): crossectionele studie. →

Jongeren die alleen beslissingen nemen, zonder inspraak van de ouders, presteren minder goed op school.



Jongeren die beslissingen nemen samen met ouders presteren beter op school.

Studie 2: Lamborn, Dornbusch et al. (1996): longitudinale studie met zelfde steekproef en paar jaar later. →

Samen met ouders beslissen, leidt tot minder probleemgedrag één jaar later.



Alleen beslissingen nemen, leidt tot meer probleemgedrag, minder zelfvertrouwen, meer stress en depressieve gevoelens en minder goede schoolresultaten en aanpassing op school.



Wat ontbreekt er in hun onderzoek? Het meten van beslissingsautonomie op het 2de tijdstip, en misschien ook verder, maar goed het was een twowave-onderzoek.



In alles wat tot nu toe werd uitgelegd, ging het over de ontwikkeling van die beslissingsautonomie, en de vraag is of de ontwikkeling van de autonomie op zich ook samenhangt met probleemgedrag. Die vraag is voorlopig nog niet beantwoord.



Een bijkomende opmerking bij het onderzoek: het ging vooral over beslissingen nemen over allerlei persoonlijke zaken. Persoonlijke zaken in het onderzoek gedefinieerd als zaken waarover de meeste ouders daarover eens zijn wie daarover kan beslissen: geld besteden, met vrienden uitgaan, hoe laat wegblijven, welke kleren kopen en dragen, uiterlijk, etc.



Even herhalen: waar zit dat debat dan? - Er zijn onderzoekers die stelden dat hoe meer de adolescent zelfstandig beslissingen neemt, hoe meer problemen er zullen zijn. - Maar dan is de vraag of het dan wel een goeie zaak is dat jongeren zelfstandig beslissen?

8

-

3.2.

En er zijn onderzoekers die op basis van dit onderzoek stelden dat jongeren dat beter niet kunnen doen. Zij vinden dat jongeren over dit soort zaken zelfs beroep moeten doen op hun ouders.

Debat rond emotionele autonomie: EAS • Hetzelfde debat wordt in de literatuur duidelijker wanneer het gaat over emotionele autonomie. •

Hypothese hier was dat emotionele ‘autonomie’ zou leiden tot een betere aanpassing.



Er werd onderzoek gedaan met de Emotionele Autonomie Schaal (EAS). - Dit betreft de deidealisatie. - Een hypothese was, aangezien dit een ontwikkelingsconstruct is, dat veel autonomie of hoge scores op deze vragenlijst zouden samengaan met een betere aanpassing bij jongeren. - Naarmate jongeren meer zelfstandig worden, ook op dit emotionele vlak, zou het beter gaan met jongeren. -

Onderzoek: Hogere scores op de EAS hangen samen met... →

Je minder veilig voelen in de relatie met je ouders (Ryan & Lynch) r = -.55



Minder zelfvertrouwen (Steinberg & Silverberg) r = -.25



Minder zelfwaarde (Papini & Roggman; Chen & Dornbusch) r = -.25



Depressieve gevoelens (Papini & Roggman; Finkenauer) r = .30



Het gevoel dat je de liefde van anderen niet waard bent (Ryan & Lynch) r = .50



Internalizerende problemen (Garber & Little; Beyers & Goossens) r = .25



Meer sociale angst (Papini & Roggman) r = .30



Sterkere negatieve beïnvloeding door peers (Steinberg & Silverberg) r = .45



Meer experimenteel gebruik van drugs (Turner et al.) r = .20



Meer vechten (Turner et al.) r = .30



Minder goeie schoolresultaten (Chang & Chang; Fuhrman & Holmbeck) r = -.15



Externalizerende problemen (Fuhrman & Holmbeck; Beyers & Goossens) r = .18

 Loskomen van je ouders is in feite ‘detachment’, je actief en radicaal afzetten tegenover je ouders, met alle gevolgen vandien!

-

Samengevat betekent dit dat sterk loskomen van de ouders samen hangt met tal van internaliserende problemen. Wat Peter Blos dus stelde, werd niet door

9

onderzoek bevestigd, integendeel we zien dat het samenhang met allerlei ‘negatieve’ zaken.





-

Het is in feite het omgekeerde van attachment, het is detachment. Zichzelf losrukken en radicaal afzetten tegen de ouders. Dit kan natuurlijk problemen creëren.

-

Eén van de onderzoekers die dat heeft opgemerkt is Richard Ryan, een van de finding fathers van de zelfdeterminatietheorie.

EAS: Steinberg vs. Ryan - Er zijn dus twee kampen ontstaan. -

Kamp Steinberg stelt dat men met de EAS op een valide manier emotionele autonomie kan meten.

-

Kap Ryan stelt dat de EAS detachment meet en dat dat geen adaptieve ontwikkelingsvariabele kan zijn.

-

Het debat gaat over meer dan de meetpretentie van de EAS.

-

Kamp Ryan zegt dat autonomie als het loskomen van de ouders onbelangrijk en negatief is. Autonomie zou moeten worden gezien als vrijwillig functioneren.

-

Volgens hem is de verticale as (cfr. eerdere grafiek) minder belangrijk voor onderzoek, maar is vooral de horizontale as iets waarop gefocust moet worden.

Nu gaan we over naar het onderzoek zelf dat vanuit dit debat nuance wil brengen in de benaderingen van autonomie bij jongeren. We bespreken hierbij twee (longitudinale) studies:

10

4. Gedragsmatige autonomie – Smetana et al. (2004) 4.1.

Vraagstelling • Hoe zit het met minderheidsjongeren (bv. zwarten in een omgeving van blanken)?



-

Is samen met ouders beslissen altijd beter voor deze jongeren?

-

Of is zelfstandig beslissen soms ook ok?

-

Dit gaat over het zelfstandig beslissingen nemen, de gedragsmatige autonomie.

-

Smetan...


Similar Free PDFs