ZSO 3 Valpreventie EN Fixatie BIJ Ouderen PDF

Title ZSO 3 Valpreventie EN Fixatie BIJ Ouderen
Course Fundamenten van verpleegkunde 2
Institution UC Leuven-Limburg
Pages 14
File Size 323.5 KB
File Type PDF
Total Downloads 59
Total Views 135

Summary

de ouder wordende mens...


Description

ZSO 3 VALPREVENTIE EN FIXATIE BIJ OUDEREN 1. Het gebruik van VBM (vrijheidsbeperkende middelen) is vanuit medisch, sociaal, juridisch en deontologisch standpunt een middel van laatste keuze. Het gebruik van fixatie is duidelijk een middel van de laatste keuze. Enkel als de veiligheid van de patiënt (of anderen) en de behandeling op geen enkele andere manier kan gegarandeerd worden, is vrijheidsbeperking een aanvaardbare ‘minst slechte’ oplossing. 2. Geef een voorbeeld van het verschil tussen een urgente en niet urgente keuze Urgente keuze: Een urgente situatie kan kortdurend zijn (herevaluatie binnen het uur). Het is dan meestal aangewezen uit veiligheid voor de patiënt en zijn omgeving om deze te fixeren. De patiënt kan fysieke agressie vertonen en on(be)handelbaar zijn. Deze fixatie maakt het dus mogelijk de patiënt te behandelen. In verscheidene instellingen neemt men het standpunt in dat men enkel mag fixeren op voorschrift van de arts in urgente situaties. Maar fixatie blijft een toevertrouwde verpleegkundige handeling. Belangrijk is om urgente situaties te voorkomen en dus te anticiperen op het gedrag van de patiënt. In acute, urgente situaties is het vaak onmogelijk om multidisciplinair overleg te doen. Men kan dan achteraf nog multidisciplinair beslissen of de fixatie zal worden voortgezet Niet urgente keuze: Men mag in een niet-urgente situatie fixeren enkel als de veiligheid op geen enkele andere manier kan gevrijwaard worden, of indien het gedrag op geen enkele andere manier kan beheerst worden. Het gaat in niet-urgente situaties over een interdisciplinaire beslissing. Het is ook belangrijk dat het ander personeel dat aanwezig is op dienst van de fixatiemaatregelen op de hoogte is. Meer overleg en communicatie bevordert een positieve houding van verpleegkundigen . De familie en indien mogelijk de patiënt zelf (beslissingsbekwaam) hebben medezeggenschap in de beslissing over fixatie. Anders is het ethisch onaanvaardbaar. Wanneer de patiënt beslissingsonbekwaam is dient men rekening te houden met een voorafgaande wilsverklaring, deze is zelden voorhanden. Ook is het dan belangrijk om informatie te verzamelen over levenservaringen, interesses, sociale gedragspatronen en het patiëntendossier. Daarom is het van belang de vooraf benoemde vertegenwoordiger of een wettelijke vertegenwoordiger van de patiënt bij het zorg- en beslissingsproces te betrekken. Het is dus in niet-urgente situaties zeer belangrijk om alle alternatieven te overlopen en een open communicatie te voeren. Wanneer men een patiënt fixeert dient men tijdens iedere shift een herbeoordeling te doen. Dit moet steeds ook schriftelijk genoteerd worden. Om sommige gevolgen te voorkomen dient men fixatie aan een mobiliteitsplan te koppelen. Dit houdt onder meer in om de gefixeerde ledematen te oefenen, regelmatig een toiletbezoek te organiseren,… 3. Geef een concreet voorbeeld van het verschil tussen wilsbekwame en wilsonbekwame patiënt en de maatregelen die je in het kader van vrijheidsbeperking moet/kan stellen. Wilsonbekwame patiënt: Deze berust op een klinische beoordeling van de behandelend geneesheer, die indien nodig het advies inwint van een collega of van een psychiater. Een beslissingsonbekwame patiënt is op het ogenblik van evaluatie mentaal en/of fysiek niet in staat om: de verstrekte informatie te begrijpen of inzicht te verwerven in de aard van de situatie of inzicht te verwerven in de gevolgen van zijn besluit

De wet betreffende de rechten van de patiënt stelt dat men dan terugvalt op respectievelijk: -

een voorafgaande wilsverklaring een door de patiënt zelf op voorhand benoemde vertegenwoordiger of een wettelijke vertegenwoordiger van de patiënt echtgenoot, de wettelijk of feitelijk samenwonende partner meerderjarig kind ouder meerderjarige broer of zus

Wilsbekwame patiënt: Bij de beslissingsbekwame patiënt is toestemming vereist alvorens over te gaan tot vrijheidsbeperking. Indien de verpleegkundige de noodzaak tot vrijheidsbeperking vaststelt bij een wilsbekwame patiënt die weigert, pleegt hij/zij overleg met de geneesheer. De patiënt moet op voorhand maximaal ingelicht zijn over de verschillende keuzemogelijkheden en de gevolgen van bv. het fixeren of niet fixeren. Als de beslissingsbekwame patiënt de fixatie blijft weigeren, wordt dit geëerbiedigd en de beslissing genoteerd in het patiëntendossier. Alles wordt steeds nauwkeurig gedocumenteerd in het verpleegdossier en regelmatig geëvalueerd. 4. Leg uit wat de rapportage en her evaluatie van een fixatiebeslissing omvat Rapportage In het verpleegkundig dossier wordt een verslag opgemaakt met een motivering voor de fixatie, tijdstip van fixatie en her evaluatie, type fixatiemiddel en naam en overleg met alle betrokkenen. Her evaluatie De vrijheidsbeperking wordt in principe zo kort mogelijk gehouden en dient zo snel mogelijk opgeheven te worden. De her evaluatie dient regelmatig door een verpleegkundige te gebeuren en wordt in team besproken. Indien verdere vrijheidsbeperking noodzakelijk blijkt, wordt dit genoteerd in het verpleegkundig dossier. 5. Leg uit wat fixatie omvat en maak dit concreet aan de hand van een voorbeeld Onder fixatie verstaan we fysieke fixatie bij volwassen personen. Het gaat om elke handeling of het gebruik van materiaal die de bewegingsvrijheid beperkt en niet gemakkelijk kan worden verwijderd. Voorbeelden zijn het gebruik van pols- of enkelbanden en bedhekken. 6. Benoem een aantal alternatieven voor fixatie die je in de thuiszorg zou kunnen toepassen om fixatie te vermijden zorgen dat de patiënt zich niet verveeld Gewone attente dagelijkse zorg en activiteiten kan fixatie uitstellen of zelfs vermijden Betrek familie en vrijwilligers om de patiënt te observeren en gezelschap te houden. Ga de noden van de patiënt na en voorkom agitatie. een betekenis zoeken achter het gestelde gedrag. Individuele zorg is ondermeer luisterbereidheid tonen, je empathisch opstellen ten opzichte van de patiënt, erkennen van de patiënt, verbale communicatie uitoefenen en dergelijke meer 7. Met welke argumenten zou jij verpleegkundigen motiveren om minder of niet meer te fixeren?

8. Als je alle alternatieven overlopen hebt en toch moet fixeren, hoe zou je dat dan aanpakken? Is er een gevaar voor zichzelf of voor anderen? Ernstig valrisico of fysieke beperkingen Agressie of agitatie (verbaal of fysiek) Verwardheid in plaats, tijd of ruimte of geen ziekte-inzicht Weglopen, dwalen We kiezen voor een veilig fixatie-arm beleid. Gebruik het juiste fixatiemiddel in functie van de indicatie :  1-punt fixatie: de patiënt wordt op één plaats beperkt, nl. 1 polsbandje bij gevaar voor verwijderen medisch materiaal (vb. infuus bij patiënt met hemiplegie).  2-punt fixatie: 2 polsbandjes bij gevaar voor verwijderen medisch materiaal (vb. bij invasief beademde patiënt)  3-punt fixatie: de patiënt wordt in de lenden, én aan één voet en tegenovergestelde hand vastgemaakt. Dit is een veilige methode. Bij het gebruik van een lendengordel steeds 3-punt fixatie toepassen !  4-punt fixatie: 3-punt fixatie en daarbij beide voeten vastmaken.  5-punt fixatie: 4-punt fixatie en daarbij beide handen vastmaken (4 en 5-punt fixatie kan alleen in uitzonderlijke omstandigheden).  Een verpleeglaken kan gebruikt worden om te verhinderen dat de patiënt uit bed kruipt en/of te verhinderen dat hij medisch materiaal verwijderd (vb. blaassondes, wonddrains). Over het algemeen wordt het gebruik van een verpleeglaken zowel door de patiënt als de familie als minde 9. Vind jij zwerfgedrag en onrustig gedrag van ouderen (over bedbaren klimmen, infusen uittrekken, …) legitieme redenen om te fixeren? Leg uit. Wanneer is fixatie verantwoord? Er bestaat geen éénduidig concept rond fysieke fixatie en de gebruikte materialen. Elke situatie is uniek. Drie elementen worden nagegaan: 1. analyse van de situatie: volledige kijk verschaffen op de specifieke en vaak complexe situatie bij een patiënt 2. zoeken naar handelingsmethoden: alle mogelijke alternatieven overwegen 3. verhelderen van de gevolgen: rekening houden met fysische én psychische gevolgen: de werking en het vertrouwen gaan afwegen. Drie waardecriteria helpen om de noodzaak af te wegen : 1. De bewegingsvrijheid van de patiënt mag alleen door fixatie beperkt worden wanneer de patiënt zelf niet meer in staat is zijn gedrag te kiezen of te controleren. 2. Fixatie is alleen verantwoord indien op korte en lange termijn meer schade kan worden voorkomen dan veroorzaakt. 3. Er moet een proportionele of redelijke verhouding zijn tussen de beperking van vrijheid en de bescherming van de veiligheid: niet meer en niet langer de vrijheid beperken dan nodig is.

DOELSTELLINGEN 1. Je kan de definitie van een valaccident omschrijven. Een onverwachte gebeurtenis waarbij de oudere op de grond, vloer of een lager gelegen niveau terechtkomt. 2. Je kan de vier fasen in de valpreventie toelichten en toepassen op een casus. Fase 1: identificatie van de risicogroep of CASE FINDING  

In deze fase wordt de risicopatiënt opgespoord. Valgeschiedenis en het klinisch oordeel zijn belangrijk in het voorkomen en opsporen van het valrisico. o Recente valgeschiedenis: opgenomen voor een val, afgelopen 6 maanden gevallen thuis of in het ziekenhuis o Klinisch oordeel door lid van het multidisciplinair team (meestal is dit een arts of verpleegkundige) o Doel: valrisicofactoren o Valincident volledig beschrijven (plaats, activiteit, zelf opgestaan, bewusteloos?...)

Fase 2: Multifactoriële evaluatie 

Doel: de valrisicofactoren in kaart te brengen. Valrisicofactoren: 

Stoornissen in evenwicht en mobiliteit (testen op evenwicht en spierkracht door een kinesitherapeut of ergotherapeut)



Medicatie (slaapmedicatie, sedativa, antidepressiva, antihypertensiva,..) vaak nemen ouderen meerdere medicamenten waarbij onderlinge interactie kan ontstaan die een verhoogd risico op valincidenten met zich meebrengt. Streven naar een verantwoord geneesmiddelengebruik.



Mentale status (dementie-delier-depressie)



Valangst (gezonde bekommernis bv. Gladde ondergrond vermijden versus verlammende bekommernis bv. Niet meer uitvoeren van de activiteit)



Orthostatische hypotensie (Duizeligheid ten gevolge van een bloeddrukval : BD van liggend naar staand)



Zicht (verminderde diepteperceptie en contrastgevoeligheid)



Voeten en schoeisel : goed schoeisel = instappers met hiel, veterschoenen, schoenen met een lage hak, schoenen met velcroplakkers…

Fase 3: Multifactoriële interventies Standaardmaatregelen= voor alle geriatrische patiënten, niet enkel voor diegene met een verhoogd risico op vallen.           

Stimuleer de zelfredzaamheid van de patiënt. Motiveer de patiënt om terig actief te worden. Heb aandacht voor het behoud en herstel van de normale darm- en blaasfunctie. Evalueer op regelmatige tijdstippen de medicatielijst van de patiënt Zorg voor een veilige omgeving Veilige transfers Heb aandacht voor oriëntatie van de patiënt Voldoende inname CA en Vit. D Correct gebruik van bril en gehoorapparaat Beperk het gebruik van fixatiemateriaal Herevalueer deze interventies regelmatig Algemene informatie/educatiefolder aan de patiënten geven

Specifieke maatregelen= voor risicopatiënten   

     

Evenwicht, mobiliteit en spierkracht: oefenprogramma voorschrijven Verantwoord gebruik van medicatie Mentale status: delier en dementie: oorzaken van onrustig/agressief gedrag opsporen en behandelen. = differentieel diagnose en oorzaak onrustig/apathisch gedrag opsporen en behandelen Informatie en tips geven om valangst te vermijden/verminderen Opsporen oorzaken orthostatische hypotensie, opvolging en behandeling Advies over goed schoeisel en doorverwijzing podoloog/pedicure Risico op fracturen doen dalen (botmeting, vitamine D en calcium) Vrijheid beperkende maatregelen tot een minimum beperken Patiënten leren rechtkomen na een val

Fase 4: Transfer van informatie bij ontslag  

Een goede doorstroming van informatie naar de thuissetting, revalidatiesetting, rusthuissetting, andere afdeling in het ziekenhuis… Belangrijk is dat je als VPK bij ontslag alle informatie in verband met de valproblematiek noteert in het ontslagdocument. o Verhoogd risico toelichten en waarom o Doorgeven wanneer patiënt tijdens opname gevallen is alsook oorzaak o De resultaten van de voorgeschreven behandeling en de interventies: revalidatie en interventies moeten thuis worden verder gezet.

3. Je kan toelichten waarom men een val multifactorieel moet aanpakken. Zodat alle oorzakelijke factoren door het multidisciplinaire team in kaart worden gebracht en samen behandeld worden.

4. Je kan de mogelijke gevolgen van een val benoemen en verduidelijken aan de hand van een voorbeeld.  Fysieke gevolgen o Meest voorkomend: kleine letsels zoals weefselbeschadiging en distorsie o Meer ernstige letsels: hoofdtrauma en fracturen waaronder heupfracturen  Psychosociale gevolgen o Aanleiding tot valangst, waardoor ouderen activiteiten verminderen, hun sociale interactie, zelfvertrouwen en kwaliteit van leven afneemt. o Depressie, eenzaam, machteloos… o Familie: controle vergroten, symbool eindigheid, kwaadheid… o Hulpverlener: onmacht, ambivalentie, frustratie, conflict  Juridisch  Financieel: door blijvend letsel niet meer de trap op kunnen en verbouwingen aan je huis moeten laten uitvoeren, langdurig verblijf in het ziekenhuis, gezondheidskosten die oplopen… 5. Leg het verschil uit tussen extrinsieke en intrinsieke factoren en geef telkens een aantal voorbeelden.  Intrinsiek betekent gerelateerd aan het individu en heeft betrekking op diens biopsychosociaal functioneren. o Stoornissen in evenwicht, spierkracht, gang… o Cognitieve stoornis o Verminderd zicht o Orthostatische hypotensie o Valangst o …  Extrinsiek heeft te maken met de context waarin het individu zich bevindt. o Medicatie o Onveilige omgeving o Onaangepast schoeisel 6. Je kan toelichten wat bedoeld wordt met de recente valgeschiedenis en het klinisch oordeel van de verpleegkundige. Recente valgeschiedenis: opgenomen voor een val, de afgelopen 6 maanden gevallen of in het ziekenhuis gevallen Klinisch oordeel van de VPK: oordeel door een lid van het multidisciplinair team Doel: valrisicofactoren 7. Je kan het stroomdiagram in de cursus toelichten en toepassen op een casus. Is een richtlijn betreffende vrijheid beperkende maatregelen ter beveiliging van de patiënt. De schematische voorstelling van beslissing rond fixatie = wanneer je wel en wanneer je niet mag fixeren, van daaruit volgen verschillende maatregelen. Wanneer wel: -

Met toestemming van de patiënt  geen echte fixatie

-

Urgente situatie beslist de VPK autonoom en voert zo snel mogelijk overleg met een arts

Soorten fixatie: Chemische fixatie, slaapzak, eettafel, driepuntfixatie, dwangbuis, polsbandjes, bedhekken… = UITVOERING -

Het materiaal aangepast aan de ernst van de toestand Controleer of het materiaal veilig en correct is aangebracht Zorg voor maximaal comfort en een oproepsysteem voor de patiënt Zorg voor regelmatig toezicht en controle: o Vitale parameters o Beweging, gevoel, bloeddoorstroming… o Psychosociale toestand

Bij fixatie: -

-

Wanneer je voor vijfpuntfixatie kiest, dan is er geen andere mogelijkheid meer en alles wat je doet uitleggen zo kort mogelijk houden. (met twee  zo veilig mogelijk) Om de 5 – 10 minuten gaan kijken. Evalueren en verwittigen van de familie. Rapportage in het verpleegkundig dossier: motivering en reden Type en tijdstip fixatie – herevaluatie Naam en overleg met alle betrokkenen

Waarom fixeren: -

De enige aanvaardbare reden om een patiënt te fixeren is wanneer de veiligheid op geen enkele andere manier kan gevrijwaard worden dan door fysieke fixatie. Fixatie is dus steeds een middel van laatste keuze en dit omdat: o Patiënten het recht hebben om vrij te zijn van fixatie o Fixatie geen efficiënt middel is in de preventie van vallen o Fixatie geen efficiënt middel is in de behandeling van onrust o Er risico’s verbonden zijn aan fixatie

8. Je kan benoemen welke geneesmiddelengroepen een risico op vallen kunnen inhouden. - Slaapmedicatie - Sedativa of kalmerende middelen (bewustzijn verlagende middelen) - Antidepressiva (medicatie voor symptomen van een depressie) - Antihypertensiva (bloeddruk verlagende middelen) 9. Je kan uitleggen wat de MMSE is en verduidelijken waarom die test gebruikt kan worden in het kader van valpreventie. MMSE = Mini Mental State Examinatio Dementie, delier en depressie kunnen verantwoordelijk zijn voor een verhoogd valrisico.

In het ziekenhuis dient men speciaal aandacht te richten op de patiënten met een acute achteruitgang van het cognitief functioneren in het kader van een delier. Het cognitief functioneren kan getest worden aan de hand van de MMSE. Uit onderzoek blijkt dat er een significante correlatie bestaat tussen de MMSE score en het risico voor valincidenten.

10. Je kan het begrip valangst toelichten en motiveren hoe je dit zou kunnen aanpakken. Valangst is een verlies aan zelfvertrouwen om zich veilig te verplaatsen wat kan resulteren in zelfopgelegde functionele beperkingen. De oudere gaat minder bewegen, waardoor spieren gaan atrofiëren. Er zal tevens een vermindering optreden qua conditie, balans en flexibiliteit. Dit verhoogt de kans op vallen weer, wat ervoor zorgt dat de oudere in een vicieuze cirkel terechtkomt. Ook zal valangst voor een verlies van onafhankelijkheid zorgen en zal het zelfvertrouwen dalen. Op die manier komt de oudere in een negatieve spiraal terecht. AANPAK -

Angst om te vallen is een normale reactie, maar het is belangrijk om dit te overwinnen zodat nieuwe valpartijen vermeden kunnen worden. Bewustwording van het eigen gedrag om de vicieuze cirkel te kunnen doorbreken. Gedragsverandering = vicieuze cirkel Hulp bieden bij het opstaan en eventueel ondersteunen Aanmoedigen te blijven bewegen Aanmoedigen activiteiten te blijven uitvoeren Hulpmiddelen aanreiken: wandelstok, rollator…

11. Je kan uitleggen hoe je ouderen kan motiveren om aan valpreventie te doen. - Het correct aanbrengen van informatie bv. de houding - Actief luisteren - Interventies toepassen per fase van gedragsverandering 12. Je kan uitleggen wat de orthostatische proef inhoudt. Test om je huidige conditie te bepalen. Hij laat zien hoe je hartslag reageert op je training en factoren als stress en ziekte. Door de test geregeld te herhalen, kun je zien wat je kunt verwachten met je hartslag en waardoor die mogelijk beïnvloed wordt. Je kunt je training dan aanpassen om je lichaam te laten herstellen als het dat nodig heeft. 13. Je kan verwoorden welke informatie met betrekking tot vallen zeker doorgegeven moet worden bij ontslag. 14. Je kan bij een patiënt/casus de risicofactoren van vallen inventariseren en de daarbij aansluitende verpleegkundige interventies benoemen en toelichten. - Intrinsieke factoren: hoge leeftijd, eerdere val - Extrinsieke factoren: omgeving, slechte schoenen… - Medicatie - Orthostatische hypotensie - Zicht - Mobiliteit

- … 15. Je kan aan de hand van een casus initiatieven voorstellen aan de patiënt en de familie om valrisico in de toekomst te bespreken. - Ga voor een veilig huis: controleer op een gladde vloed, anti-slip in de douche, mat, losse kabels op de grond - Zorg voor goed schoeisel dat houdt je langer op de been - Zorg dat je in beweging blijft zodat de spieren niet stroever worden - … 16. Je kan uitleggen waarom fysieke fixatie geen goed alternatief is in kader van valpreventie. Fysieke fixatie is geen efficiënt middel ter preventie van valincidenten. Daarenboven zijn er negatieve gevolgen, zowel op psychisch valk als op fysiek vlak. Het gebruik van fysieke fixatie als methode voor valpreventie wordt afgeraden. Fysieke fixatie dient bijgevolg een middel te zijn van de laatste keuze. Enkel als de veiligheid van de patiënt of die van anderen op geen enkele andere manier kan gewaarborgd worden, alsook wanneer in...


Similar Free PDFs