Hoofdstuk 9 gedragsleer. AF PDF

Title Hoofdstuk 9 gedragsleer. AF
Course Gedragsleer
Institution Thomas More
Pages 3
File Size 142.1 KB
File Type PDF
Total Downloads 107
Total Views 139

Summary

Download Hoofdstuk 9 gedragsleer. AF PDF


Description

Hoofdstuk 9: conflictgedrag en gestoord gedrag. 1. Inleiding. -

-

Er kunnen in een gedragssysteem, gedragspatronen worden georganiseerd in een bepaalde temporele wetmatigheid. Vaststelling in de temporele organisatie van gedrag: handelingen kunnen elkaar uitsluiten:  Het voorkomen van 1 handeling verhindert het optreden van een andere.  Deze wederkerige inhibitie voorkomt een chaos in bewegingselementen. Wanneer is er een conflict?  Wanneer 2 of meer motivaties, die niet verenigbaar zijn, gelijktijdig om actie vragen.  Zulke conflicten roepen conflictgedrag op.

2. Conflictgedrag. 2.1. Stress en conflictgedrag. -

-

2.2. -

-

-

Stress:  De toestand, waarin een organisme verkeert, wanneer het als gevolg van stressoren (koude, pijn, achtervolgd worden, …) onder zware fysiologische en ethologische druk staat.  Het sterkst als in een gegeven situatie de voorspelbaarheid en/of beïnvloedbaarheid van optredende gebeurtenissen laag is en het organisme in een toestand van onzekerheid verkeert. Vrije conflicten: conflictgedrag & acute stress. Onvrije conflicten: gestoord gedrag & chronische stress.

Vrije conflicten. Vrije conflicten zijn vaak het gevolg van acute stress. Acute stress: die toestand van een organisme die ontstaat bij een plotselinge daling van de voorspelbaarheid en/of beïnvloedbaarheid van relevante milieuveranderingen (gebeurtenissen). Typisch voor vrije conflicten is dat:  Het dier verkeerd hier tijdelijk in.  Het conflictgedrag wordt voorbijgaand getoond.  Het dier beschikt over zo goed als zijn gedragsprogramma’s vrij.  Hebben veel gemeen met acute stress. Het vrij conflict doet zich dan voor:  Wanneer 2 of meer motivaties onverenigbaar gedrag oproepen  OF wanneer een aan de gang zijnde gedragsprogramma wordt onderbroken of gehinderd. We onderscheiden verschillende soorten van conflictgedrag:  Ambivalent gedrag: simultaan & successievelijk.  Intentiebewegingen.  Omgericht gedrag.  Overspronggedrag.

Ambivalent gedrag: -

Simultaan  als beide systemen even sterk geprikkeld worden. Successievelijk  afwisselend worden elementen uit beide gedragssystemen vertoond. (vb.: dier dat op de grens van zijn territorium afwisselend aanvalt en vlucht)

-

2 geactiveerde systemen worden opeenvolgend en repeterend getoond. (vb.: hond die wil naderen, dan wegloopt, terug nadert, terug wegloopt,…) (propeller kwispel: twijfel of hij agressief of angstig moet zijn).

Intentiebewegingen: -

Er kunnen ook alleen de beginstukken van bepaalde gedragingen worden getoond. Vogels die twijfelen tussen wegvliegen en blijven.

Omgericht gedrag: -

Het gedrag wordt omgericht: het kan wel ‘aflopen’, maar wordt gericht op een surrogaatobject. Agressie wordt niet op tegenstander gericht maar op een voorwerp.  Vb.: in plaats van soortgenoot te pikken gaat dier in de grond pikken.  Mens: de deur keihard dichtgooien als je kwaad bent, met de vuist op tafel slaan.  Hond: schudden met een voorwerp, uittrekken van gras als je je hond hebt losgelaten.  Vogels die aarzelen tussen wegvliegen en blijven.

Overspronggedrag: -

2.3. -

Het dier vertoond geen van beide conflicterende gedragssystemen, maar kiest voor een geheel nieuw gedrag. Dit is meestal herkenbaar door het zogenaamde vrijetijdsgedrag. Is dus een schijnbaar zinloze handeling uit een ander gedragssysteem dan hetgeen op een bepaald moment relevant is. Voorbeelden: vechtende vogels gaan plotseling hun veren poetsen. Mensen die in verlegenheid gebracht zijn, krabben op hun hoofd. Voorbeelden bij de hond: geeuwen, uittrekken, krabben, plassen, vachtverzorgingsgedrag, rollen, tongelen (het snel in en uit de bek bewegen van het uiteinde van de tong), hijgen (kort en snel), bek-likken (de eigen bek aflikken), uitschudden (droge vacht)

Onvrije conflicten. Onvrije conflicten zijn het gevolg van chronische stress, verveling of frustratie. Bij onoplosbare problemen ontstaat chronische stress en verdwijnt het welzijn. Chronische stress: die toestand van een organisme, die optreedt wanneer relevante gebeurtenissen langdurig nauwelijks voorspelbaar en/of beïnvloedbaar zijn. Typisch voor onvrije conflicten is dat:  Het conflict blijft permanent.  Het dier heeft geen acties (gedrag) ter beschikking, welke het conflict definitief oplossen.  Gedrag dat typerend is voor deze noemen we gestoord gedrag.  Hebben veel gemeen met chronische stress.  Betekenen een welzijnsstoring.

Beschadigd gedrag. -

Een voorbeeld van beschadigend gedrag is het bijten van zichzelf (automutilatie) of van soortgenoten (allomutilatie), soms tot de dood volgt. Allomutilatie vaak gevolg van omgericht gedrag. Bv. Bij varkens: staartbijten, oorbijten, pootbijten, flankbijten. Overmatig likken bij de hond leidt tot wonden en/of haarverlies.  sommige doen hond dan een kopkap aan, dit verhindert wel het likken, maar neemt de oorzaak (van deze chronische stress) niet weg.

Stereotypieën. - = bepaalde patronen van bewegingen met voortdurende herhaling zonder ‘doel’  ‘gedragslittekens’  Homeostatische functie.  Neemt oorzaak niet weg. - Een uiting van onvoldoende adaptatie van het dier aan zijn leefmilieu, dus het dier staat onder stress. - Geassocieerd met het niet kunnen uitvoeren van ‘natuurlijke gedragsbehoeften’. - Voorbeelden:  Het heen en weer lopen voor de hokafrastering van roofdieren in een dierentuin.  (vroeger) het tongspelen van kristalveren.  Het kribbijten, boxlopen, slaan in de stal en windzuigen van paarden.  Het looskouwen, stangbijten, tongrollen, tongspelen, tongzuigen en grondlikken van zeugen.

-

Voorbeelden: asielhonden die in cirkels rondlopen, om zijn eigen as draaien, achter de eigen staart jagen, op en af lopen in de kennel....


Similar Free PDFs