Key-points 16. Het spijsverteringsstelsel PDF

Title Key-points 16. Het spijsverteringsstelsel
Author Jay Vandenborre
Course Anatomie & Fysiologie
Institution Hogeschool Vives
Pages 10
File Size 500.5 KB
File Type PDF
Total Downloads 49
Total Views 201

Summary

HOOFDSTUK 16: HET VAN DIT duidelijk kunnen omschrijven, een definitie of een grote druppeltjes die, behalve eiwitten, triglyceriden, cholesterol kunnen worden gevormd en afgegeven en via het lymfestelsel naar het veneuze bloed terminaal lymfevat binnen een halfvloeibaar mengsel van genuttigd voedsel...


Description

HOOFDSTUK 16: HET SPIJSVERTERINGSSTELSEL KEYPOINTS VAN DIT HOOFDSTUK Terminologie: duidelijk kunnen omschrijven, een definitie of een synoniem kunnen geven: -

Chylomicronen Relatief grote druppeltjes die, behalve eiwitten, triglyceriden, fosfolipiden en cholesterol kunnen bevatten; worden gevormd en afgegeven door darmcellen en via het lymfestelsel naar het veneuze bloed getransporteerd

-

Chylusvat Een terminaal lymfevat binnen een darmvlok

-

Chymus Een halfvloeibaar mengsel van genuttigd voedsel en spijsverteringssappen die zich in de maag en, bij het voortgaan van de vertering, in het proximale deel van de dunne darm bevindt; ook wel spijsbrij genoemd

-

Defecatiereflex Baroreceptoren leveren informatie over het volume van de uitwerpselen in de dikke darm en activeren het defecatieproces; defecatie is dan mogelijk wanneer de externe anale sfincter onder invloed van de wil wordt ontspannen

-

Duodenum De proximale 25 cm van de dunne darm die korte villi en submucosale klieren bevat; wordt ook wel twaalfvingerige darm genoemd

-

Gal Exocrien klierproduct van de lever dat in de galblaas wordt opgeslagen en aan de holte van het duodenum wordt afgegeven

-

Galblaas Peervormig reservoir voor de gal, die door de lever wordt afgescheiden

-

Gebitselementen Deze oppervlakken zorgen voor het kauwen van het voedsel, de tanden

-

Lever Een orgaan van het spijsverteringsstelsel met verschillende noodzakelijke functies, waaronder de vorming van plasma-eiwitten, de afgifte van gal, de opslag van energiereserves, de ontgifting van gifstoffen en de omzetting van voedingstoffen in andere voedingsstoffen

-

Maag Een gespierd J-vormig orgaan, onderdeel van het spijsverteringsstelsel en zorgt voor chemische en mechanische vertering

-

Maagsapklieren Een maagwandklier samen met het maaggroefje

-

Mesenterium Een dubbele laag van sereus membraan die organen in de buikholte op hun plaats houdt en deze organen stabiliseert; biedt een doorgang voor de bloedvaten, zenuwen en lymfevaten die met het orgaan zijn verbonden

-

Mucosa Een vloeistof voor smering; bestaat uit water en mucinen en wordt gevormd door 1cellige en meercellige klieren in het spijsverteringskanaal, de luchtwegen, de urinewegen en de afvoergangen van de voortplantingsorganen

-

Oesofagus Een gespierde buis die de keelholte met de maag verbindt; slokdarm

-

Pancreas Verteringsorgaan dat exocriene en endocriene weefsels bevat; het exocriene gedeelte geeft pancreassap af en het endocriene gedeelte geeft hormonen af waaronder insuline en glucagon

-

Pancreassap Een mengsel van buffers en verteringsenzymen dat in het duodenum wordt afgegeven gestimuleerd door de hormonen secretine en cholecystokinine

-

Peristaltiek Een golf van contracties van gladde spieren waardoor stoffen worden voortgestuwd in de lengterichting van een buis, zoals het spijsverteringskanaal, de ureters of de zaadleiders

-

Vertering De chemische afbraak van ingenomen stoffen tot eenvoudige moleculen die door de cellen van het spijsverteringskanaal kunnen worden opgenomen

-

Villus/Villi Een dunne uitstulping van het slijmvlies van de dunne darm

Kunnen opsommen en/of uitleggen in de juiste terminologie + ook de terminologie zelf kunnen omschrijven of er een duidelijke definitie van kunnen geven: -

Uit welke vier grote lagen zijn de wanden van het spijsverteringskanaal opgebouwd?  De mucosa  De submucosa  De muscularis externa  De serosa

-

Welk twee bewegingen worden uitgevoerd door de gladde spiercellen van het spijsverteringskanaal? Wat is het doel van die bewegingen?  Peristaltiek

Het verplaatsen van materiaal door het spijsverteringskanaal  Segmentatiebewegingen De stoffen mechanisch mengen

-

De drie paar speekselklieren kunnen aanduiden en kunnen benoemen op een figuur  Oorspeekselklier  Ondertongspeekselklieren

 Onderkaakspeekselklieren

-

Geef en bespreek de verschillende fasen van het slikken  Orale fase  Pharyngale fase

 Oesophagale fase  Bolus komt maag binnen

-

Welke zijn de drie overlappende fasen van de afgifte van klierproducten in de maag?  Cefalistische fase  Gastrische fase

 Intertestinale fase

-

Een persoon slikt een knikker in. -

Welke onderdelen (en verdere onderverdeling) van het spijsverteringsstelsel doorloopt de knikker?  De mondholte



De tong



De speekselklieren



De gebitselementen

 De farynx 

De keelholte



De oesofagus (slokdarm)

 De maag 

De maagwand

 De dunne darm 

Het duodenum of twaalfvingerige darm



Het jejunum of nuchtere darm



Het ileum of kronkeldarm

 De dikke darm

-



De blinde darm



Het colon of karteldarm



De endeldarm

Welke accessoire organen komt de knikker op zijn weg tegen? En wat is hun respectievelijke functie voor de spijsvertering? (= lever, galblaas, pancreas)  De pancreas Geeft verteringsenzymen af en buffers die de spijsbrij neutraliseren  De lever Heeft 3 functies: regulering van stofwisseling, hematologische regulering en galvorming

 De galblaas Hier wordt gal opgeslagen en geconcentreerd voordat deze aan de dunne darm wordt afgeven -

Welke klierproducten krijgt de knikker over zicht heen (en waar)?  Speeksel in de mondholte  Maagsap in de maag  Pancreassap in de maag  Gal in de dunne darm  Darmsap in de dunne darm (12vingerige darm)

-

Welke kringspieren/kleppen moet de knikker voorbij om uiteindelijk weer via de stoelgang het lichaam te verlaten?  De valva ileocaecalis (binnenkomst uit de dunne darm)  De interne anale sfincter  De externe anale sfincter

-

Welk deel van de dunne darm ligt retroperitoneaal?  Het duodenum of twaalfvingerige darm  Retroperitoneaal = organen die achter de buikholte liggen

-

De belangrijkste functie van de -

Dunne darm  Verteert voedingstoffen en neemt ze op

-

Dikke darm  De terugresorptie van water  De absorptie van belangrijke vitaminen  De opslag van defecatie voorafgaand aan defecatie

-

Bespreek het mechanisme van de defecatie

 De wand van de endeldarm wordt uitgerekt  De defecatiereflex wordt geactiveerd  2 soorten positieve terugkoppeling 

Bij het kortdurend mechanisme stimuleren rekreceptoren in de wand van de endeldarm een reeks toegenomen plaatselijke peristaltische contracties in het colon en de endeldarm. Door de contracties wordt de feces in de richting van de anus verplaatst en rekt de endeldarm verder uit



De rekreceptoren in de wanden van de endeldarm stimuleren parasympatische motorische neuronen in het ruggenmerg van het heiligbeen. Deze neuronen bevorderen de peristaltiek in het colon waardoor feces in de richting van de endeldarm wordt gestuwd en deze nog verder uitrekt

 De interne sfincter ontspant zich  Doelbewuste spieractiviteit om de externe anale sfincter te activeren...


Similar Free PDFs