2122 16 Key-points Het spijsverteringsstelsel PDF

Title 2122 16 Key-points Het spijsverteringsstelsel
Course Anatomie en fysiologie
Institution Hogeschool Vives
Pages 7
File Size 139.3 KB
File Type PDF
Total Downloads 172
Total Views 645

Summary

HOOFDSTUK 16: HET SPIJSVERTERINGSSTELSELTerminologie: duidelijk kunnen omschrijven, een definitie of een synoniem kunnen geven:Maak voor jezelf een lijst van woorden op die je moeilijk vindt en die je nodig hebt om een keypoint uit te werken.KEYPOINTS VAN DIT HOOFDSTUKKunnen opsommen en/of uitleggen...


Description

HOOFDSTUK 16: HET SPIJSVERTERINGSSTELSEL

Terminologie: duidelijk kunnen omschrijven, een definitie of een synoniem kunnen geven: Maak voor jezelf een lijst van woorden op die je moeilijk vindt en die je nodig hebt om een keypoint uit te werken.

KEYPOINTS VAN DIT HOOFDSTUK Kunnen opsommen en/of uitleggen in de juiste terminologie + ook de terminologie zelf kunnen omschrijven of er een duidelijke definitie van kunnen geven: -

Uit welke vier grote lagen zijn de wanden van het spijsverteringskanaal opgebouwd?  Mucosa: binnenbekleding van het spijsverteringskanaal: bestaande uit een slijmvlies ( een buitenste laag van dekweefsel die door klierproducten wordt bevochtigd) en een onderliggende laag van los bindweefsel.  Submucosa: een tweede laag van los bindweefsel die onmidelijk onder de muscularis mucosa ligt. ( bevat grote bloedvaten, lymfevaten, netwerk van zenuwvezels, sensibele neuronen en parasympathischd motorische neuronen.  Muscularis externa: laag van gladde spiercellen verdeeld in een binnenste laag van kringspieren en een buitenste laag van lengtespieren.  Serosa: een sereus membraan, bedekt de muscularis externa langs het grootste deel van het spijsverteringsstelsel. ( niet: mondholte, farynx, oesofagus en endeldarm)

-

Welk twee bewegingen worden uitgevoerd door de gladde spiercellen van het spijsverteringskanaal? Wat is het doel van die bewegingen?

 Peristaltiek: de verplaatsing van materiaal door het spijsverteringsstelsel.  Segmentatiebewegingen: de stoffen worden mechanisch gemengd. -

De drie paar speekselsklieren kunnen opsommen en kunnen aanduiden / benoemen op een figuur.  Oorspeekselklieren  Ondertongspeekselklieren  Onderkaakspeekselklieren





Geef en bespreek de verschillende fasen van het slikken. Orale/ buccale fase 

Het voedsel wordt tegen het harde gehemelte gedrukt.



Tong trekt zich terug waardoor het voedsel de orofarynx in moet, en het zachte gehemelte omhoog wordt geduwd ( nasofarynx wordt afgesloten.)



Wanneer het voedsel in de orofarynx is, begint het reflex en wordt het voedsel naar de maag geduwd.

Pharyngale fase:







Het voedsel komt in contact met de gehemeltebogen en de achterwand van de farynx



Het heffen van de larynx en het vouwen van de epiglottis sturen het voedsel voorbij de gesloten glottis.



Tegelijkertijd blokkeren de uvula en het zachte gehemelte de terugkeer naar de nasofarynx.

Oesophagale fase: 

De contractie van de faryngale spieren duwen het voedsel door de toegang naar de oesofagus.



Het voedsel wordt door een peristaltische golf naar de maag bewogen.

Bolus komt maag binnen: De nadering van het voedsel zorgt voor het openen van de oesofageale sfincter, zodat het voedsel de maag binnenkomt.



-

-

Welke zijn de drie overlappende fasen van de afgifte van klierproducten in de maag? 

Cefalische fase: zien, ruiken, proeven van voedsel of denken aan voedsel. -> stimuleert de productie van maagsap.



Gastrische fase: begint wanneer het voedsel in de maag is aangekomen. -> hormoon gastrine wordt afgegeven -> stimuleert de productie van klierproducten.



Intestale fase: begint wanneer de eerste chymus de dunne darm binnenkomt. -> stimuleert de afgifte van hormonen: secretine, cholecystokinine (CCK) en gastric inhibitory polypeptide (GIP)

Een persoon slikt een knikker in. -

Welke onderdelen (en verdere onderverdeling) van het spijsverteringsstelsel doorloopt de knikker? 

Mondholte, gebitselementen, tong



Speekselklieren



Pharynx: oropharynx en laryngopharynx



Oesophagus

-



Maag



Dunne darm: duodenum ( elf vingerige darm), jejunum( nuchtere darm), ileum ( kronkeldarm)



Dikke darm: blinde darm, colon ( karteldarm), rectum ( endeldarm)



Anus

Welke accesoire organen komt de knikker op zijn weg tegen? En wat is hun respectievelijke functie voor de spijsvertering? (= lever, galblaas, pancreas) 

Lever: o

-

Regulering stofwisseling

o

Hematologsiche regulering

o

Galvorming



Galblaas: slaat gal op afkomstig van de lever en geeft die aan de dunne darm af.



Pancreas: geeft verteringsenzymen af en buffers die de spijsbrij neutraliseren.

Welke klierproducten krijgt de knikker over zicht heen (en waar)? Wat is de functie van elk van die klierproducten? 

Speeksel in mondholte afkomstig van de oorspeekselklieren, ondertongspeekselklieren en de onderkaakspeekselklieren. o

Bevochtigen mond.

o

Lossen chemische stoffen op die smaakknopjes stimuleren.

o

Wrijving wordt verminderd, waardoor bolus kan worden ingeslikt.

o

Oppervlakken mond gespoeld en gereinigd, groei bacteriën in de mond beperkt.

o

Oorspeekselklieren: produceer enzymen -> breekt zetmeel af ondertongspeekselklieren en

onderkaakspeekselklieren : minder enzymen, meer buffer en slijm. 



-

Maagsap ( in de maag): pariëtale cellen en zygmogene cellen o

Pariëtale cellen: geven intrinsieke factor ( vergemakkelijkt opname bflfi door darmwand heen) en zoutzuur ( verlaagt pH waarde: zuur dood maar, breekt celwanden van plantencellen en bindweefsel van vlees af, activeert de enzymen van zymogene cellen) af

o

Zygmogene cellen: geven eiwit (pepsinogeen) af: pepsinogeen + zoutzuur -> pepsine ( proteolytisch enzym dat eiwitten afbreekt)

Gastrine ( maag en duodenum) o

Pariëtale en zymogene cellen reageren door meer klierproduct af te geven. -> pH waarde daalt sterk.

o

Stimuleert contracties van de maag, waardoor maaginhoud wordt rondgewerveld en gemengd.



Darmsap (darmen)



Secretine en cholecystokinine (duodenum): werkt in op de lever en de pancreas die gal en bufferende stoffen afgeven.



Gastric inhibitory peptide (GIP) ( in duodenum): remt de acticiteit van de maag en zet de eilandjes van langerhans aan tot het afgeven van insuline.



Pancreassap (duodenum): breekt koolhydraten, complexe eiwitten af.



Gal ( duodenum): verdunnen en neutraliseren zuren van de maaginhoud. Zorgen voor een normale vertering en opname van vetten.

Welke kringspieren/kleppen moet de knikker voorbij om uiteindelijk weer via de stoelgang het lichaam te verlaten? 

Epiglottis



Bovenste en onderste oesofaguskringspier



Oesofageale sfincter

-



Valva ileocaecalis



Interne anale sfincter



Externe anale sfincter

Welk deel van de dunne darm ligt retroperitoneaal? 

-

Geef belangrijkste functie van de: -

Dunne darm (geef aan in welk deel) 

-

-

Het duodenum

Chemische vertering en opname voedselstoffen in het jejunum ( nuchtere darm)

Dikke darm (geef aan in welk deel) 

Terugresorptie van water waarbij de darminhoud tot ontlasting wordt verdikt (blinde darm)



De absorptie van belangerijke vitaminen die door bacteriën zijn gevormd ( colon of karteldarm)



De opslag van de ontlasting voorafgaand aan de defecatie ( in rectum of endeldarm)

Bespreek het mechanisme van de defecatie. 

De wand van de endeldarm wordt uitgerekt



De defecatiereactiereflex wordt geactiveerd



Soorten positieve terugkoppeling o

Bij het kortdurende mechanisme stimuleren rekreceptoren in de wand van de endeldarm een reeks toegenomen plaatselijke peristaltische contracties in het colon en de endeldarm. Door de contracties wordt de feces in de richting van de anus verplaatst en rekt de endeldarm verder uit.

o

De rekreceptoren in de wanden van de endeldarm stimuleren parasympatische motorische neuronen in het ruggenmerg van het heiligbeen. Deze neuronen bevorderen de peristaltiek in het colon waardoor feces in de richting van de endeldarm wordt gestuwd en deze nog verder uitrekt.

o

De interne sfincter ontspant zich

o

Doelbewuste spieractiviteit om de externe anale sfincter te activeren....


Similar Free PDFs