kwalitatieve data-analyse PDF

Title kwalitatieve data-analyse
Author Jules Van de Walle
Course Kwalitatieve data-analyse
Institution Universiteit Gent
Pages 30
File Size 789.2 KB
File Type PDF
Total Downloads 90
Total Views 135

Summary

alles behalve leerpad 4...


Description

Kwalitatieve data-analyse Hoofdstuk 1: Kader en onderzoeksvraag 1.1 Verschillen en gelijknissen van kwalitatief en kwantitatief onderzoek Er zijn 2 verschillende soorten onderzoek. Nl kwalitatief en kwantitatief. In de realiteit zijn er geen absolute verschillen zoals in onderstaande tabel maar het geeft een richting. Kwantitatief onderzoek

Kwalitatief onderzoek

Cijfers

Woorden

Perspectief van de onderzoeker

Perspectief van de participant

Onderzoeker afstandelijk

Onderzoeker betrokken

Theorie testen

Theorie bouwen

Statistisch

Proces

Gestructureerd

Ongestructureerd

Generalisatie

Contextueel begrijpen

‘Harde’, betrouwbare data

Rijke, diepe data

Macro

Micro

Gedrag

Betekenis

Artificiële settings

Naturalistische settings

Hoewel er dus wel degelijk verschillen zijn, is er toch veel diversiteit binnen 1 type. Ook zijn ze beiden gericht op volgende zaken: !

1. Data-reductie 2. Beantwoorden onderzoeksvragen 3. Relateren van data-analyse aan onderzoeksliteratuur 4. Variatie blootleggen en begrijpen 5. Vermijden van bewuste vertekening 6. Belang van transparantie Vroeger was het dan ook ondenkbaar dat beiden onderzoeksmethoden gecombineerd zouden worden maar inmiddels gebeurd het steeds vaker. Het wordt het mixed method onderzoek genoemd. (Het combineren van kwalitatieve en kwantitatieve benaderingen) Dit is echter niet vanzelfsprekend. Dit door het spanningsveld tussen principieel (kwalitatief) vs pragmatisch (kwantitatief, = richt zich op nut en bruikbaarheid)

1.2 Kwalitatief onderzoek definiëren

Momenteel leven we in een wereld waarin sociale, persoonlijke en rationele aspecten belangrijk zijn. Deze kunnen dan ook afhankelijk van de persoon vanuit verschillende perspectieven bekeken worden. In kwalitatief onderzoek is de geleefde ervaring belangrijker dan het meten van gedrag (=kwantitatief onderzoek) Kwalitatieve methoden willen dan ook bijdragen aan het begrijpen van hoe de wereld ‘beleefd’ wordt en verschillende methodes binnen het kwalitatief onderzoek bekijken een verschillend facet van deze wereld. Vandaar dat de kwalitatieve methoden heel divers zijn. Je zou kwalitatief onderzoek het best kunnen samenvatten aan de hand van volgende punten. 1. Nadruk op een inductieve benadering. Dat wil zeggen dat de data als vertrekpunt dient maar deze levert geen logisch onontkoombare conclusie op, maar een conclusie die aannemelijk is want dus een zekere waarschijnlijkheid heeft. 2. De context van het individu is cruciaal. Het individu wordt bekeken vanuit sociaal-historisch perspectief. 3. De klemtoon wordt gelegd op de hoe-vragen eerder dan de waarom-vragen. 4. Het onderzoek wordt gedaan in de leefwereld van de participanten. Men kan dus spreken van een naturalistische setting. 5. Het draait vooral rond de beschrijving van gedrag of geloof waarbij het betekenis heeft voor de participant. (=emic) Dit kan dus zowel per cultuur als per persoon verschillen. Het kan ook beschreven worden als een insider perspectief. Het wordt gezien vanuit de cultuur waarin iemand leeft en niet van buitenaf. De mens wordt dus gezien als intentioneel en betekenisverlenend wezen. ( etic) 6. Taal is de sleutel tot de subjectieve wereld van de mensen. 7. Er wordt nadruk gelegd op een rijke beschrijving. (=thick description) Het is dus een beschrijving van een menselijk gedrag dat niet alleen dat gedrag verklaart maar ook de context, zodat het betekenis krijgt voor een buitenstaander. 8. Belang van de rol van de onderzoeker. Bij kwalitatief onderzoek wordt er veel aandacht besteed aan reflexiviteit. Dit houdt in dat de onderzoeker niet alleen gegevens verzamelt over het onderzoeksobject, maar ook aandacht besteed aan de invloed die voorlopige hypothesen en de eigen aanwezigheid kunnen hebben op de dataverzameling en de analyse.

1.3 Wetenschapsfilosofische achtergrond De wetenschap is niet neutraal. Het vertrekt altijd vanuit een reeks veronderstellingen over de aard van de wereld, welke kennis er mogelijk is en hoe we deze kunnen verwerven. Daarover bestaan er verschillende paradigma’s en verschillende opdelingen.

1. Ontologie: Wat is de aard van de realiteit en het zijn ? Dit is nauw verwant aan de epistemologie. Dit vertrekt vanuit 2 uitersten. Het realisme aan de ene kant en het relativisme aan de andere kant.

2. Epistemologie: Wat is de relatie tussen de onderzoeker (diegene die het wilt weten) en de onderzochte (diegene die weet) ? Dit vertrekt ook weer vanuit 2 uitersten. Het objectivisme aan de ene kant en het subjectivisme aan de andere kant. Bij het objectivisme zijn de onderzoeker en de participant onafhankelijk. Dit zorgt er dus voor dat verschillende participanten objectief bestudeerbaar zijn. (kwantitatief onderzoek) Bij het subjectivisme staat de interactie met de onderzoeker centraal. Dit zorgt onvermijdelijk tot geconstrueerde bevindingen. Vandaar dat reflexiviteit bij de onderzoeker cruciaal is.

3. Methodologie: Hoe kunnen we de kennis verwerven; welke methodes zijn het ‘beste’ voor dit onderzoek. Het kwalitatief onderzoek wint aan macht momenteel. Dit kwam tot stand door volgende 3, recente, overtuigingen binnen de wetenschap. 1. Er bestaat niet zoiets als objectieve kennis, wetenschappers spreken met elkaar af wanneer kennis het predicaat wetenschappelijk krijgt. 2. Objectief waarnemen is onmogelijk, we maken ons in ons hoofd voortdurend een interpretatie van de werkelijkheid. (Subjectief) 3. Het theoretisch uitgangspunt waarmee wij naar de werkelijkheid kijken is aangeleerd en dit heeft invloed op onze interpretatie van de werkelijkheid. Gewoonlijk kunnen we stellen dat kwalitatief onderzoek meer gericht is op het beschrijven en interpreteren en kwantitatief onderzoek meer op verklaren en voorspellen. In het kwalitatief onderzoek is er geen sprake van een homogeen veld. Er zijn verschillende filosofische perspectieven en verschillende filosofische assumpties. Er word een balans gezocht tussen realisme en relativisme dezer dagen. Ook is nog niet zo goed gekend hoe men moet omgaan met het invullen van reflexiviteit. 3 Verschillende onderzoeksparadigma’s 1. (post-)positivistisch paradigma - Meestal niet alleen dit in kwalitatief onderzoek - Het is een hypothetisch-deductieve benadering, gerelateerd aan het realisme

- Gericht op voorspellen en controleren - Nomothetische focus (focus op het stellen van wetten) - Objectieve relatie tussen onderzoeker en onderzochte 2. Constructivistisch-interpretatief - Meer gebruikt in kwalitatief onderzoek - Realiteit is geen extern gegeven - ‘objectieve’ factoren als niet onderscheidbaar van interpretatie - Realiteiten worden gecreëerd door contexten - Gericht op het beschrijven en begrijpen van betekenisconstructie in relaties en menselijke praktijken - Greep krijgen op de realiteit binnen interactie 3. Kritisch-ideologische invalshoek - Soms gebruikt in kwalitatief onderzoek - Gericht op emancipatie en transformatie - Geleefde ervaring wordt gemedieerd door machtsrelaties binnen historische, culturele en sociale contexten - Machtsstructuren worden bekritiseerd via onderzoek

1.4 samenvatting van artikel Ponterotto Ponterotto heeft kritiek op de huidige toestand van vandaag. Deze geeft hij door middel van volgende 3 puntjes. 1. Hij vindt dat psychologie te lang is gedomineerd vanuit positivistische en post-positivistische paradigma’s en hun bijhorende kwantitatieve onderzoeksmethoden. Dit zorgt ervoor dat de visie op bepaalde zaken heel eenduidig is en dus ook beperkt. Daarom moeten we kwalitatieve methoden gebruiken om op die manier iets vanuit een ander perspectief te bekijken. 2. Hij vindt ook dat er veel mensen schreeuwen om kwalitatieve methoden maar dat de opleiding voor psychologen daar niet aan aangepast wordt. Hij vindt dus dat psychologen meer kwalitatieve onderzoeksmethoden moeten aangeboden krijgen. 3. Hij vindt ook nog dat er tegenwoordig veel kwantitatief opgeleide psychologen, kwalitatieve onderzoeksmethoden gebruiken maar dat ze deze verkeerde gebruiken en deze niet goed begrijpen. Hij vindt dat ze nog steeds worden beïnvloed door hun post-positivistische opleiding. Vervolgens haalt hij enkele belangrijke termen aan vanuit de onderzoekswereld. 1. Filosofie van de wetenschap: Er zijn verschillende visies op de verschillende assumpties. Bv: Een post-positivist zal een andere visie hebben op ontologie dan een constructivist. 2. Paradigma: Een reeks aan elkaar gerelateerde assumpties over de sociale wereld. Zij moeten dienen als leidraad voor de onderzoeker in verband met filosofische assumpties en als onderzoeksmethoden. 3. Ideografisch en nomothetisch perspectief. Ideografisch

Nomothetisch

Betrekking op het individu

Betrekking op mensen in het algemeen (algemene patronen, universele verklaringen of wetten)

Focust op heel gedetailleerd beschrijven

Focust op algemene patronen ontdekken

Ideografisch

Nomothetisch

Doel: het begrijpen van een uniek, complex individu

Doel: een voorspelling en uitleg van een fenomeen

Subjectief en heel persoonlijk

Objectief en onpersoonlijk

4. Etic vs Emic Etic

Emic

verwijst naar universele wetten en gedragingen die gelden voor alle naties en culturen (=voor iedereen)

verwijst naar gedragingen die uniek zijn voor een individu of cultuur

Bv: Mensen moeten drinken, eten en slapen

Bv: Joodse feestdagen

5. Kwantitatieve methoden - focust op het verwerken van data - focust op het zorgvuldig controleren van de variabelen - statistiek 6. Kwalitatieve methoden: empirische procedures om de belevingen van een individu in een bepaalde context te beschrijven. 7. Onderzoeksparadigma’s: zorgen voor een context voor de studie van de onderzoeker. 1.5 Onderzoeksparadigma’s 1. Positivisme: is een vorm van filosofisch realisme en staat dicht bij de hypothetische-deductieve methode. De wetenschappelijke methode houdt volgende zaken in. 1. Systematische observatie 2. Beschrijving van een fenomeen adhv een modeltheorie 3. Voorstelling van de hypotheses 4. Uitvoering van zeer gecontroleerde experimenten 5. Het gebruik van statistiek om hypotheses te testen 6. Het interpreteren van de statistiek in het kader van de originele theorie Het test als het ware eerdere hypotheses en gebruikt voornamelijk kwantitatieve technieken. Het ziet de wereld als objectief waarneembaar en het taalgebruik als de doorgever van de waarheid. Een belangrijk figuur hierin was Mill. Zie hieronder zijn visie op onderzoek. -Sociale en natuurwetenschappen zouden dezelfde doelen moeten hebben, namelijk het vinden van wetten die leiden tot uitleg en voorspelling. -Sociale en natuurwetenschappen zouden dezelfde onderzoeksmethodes moeten gebruiken, namelijk de hypothetische-deductieve methode. -Concepten zouden moeten worden verdeeld in empirische categorieën. (= kennis komt uit ervaring voort) -Er is 1 ware, onveranderlijke waarheid -Natuurwetten zouden moeten worden afgeleid van data -Men diende grote steekproeven te nemen om zo algemene natuurwetten te vinden. Hij dacht dat sociale wetenschappers veel meer vooruitgang zouden boeken als ze op deze vlakken konden verbeteren. Hoewel dit paradigma grote hiaten vertoont, was het toch 150 jaar de dominante stroming binnen de wetenschap.

2. Postpositivisme: loopt grotendeels gelijk met het positivisme maar verschilt desalniettemin op verschillende punten.

kan

1. De positivisten dachten dat er 1 objectieve voltooide werkelijkheid is, terwijl de postpositivisten denken dat er 1 objectieve waarheid is maar dat deze nooit voltooid worden.Daardoor kan er nooit 1 echte waarheid zijn. 2. Positivisten waren vooral gefocust op theorie controleren en de post-positivisten op theorie afbreken.

Ondanks deze verschillen hebben ze veel gemeen. Een gemeenschappelijk doel voor beiden is een uitleg dat leidt tot de voorspelling en controle van een fenomeen. Ook testen ze beiden causale verbanden die gegeneraliseerd kunnen worden. Ze willen ook beiden een objectieve houding van de onderzoeker (afstandelijk) Ze gebruiken beiden nomothetisch en etic perspectief en gebruiken ook beiden kwantitatieve onderzoeksmethoden. 3. Constructivistisch-Interpetivismisch perspectief: relativerend perspectief dat uitgaat van veel, voltooide en evenwaardige waarheden. Ze denken dat realiteit het hoofd van het individu wordt gecreëerd. Ze gebruiken en hermeutische aanpak dat inhoudt dat de waarheid verstopt zit en naar de oppervlakte moet gebracht worden door diepe reflectie. Dit kan gestimuleerd worden door de onderzoeker. Er is dus een interactie tussen de onderzoeker en de onderzochte. Ze gebruiken het idiografisch en emic perspectief en het gebruik van kwalitatieve methoden. Kant was een belangrijk figuur bij deze stroming. Volgens hem wordt de werkelijkheid gecreëerd door de onderzochte (=individu) Dithley werd beïnvloed door Kant en maakte een belangrijk verschil tussen natuurwetenschappen en geesteswetenschappen. Volgens hem moest het doel van natuurwetenschappen, wetenschappelijke verklaring zijn en moest het doel van de geesteswetenschappen, het begrijpen van een sociaal fenomeen zijn. Erlebenis (=ervaring) 4. Kritisch-ideologisch perspectief: de waarheid wordt gecreëerd door een sociaal-historische context. Ze zien de waarheid binnenin machtsrelaties en gebruiken hun onderzoek om onderdrukte groepen te helpen. De oorsprong van deze stroming lag in de universiteit van Frankfurt. De 3 pioniers waren Horkheimer, Adorno en Marcuse (alle 3 joden) zij vonden dus dat de idee gecreëerd werd door de ervaring en door de machtsverhoudingen en de sociaal-historische context. Het doel van deze stroming was om een interactie te veroorzaken tussen de ‘onderdrukten’ en op die manier tot meer gelijkheid te komen. Het is voornamelijk idiografisch en emic. Er is ook een impact van de onderzoekers die zijn waarden toont in de kritische theorie. Enkele belangrijke assumpties 1. Feiten kunnen nooit geïsoleerd worden van waarden of weggenomen door idiologie 2. Taal staat centraal bij de vorming van subjectiviteit 3. Bepaalde groepen zijn sociaal meer aanvaard dan anderen 4. Gewone onderzoeksdeelnemers zijn in het algemeen beïnvloed door klassen, ras en genderonderdrukking. 1.6 De posities van de onderzoeksparadigma’s tegenover ontologie, epistemologie, axiologie, retoriek en methodologie (zie samenvatting syllabus)

1.7 Het kwalitatieve onderzoeksproces

De start van een onderzoek wordt meestal gedaan uit ofwel persoonlijke interesse ofwel een sociaal/maatschappelijk/psychologisch probleem ofwel een theoretisch probleem. Het is belangrijk dat men conceptualisatie gebruikt, dit houdt in dat men van een algemeen onderwerp naar een duidelijk, specifieke probleemstelling gaat en van daaruit een goede onderzoeksvraag formuleert. Zoals je ziet op bovenstaande figuur is literatuur/theorie de 1e stap en de laatste van het onderzoek. Een definitie van theorie is: verklaring van geobserveerde regelmatigheden of patronen. Klinkt simpel maar er bestaan theorieën van verschillende abstractieniveau’s, ook is er nog de vraag van inductie vs deductie en zijn er verschillende opvattingen over de rol van literatuurstudies bij een kwalitatief onderzoek. 1. Theorie: er zijn 3 verschillende abstractie niveaus namelijk het meta-niveau, middle-range en de publicaties-als-theorie.

omvattende

1. Meta-niveau: Ze gebruiken onderzoeksmethoden die nauw verbonden zijn met verschillende visies. Ze gebruiken dus geen neutrale methoden. Ze testen niet-volledig testbare assumpties. Wel: theorieën over menselijk psychisch functioneren. 2. Middle-range theorieën: pogingen om een beperkt fenomeen te begrijpen en te verklaren. Bv: rol van hechting in latere psychopathologie 3. Publicaties-als-theorie: Ze gebruiken literatuur als theoretische context.

2. Inductieve vs deductieve benadering Inductie

Deductie

Theorie als resultaat van een onderzoek

Theorie als begin voor onderzoek

Kwalitatief onderzoek

Kwantitatief onderzoek

Beiden zijn echter terug te vinden in elke vorm van onderzoek. Welliswaar in verschillende mate. Het is dus een kwestie van accenten en nuances. Het is ook een iteratief proces (constant herhalen)

3. Literatuurstudie Er zijn verschillende opvattingen over literatuurstudie in kwalitatief onderzoek. PRO

CONTRA

Vaststellen wat er al over een bepaald onderwerp geweten is

Voorkomen beïnvloeding onderzoeker door literatuur

Detecteren van gaten in kennis

Emic perspectief centraal: participant als startpunt

Vermijden duplicatie Bijdragen aan formuleren onderzoeksvraag

Vandaag de dag wordt er meestal een inleidende literatuurstudie gedaan met beperkte of geen verwachtingen of hypothesen. Bij de rapportage worden de eigen bevindingen gekoppeld aan de bestaande literatuur.

1.8 Het formuleren van onderzoeksvragen voor kwalitatief onderzoek Onderzoeksvragen in kwalitatief onderzoek zijn gewoonlijk veel opener dan in kwantitatief onderzoek en zijn niet gelinkt aan zeer expliciete hypothesen. Dat wil niet zeggen dat er geen verwachtingen kunnen zijn op basis van de literatuur, maar dit is minder centraal dan bij kwantitatief onderzoek. Het accent in kwalitatief onderzoek ligt dus veelal op hoe mensen betekenis verlenen, wat hun perceptie of ervaring van een geleefde werkelijkheid is. In het algemeen zijn kwalitatieve onderzoeksvragen relatief open en vertrekken ze van hoe- en watvragen. Ondanks het meer open karakter van kwalitatieve onderzoeksvragen is het ook belangrijk dat kwalitatieve onderzoeksvragen helden zijn en een duidelijke focus hebben, dat ze bondig geformuleerd worden en onderzoekbaar zijn. Hieronder volgt een samenvatting van een tekst van Aurini over hoe men een onderzoeksvraag zou moeten formuleren Tekst Aurini Heel kort samengevat zegt hij:

-

Stel maximum 1 of 2 hoofdonderzoeksvragen Limiteer jezelf tot 3 of 4 subvragen en maak dat ze direct betrokken zijn bij je hoofdvragen Maak neutrale vragen en vermijd suggestieve vragen Maak een wijze beslissing over het al dan niet gebruiken van taal die wijst op een oorzakelijk verband De vragen moeten uw theoretische aanpak van het kwalitatief onderzoek weerspiegelen De vragen moeten onderzoekbaar zijn

In plaats van gesloten vragen te stellen (zoals veroorzaakt X Y ?) gebruiken kwalitatieve onderzoekers gewoonlijk meer inductieve vragen. Hij stelt dat er 4 parameters zijn om een goede kwalitatieve onderzoeksvraag te maken. 1. 2. 3. 4.

Aantal vragen Mate van openheid en neutraliteit van de vraag Theoretische aanpak Evaluatie van uw onderzoeksvragen

1. Aantal vragen We raden aan om slechts 1 a 2 hoofdvragen te stellen die aansluiten bij uw onderzoek. Een verschil met kwantitatieve onderzoeksvragen is dat, de hoofdvragen bij kwalitatief onderzoek, kunnen evolueren of zelfs volledig veranderen gedurende het onderzoek. Hoewel het niet noodzakelijk is, kan elke hoofdvraag opgevolgd worden met 3 a 4 subvragen die onmiddellijk betrokken zijn aan die hoofdvragen en de dataverzameling strategie. Terwijl de hoofdvragen meer open zijn, zijn de subvragen bedoeld voor specifieke puntjes van de hoofdvragen.

2. Mate van openheid en neutraliteit van de vraag Kwalitatieve onderzoekers een balans proberen te vinden tussen het vinden van een onderzoeksvraag dat focust op een specifiek fenomeen terwijl ze tezelfdertijd een meer inductief onderzoek moet toelaten. Voor het doel van kwalitatief onderzoek, heeft neutraliteit 2 dimensies. 1) Assumpties over de oorzaak van het fenomeen in de studie 2) Oorzakelijk verband 1) Assumpties over de oorzaak van het fenomeen in de studie Het eerste en meest duidelijke punt is verzekeren dat uw onderzoeksvraag geen a...


Similar Free PDFs