Kwalitatieve onderzoeksmethoden PDF

Title Kwalitatieve onderzoeksmethoden
Course Kwalitatieve Onderzoeksmethoden
Institution Universiteit Antwerpen
Pages 16
File Size 142.8 KB
File Type PDF
Total Downloads 24
Total Views 151

Summary

Download Kwalitatieve onderzoeksmethoden PDF


Description

Kwalitatieve onderzoeksmethoden (Handboek kwalitaiteve onderzoeksmethode 2013 → Acco) Opdrachten tijdens het semester, geen examen!!! joepieeee (1+1+2) opdracht tijdens semester, voor te bereiden tijdens les) Opdracht 1: interviewopdracht (kwalitatief diepte interview) Opdracht 2 + 4: Analyse-opdracht + reflecties kwaliteit, Ethiek en Mixed Methods Opdracht 3: Feedbackopdracht (Een andere student feedback geven op opdracht 2) (Opdracht 4 = Je krijgt feedback van een medestudent waarbij je de kans krijgt om opdracht 2 te herwerken)

Opdrachten 2019 - 2020: De levensloop van brussen a. b. c. d. e.

Thema: De levensloop van brussen Respondenten: Twee brussen Iedere student werkt met niet-gezinsleden Interview wordt opgenomen op VIDEO en nadien uitschrijven naar tekst Criteria respondenten i. Geen eigen brussen ii. Geen ouders, nonkels of tantes iii. Beiden russen moeten het huis uit zijn iv. Beiden zijn minstens 18 jaar v. Minimum één is 30 jaar vi. Brussen hebben minstens één ouder gemeenschappelijk vii. Probeer een personeelsdirecteur te ondervragen (Katho) en een politicus (Yentl) viii. 2 aparte interviews van de brussen f. Interview duurt 1 à 2 uur → Minstens twee uur inplannen g. Respondent registreren via discussiegroep “registratie respondent” h. Vertellen aan respondent i. Vertel over VIDEO opname ii. Vertel dat het een uur à anderhalf uur duurt iii. Interview gaat over de eigen levensloop en die van broer of zus 1. Hoe lopen professionele carrières naast elkaar, hoe lopen liefdesrelaties naast elkaar en wat zouden verklaringen hiervoor kunnen zijn (bv dezelfde opvoeding)

2.Wat is kwalitatief onderzoek? a. Wat moet je kunnen als kwali onderzoeker? i. Observeren ii. Iets normaal vreemd maken iii. Gebruik Thick description = Details iv. Interviewen v. Bewustzijn van je eigen invloed → reflectie hebben op je eigen rol in welke mate jij een onafhankelijke onderzoeker bent gebleven vi. Reflectie

2. Kwalitatief onderzoek opzetten -

-

Interviewen Kwalitatieve analyse - Open coderen (data reductie) - selectief coderen (concepten en theorie vormen) Rapporteren over kwalitatief onderzoek

2.2 De onderzoekscyclus -

KWANTITATIEF ONDERZOEK (breedte onderzoek): - Theorie → Uit de theorie ga je dingen veronderstellen → Je gaat dan kwantitatief onderzoek doen en komt nadien tot de conclusie of je met de resultaten de theorie kan versterken of net moet aanpassen - = Test van een bestaande theorie - KWALITATIEF ONDERZOEK (diepte onderzoek) - Kwalitatief onderzoek start bij de empirie door dit in detail te bekijken (inductief onderzoek). Door de analyse komen ze tot de theorie. - Het is dus geen test van de theorie zoals bij een kwantitatief onderzoek maar een vergaring van nieuwe theorie → Gewoonlijk wordt er dus eerst een kwalitatief onderzoek gedaan waarbij men een theorie krijgt die dan opnieuw getest wordt tijdens kwantitatieve onderzoeken.

2.3 Mixed methods 3. Mixed methods a. Kan je van meerdere theorieën uitgaan/ deze geloven? b. Het combineren van kwali en kwanti onderzoek. 4. Naast kwali en kwanti onderzoek heb je ook nog mixed methods 5. Pragmatisme= Kijken wat er werkt → Je kan mixed methods doen, maar je onderzoeksvraag zal het onderzoek leiden. Als het antwoord op deze vraag een mixed method blijkt te zijn, dan is dit gewoon oke.

2.4 Groudend theory → Doel = ontwikkelen van theorie → Middel = constant vergelijkende methode

2.4.1 Wetenschappelijke theorie = terugkerende dingen die in de realiteit voorkomen en daarrond ga je een verklaringsmodel bouwen die uitleggen waarom deze dingen altijd voorkomen Twee activiteiten (met theorie in het midden) - Conceptualisering = het maken / construeren van begrippen → tijdens kwalitatief onderzoek - Operationalisering (in kwantitatief onderzoek)= Eens we een concept hebben, proberen we dit concept meetbaar te maken met meetschalen. Onderdelen/componenten van een concept: ● Label (elk onderzoek heeft een naam zoals gender, geloof, feminisme) ○ Meestal 1 of 2 woorden ○ Ondubbelzinnig, eenduidig formuleren ○ Kan voorkomen in meerdere subdisciplines van de sociale wetenschappen ● Attributen van een concept ○ = de definitie of connotatie van het concept ○ = De kern → Waar praten we hierover? ● De fenomenen waarnaar het concept verwijst ○ Naar welke fenomenen, gebeurtenissen, eigenschappen, gedragingen… verwijst het concept in de realiteit? ○ = denotatie van het concept ● Indicatoren van een concept ○ maakt het zichtbaar in een empirische wereld

2.4.2 Grounded/gefundeerd → Zie schema in slides eerste les 1) Empirie: We halen thema’s uit de empirie 2) Codeboek: We gebruiken het codeboek om te kijken of hier dingen zijn die samenhoren. Op deze manier kunnen we concepten definiëren. 3) Open coderen: Concepten kunnen we definiëren door terug te verwijzen naar uw basismateriaal 4) Selectief coderen: linker leggen tussen concepten, theorievorming → Ook door terug te grijpen naar uw basismateriaal.

2.5 De kwalitatieve probleemstelling ZELFSTUDIE

3. Ethiek en deontologie 3.1 Studie over Facebook en “Emotionele besmetting” KORTE SAMENVATTING: - Ze wilden aantonen dat een newsfeed met positieve berichten jou ook positiever maakt en andersom. PROBLEEM MET ETHIEK - Deelnemers werden niet gevraagd om deel te nemen OEFENING IN DE LES Ethische problemen: - Manipuleren van data - Geen expliciete toestemming gevraagd - Geen enkele manier om uit het experiment te stappen - Fb heeft de gegevens doorgegeven aan de onderzoekers, heeft uw privacy doorgestuurd - problemen met begrijpbaarheid, welke mensen zijn effectief op de hoogte dat hun gegevens hiervoor gebruikt kunnen worden - geen vrijwillige deelname - Mogelijk kwetsbare deelnemers: er is geen inzicht welke deelnemers men heeft genomen om het experiment op uit te voeren

3.2 Types van ethiek 3.2.1 Type 1: procedurele ethiek -

Deze ethiek is niet vrijblijvend en is meestal de enige vorm die aanwezig is

Principe 1: Informed consent ● Een toestemming door iemand die daartoe in staat is ○ Niet door kinderen, (dementerende) ouderen, mensen met een mentale beperking ● Een toestemming die voldoende informatie over het onderzoek geeft ○ Meestal op papier ○ Volledig open, er mag geen informatie verborgen gehouden worden ● Een vrijwillige toestemming

Principe 2: Privacy bescherming ● Respondenten NOOIT herkenbaar in publicaties (wel als je jouw interview aan het uitschrijven bent, dan gewoon namen gebruiken) ● Bij kwalitatief onderzoek: ALTIJD schuilnamen ● UITZONDERINGEN privacy bescherming ○ illegaal seksueel gedrag (bv kinderporno) ○ risicovol of illegaal verdrag ○ intenties anderen of zichzelf te schaden Principe 3: do no harm ● Voor participanten ○ zie privacy ○ interviews: trauma veroorzakend ● Voor onderzoekers ○ bij observaties ○ bij covert research ● Voor de wetenschap

Principe 4: open en eerlijk

Hoofdstuk1: Onderzoekdesigns 1.Wat is een onderzoeksdesign? Onderzoeksdesign = een beschrijving van hoe je een bepaalde soort onderzoek kan doen.

2.Soorten designs: ● ● ●

Beschrijvend design: als je heel weinig weet over een onderwerp ga je dit onderzoek opzetten. Experimenteel (causaal): je gaat een onderzoek doen door experimenten te doen die aan strenge regels verbonden zijn Correlationeel: afgezwakte vorm van experimenteel onderzoek, je gaat hier ook een experiment doen, maar zonder strenge regels

2.1 Kwantitatieve onderzoeksdesigns (3 basisdesigns): ●





Experimenteel design →  Je gaat 2 keer een onderzoek voeren, bij een experimentele groep en een controlegroep. Hierbij wil je een verband vinden tussen oorzaak en gevolg door middel van experimentele proeven Longitudinaal design → onderzoek waarbij herhaaldelijk en steeds op dezelfde manier metingen worden verricht om een ontwikkeling in kaart te brengen, je gaat dit onderzoek steeds bij dezelfde mensen doen Cross-sectioneel design → Geen tweede meting aanwezig, mensen worden maar 1 keer bevraagd. Na 2 jaar bv ga je dan opnieuw dit onderzoek doen om een evolutie te kunnen waarnemen, maar je gaat dit bij andere mensen doen dan bij het eerste onderzoek

2.2 Kwalitatieve dataverzamelingsmethoden ●



Niet echt “designs” hier want grote vrijheid in uitvoering van het onderzoek ○ Je kan technieken combineren, dus er is niet echt een voorgeschreven pad/design over hoe je een kwalitatief onderzoek moet doen. Dit is wel het geval bij een kwantitatief experiment ○ Hierbij is de diepgang vooral belangrijk omdat je op basis hiervan een theorie moet opbouwen MAAR wél enkele “klassieke” dataverzamelingsmethoden ○ Deze onderzoeksmethoden hangen niet vast aan een bepaald design, want je kan ze combineren



Deze methoden worden dan op verschillende manieren gecombineerd in het onderzoek

2.2.1 Vier kwalitatieve dataverzamelingsmethoden ●







De kwalitatieve survey ○ Individueel interviewen: ■ Een groot aantal vragenlijsten afnemen (diepte-interviews). ■ 30 - 50 interviews is een groot aantal bij kwalitatief onderzoek, terwijl dit bij kwantitatief een klein aantal zou zijn. ■ Elk interview staat los van elkaar ○ Focusgroepen (groepsinterviews): ■ De interviewer = de moderator. Hij stelt vragen en de groep antwoordt ■ Je gaat hierbij gefocuste interviewtechnieken gebruiken met behulp van groepsdiscussies ■ Je kan groepstechnieken gebruiken (bv: een groep samen een affiche laten maken voor of tegen een bepaald standpunt) ■ Je moet mee opnemen wat ze allemaal vertellen, hoe een standpunt tot stand komt en hoe ze dit nadien verdedigen. ■ → Er komen andere dingen naar boven dan bij een individueel onderzoek De participerende observatie (etnografie) ○ Vooral in de antropologie, ook binnen sociale wetenschappen (bv: politiek, nieuwsredacties…) ○ Heel tijdsintensief (weken, maanden) ○ Je gaat een stuk werken tussen je studieobject door een langere tijd op je setting te blijven en er deel van uit te maken bv door stage te lopen en terwijl doe je dataverzameling. Het voordeel hiervan is dat men na een tijd vergeet dat je een onderzoek aan het doen bent waardoor je volledig deel uitmaakt van de setting waardoor je heel interessante dingen te weten komt. De casestudy ○ Simple case / multiple case ○ Je gaat 1 dossier helemaal uitspitten door hiervan elke kant te bekijken en te ontleden. ○ Doel: een heel diepgaand inzicht krijgen De inhoudsanalyse ○ Komt dominant voor bij de communicatiewetenschap ○ Je gaat geen levende mensen, maar secundair materiaal en bronmateriaal bestuderen ○ Het is een kwantitatieve techniek die later een kwalitatieve variant heeft gekregen. ○ Verschillende soorten inhoudsanalyses ■ Retorische analyse = kijken naar de compositie, de vorm, het gebruik van metaforen en de structuur van de argumentatie ■ Narratieve analyse = kijkt ook naar de formele structuur







Discoutanalyse = nadruk op het duiden van contradicties en ambiguïteiten in boodschappen of op ideologische kenmerken van teksten. Structuralistisch-semiologische analyse ● Kijken naar het gebruik van de Griekse mythodologie in reclame-afbeeldingen. Je moet reclame analyseren om te ontdekken over welke Griekse mythes het gaat Interpretatieve analyse = descriptieve onderzoeksvragen stellen met het doel theorie te ontwikkelen. Heel sterk uitgewerkte procedures (hypothesen, concepten, toetsen).

2.3 Mixed designs: combinatie van kwantitatief en kwalitatief design -

Mixed methods: Kan je een kwanti en kwali design combineren?

2.3.1 Een soort eigen woordenschat bij mixed methods -

-

Quan en Qual= Het is niet omdat je verschillende kwalitatieve dataverzamelingsmethoden combineert, dat je aan mixed methods doet. Het MOET ergens een combinatie zijn van qual en quan “→” = Een soort tijdspad, dat eerst het ene komt en nadien het andere “+” = 2 data onderzoeksmethoden komen tegelijk voor in het onderzoek Kleine letters en grote letters= Aantonen welke is de dominante techniek. Mixed methods is altijd een combinatie van beide, maar dat wil niet zeggen dat ze even belangrijk zijn. - Qual en QUAN= QUAN is de hoofdtechtniek en werd gecombineerd met qual - Quan en QUAL= QUAL is de hoofdtechtniek en…

2.3.1 Vele typologieën -

Tashakkori & Teddlie, 2003 Leech en Onwuegbuzie, 2009 Creswell, 2009; Creswell & Clark, 2007

2.3.2 4 basis designs (volgens Creswell) 1. Triangulatie a. QUAN + QUAL = beide onderzoeksmethode zijn even belangrijk en ze worden tegelijk in de onderzoekscyclus, naast elkaar uitgevoerd. Op het einde worden de resultaten samengelegd en komt er een interpretatie b. Weinig interactie tussen de twee omdat ze gewoon naast elkaar voorkomen. Ze kunnen elkaar wel versterken 2. Verankerde designs (nested/embedded) a. Quan en quan: Een pretest en een posttest, ertussen zit een kwalitatieve fase (vandaar de pijl)

b. Nested design: Rijkere data verzamelen op voorhand en achteraf. i. Wat we kwanti meten in het onderzoek is niet voldoende, we hebben meer kwali gegevens nodig om de effecten van ons onderzoek te begrijpen. 3. Verklarende designs a. Quan is de hoofdtechniek, de dominante techniek. b. We beginnen met een quan studie en hebben een qual uitdieping c. Wanneer? i. Om quan resultaten verder uit te diepen en te begrijpen met qual gegevens (bv: extreme gevallen die het model in de war kan brengen, in dit geval kan het zijn dat je bij zo’n extreme gevallen een kwali onderzoek doet om te kunnen verklaren hoe het komt dat deze persoon een extreem geval is) 4. Explorerende designs a. Qual is de hoofdtechniek, de dominante techniek. b. Kern = er is weinig kennis c. Wanneer? i. Om kwantitatieve instrumenten te ontwerpen ii. Om een typologie uit te werken die je later dan kan gaan testen iii. Om een zicht te krijgen op factoren die een rol spelen in een bepaald proces, voor je dit op grote schaal gaat bevragen en testen d. Hoe? Het proces bestaat uit 2 fasen i. Kwalitatieve gegevens worden eerst verzameld om inzicht te krijgen ii. Daarna ga je een kwantitatief (meet)instrument maken met de verzamelde gegevens uit het kwalitatief onderzoek

Hoofdstuk 2: Kwalitatieve databronnen -

Documenten Opgeslagen gegevens Fysische artefacten Visueel materiaal Gearchiveerd materiaal Internet Observaties Interviews (aparte les)

2.1 Documenten -

Publiek of privé karakter - Als het publiek is dan zal het veel harder “opgekuist” zijn dan wanneer het een privé document is. - Je moet je dus afvragen hoe waarheidsgetrouw zo’n document is - BV: In een groepsraadverslag/vergaderverslag staat nooit 100% wat er écht gezegd werd

2.2 Opgeslagen gegevens -

Lijsten/gegevensbanken zijn niet gemaakt voor een onderzoek, maar kunnen wel helpen. Je hebt vaak wel wat werk om deze in een vorm te gieten waarmee je aan de slag kan

2.3 Fysische artefacten 2.3.1 Gebruiksgegevens -

-

-

We gebruiken de materiële wereld veel te weinig om te gebruiken voor onderzoek - BV: je kan bij de bieb de leescijfers opvragen en op basis daarvan weet je welke boeken het meest uitgeleend worden. MAAR je kan ook zelf langs de rekken lopen en kijken welke boeken er het meest versleten uitzien. VOORBEELD Simon (Jaws) - Na de fim van de haai, waren mensen meer geïnteresseerd in boeken over zeedieren Voorbeeld Kerkhoven - Gaan kijken hoe de constructie van graven iets verteld over de industriële revolutie. Een graf geeft nog een weergave van de tijdsperiode waarin we leefden

2.3.2 Groeigegevens -

Een hele analyse van bierstopjes: Men heeft per wijk het drankgebruik in kaart gebracht door het afval van bierstopjes. Onderzoek graffiti: een hele classificatie aan wat laten mensen allemaal achter in openbare cv’s?

2.4 Visueel materiaal -

-

Je geeft mensen foto’s en je laat ze reageren op foto’s. De visuele ruimte die ze gefotografeerd hebben wordt de data Voorbeeld PROFESSOR PAUWELS - Ik werkte in een grote multinational, liet me er na sluitingstijd opsluiten en trok foto’s van alle bureaus. De foto van een medewerker stond helemaal vol met foto’s van familie enzovoort. De bureau van de CEO was heel netjes en werd alles gedaan om de werkomgeving zo veel mogelijk weg te filteren. - Hoe lager in de hiërarchie, hoe meer de bureaus vol lagen en hoe meer je de werkomgeving erin zag terugkomen. - Mijn onderzoek was geslaagd! Voorbeeld Alic - Ze contrasteert “rouw” door twee foto’s samen te zetten en deze te spiegelen

2.5 Opgeslagen gegevens 2.6 Internet 2.7 Observaties -

Veldnota’s maken = neerschrijven wat je ziet. Dit moet je opdelen in verschillende dimensies. - Ruimtelijke dimensie: hoe is de ruimte opgedeeld die je gaat observeren - Kijken in een zwembad hoe je door het gebouw geleid werd (door bv pijlen enzovoort) - Culturele dimensie: - Analyse hoe de culturele gebruiken van Halloween het zwembad binnenkwamen. Wat zijn de culturele gebruiken rond halloween en hoe je je daardoor gedraagt in een zwembad? - Sociale dimensie: - Een sjotterkas installeren op een bedrijf. - Historische dimensie: - BV: Bekers die staan in een volkscafé. Er is een hele geschiedenis die ingebakken zit in dat café - Psychologische dimensie: - Belevingen van verschillende ruimten

-

-

Observeren in twee stappen - De grote rondleiding - Je krijgt eerst een algemeen idee over hoe de omgeving eruit ziet. (Zo’n rondleiding zou je krijgen wanneer je op een housewarming komt) - De mini rondleiding - Je gaat pas, nadat je een zicht hebt op het grote geheel, dieper ingaan op de details. Je gaat elke dimensie voor een langere periode observeren. (Zo’n rondleiding krijg je wanneer je gaat samenwonen met iemand. Je moet weten wanneer de vuilzakken buiten gezet moeten worden, waar de stofzuiger staat) 3 voornaamste aandachtspunten: - Plaatsen - Actoren - Activiteiten

Hoofdstuk 3: Het onderzoek voorbereiden 1 De kwalitatieve steekproef 1.1 Respondenten kiezen voor een interview → Belangrijk om hierbij stil te staan. Je moet interviewers vinden die iets willen en kunnen vertellen dat meerwaarde heeft voor jouw onderzoek; 1) Theoretische steekproef a) Theoretisch omschrijven wie je nodig hebt. Op basis van deze criteria ga je op zoek gaan naar interviewers die voldoen aan deze voorwaarden 2) Cyclisch steekproeftrekken a) Lineair steekproef trekken (Bij kwantitatieve onderzoeken) = in het begin van het onderzoek wordt gedefinieerd hoe het onderzoek er moet uitzien, dan wordt er naar het register gegaan en worden er willekeurig mensen gekozen. Je gaat uw vragenlijst naar hen doorsturen en je krijgt een ingevulde versie terug. Je kan in GEEN geval de vragenlijst nog aanpassen. b) Cyclisch steekproeftrekken= Steekproef van twee, drie mensen. Die eerste mensen krijgen een algemene vragenlijst. Deze lijst gaan we analyseren en kijken we wat hieruit komt. Op basis hiervan gaan we onze vragenlijst aanpassen. 3) Einde = Theoretische saturatie a) Het moment tijdens het interview waarbij je het gevoel hebt dat je niets nieuw meer leert, ook al stel je heel gerichte vragen → Dan heb je theoretische saturatie bereikt (Dit is op basis van buikgevoel)

1.2 Focusgroepen samenstellen 1. Samenstelling van de groepen → Homogeen (dezelfde criteria) a. Demografische kermerken b. Ervaringskenmerken c. Attitidekernmerken 2. Grootte van de groepen a. b. 3. Aantal groepen a.

2 Soorten vragenlijsten 2.1 Topiclijst Je hebt hierbij een lijst met thema(’s) en je gaat over dat thema praten. De vragen komen naar boven op de moment zelf en je gaat heel weinig voorbereiden. (Open manier)

2.2 Vragenprotocol -

De vragen zijn voorgeschreven, je hebt meer houvast.

3 Soorten vragen -

Hoofdvragen - Deze vragen moet je stellen Doorvragen - Vragen die je kan stellen om ergens dieper op in te gaan Opvolgvragen

4 Volgorde van de vragen -

-

-

De i...


Similar Free PDFs