Oefeningenbundel WZ 2 PDF

Title Oefeningenbundel WZ 2
Course Economie
Institution Universiteit Hasselt
Pages 10
File Size 346.6 KB
File Type PDF
Total Downloads 6
Total Views 144

Summary

Download Oefeningenbundel WZ 2 PDF


Description

WERKZITTING 2 EVENWICHT OP DE GOEDERENMARKT (constante P en constante i) THEORIE

WZ 2: EVENWICHT OP DE GOEDERENMARKT

1

Oefening 2.1 Gegeven: In de economie van Genovia werd de overheid opgedoekt en wordt er geen handel gedreven met het buitenland (met constant algemeen prijspeil). De bedrijven wensen te investeren voor een constant bedrag van 5 miljard Genoviaanse frank. De gezinnen consumeren 60% van hun beschikbaar inkomen, bovenop een autonome consumptie van 10 miljard euro, dat dus niet afhangt van de hoogte van het beschikbaar inkomen.

Gevraagd: 1. Bepaal het evenwichtsinkomen volgens de gelijkheid tussen inkomen en aggregatieve bestedingen. Hoeveel wordt er door de gezinnen gespaard? 2. Bepaal het evenwichtsinkomen volgens de gelijkheid tussen lekken en injecties. 3. Leid de algemene (gereduceerde) vorm van het evenwichtsinkomen af en bepaal de multiplicator van het model. 4. Veronderstel dat de gewenste investeringen toenemen met 2 miljard euro. Bereken het nieuwe evenwichtsinkomen. 5. De gezinnen besluiten minder te sparen, de spaarquote daalt van 0,4 naar 0,2. De autonome consumptie is nog steeds gelijk aan 10 en de bedrijven investeren voor 5. Wat is het effect hiervan op het inkomen? Neemt het evenwichtsinkomen toe of af? Hoeveel wordt er gespaard?

WZ 2: EVENWICHT OP DE GOEDERENMARKT

2

Oefening 2.2 Gegeven: In het Land van Nooit, een gesloten economie zonder overheid (met constant prijspeil), is de marginale consumptiequote gelijk aan 0,5. Het evenwichtsinkomen bedraagt 1200 miljard euro en het natuurlijk inkomen is gelijk aan 1500 miljard euro.

Gevraagd: Met hoeveel moeten de investeringen toenemen om het natuurlijk inkomen te bereiken?

Oefening 2.3 Gegeven: In de gesloten economie zonder overheid van Cerrano geldt:

Y=800 miljard euro

en het

algemeen prijspeil is constant.

Gevraagd: 1. Stel dat

MSQ=

1 5

, met hoeveel moeten de investeringen toenemen om een

evenwichtsinkomen (Ye) van 1000 miljard euro te bereiken? 2. De consumptiefunctie wordt weergegeven door:

bijgevolg gegeven door:

1 S=Y-C= Y-100 4

3 C= Y+100 4

. De spaarfunctie wordt

. Stel voorts dat bedrijven voor 20 miljard

euro investeren. Bereken het evenwichtsinkomen.

Oefening 2.4 Gegeven: In de gesloten economie zonder overheid van het land Fleurotopia bestaat de consumptie uit een deeltje autonome consumptie en een deeltje dat afhankelijk is van het inkomen. De gezinnen in Fleurotopia consumeren 60% van het beschikbaar inkomen en hebben een autonome consumptie van 10.

Gevraagd: 1. Geef de consumptiefunctie in Fleurotopia. 2. Geef de spaarfunctie in Fleurotopia.

WZ 2: EVENWICHT OP DE GOEDERENMARKT

3

3. Vervolledig onderstaande tabel

WZ 2: EVENWICHT OP DE GOEDERENMARKT

4

Y 0 10 15 25 30 40

C

MCQ

GCQ

S

MSQ

GSQ

Oefening 2.5 Gegeven: In de gesloten economie (met constant prijspeil) van Belisia consumeren de gezinnen drie vierde van hun beschikbaar inkomen. Daarnaast consumeren ze 20 miljard euro onafhankelijk van het inkomen. De bedrijven investeren voor 12 miljard euro. De overheid geeft 78 miljard euro uit en heft een belasting à rato van één derde van het inkomen, naast autonome belastingen van 2 miljard euro.

Gevraagd: 1. Bepaal het evenwichtsinkomen volgens de gelijkheid tussen inkomen en aggregatieve bestedingen. 2. Bepaal het evenwichtsinkomen volgens de gelijkheid tussen lekken en injecties. 3. Geef de algemene (gereduceerde) vorm van het evenwichtsinkomen. 4. Bereken de multiplicatoren in de economie van Belisia.

Oefening 2.6 Gegeven: Veronderstel dat in een open economie van een land (met constant algemeen prijspeil) de gezinnen 20% van hun beschikbaar inkomen sparen en dat de inkomensonafhankelijke consumptie 100 bedraagt. Daarenboven weten we dat bij een gegeven intrestvoet de brutoinvesteringen 200 bedragen. Bovendien weten we dat de overheid haar uitgaven geraamd heeft op 50, maar probeert via de belastingen haar uitgaven te compenseren met een belastingvoet van 10% op het nationaal inkomen en een inkomensonafhankelijke belasting van 5. Het land kan tevens voor 110 exporteren, maar zoals elk land importeert ze ook goederen. De autonome import bedraagt 90 bovenop de inkomensafhankelijke import van 12%.

WZ 2: EVENWICHT OP DE GOEDERENMARKT

5

Gevraagd: 1. Bereken het evenwichtsinkomen. a.

Via de gelijkheid tussen inkomen en aggregatieve bestedingen.

b. Via de gelijkheid tussen lekken en injecties. 2. Stel grafisch voor. 3. Bepaal symbolisch het evenwicht. a.

Via de gelijkheid tussen inkomen en aggregatieve bestedingen.

b. Via de gelijkheid tussen lekken en injecties. 4. Bepaal de multiplicatoren. 5. Door het opheffen van de invoerrechten is de autonome import met 10 gestegen. Wat is het gevolg hiervan?

Oefening 2.7 Gegeven: In een open economie met constant prijspeil consumeren de gezinnen 90% van hun beschikbaar inkomen naast een inkomensonafhankelijke consumptie van 20 miljard. De bedrijven investeren voor 12 miljard. De overheid geeft 78 miljard uit aan de goederen en diensten. Daarnaast heft ze een belasting à rato van één derde van het inkomen en een autonome belasting van 2 miljard. De uitvoer is steeds 10,3 miljard. De bedrijven voeren sowieso voor 10 miljard aan goederen in, naast 10% van het nationaal inkomen. Het totaal

arbeidsaanbod Na = 700000 personen. De arbeidsproductiviteit

πa =

1 3

miljoen.

Gevraagd: 1. Bereken het evenwichtsinkomen. a.

Via de gelijkheid tussen inkomen en aggregatieve bestedingen.

b. Via de gelijkheid tussen lekken en injecties. 2. Bepaal de multiplicatoren van het model. 3. Wat is het gevolg van een daling van de overheidsuitgaven met 10? 4. Wat is het gevolg van een daling van de inkomensonafhankelijke belastingen met 10?

WZ 2: EVENWICHT OP DE GOEDERENMARKT

6

Oefening 2.8: Meerkeuzevragen 1. Als de consumptiefunctie grafisch voorgesteld wordt door een rechte door de oorsprong, is MCQ: a) gelijk aan nul. b) gelijk aan 1. c)

oneindig.

d) gelijk aan GCQ.

2. De consumptiefunctie zal niet verschuiven als zich een wijziging voordoet in a) de inkomensverdeling. b) het nationaal inkomen. c) het vermogen van de gezinnen. d) de kredietbeschikbaarheid.

3. Als de aggregatieve vraag groter is dan het binnenlands product a) zullen er ongewenste voorraden ontstaan. b) zullen de voorraden ongewijzigd blijven. c) zal er een tendens zijn om de productie uit te breiden. d) zal er geen wijziging optreden in de productie.

4. Als in een gesloten economie zonder overheid het binnenlands product gelijk is aan 900 miljard euro, en de geplande investeringen 60 miljard euro bedragen en de consumptie 700 miljard euro bedraagt, dan is de ongewenste voorraadvorming gelijk aan a) 0 euro. b) 140 miljard euro. c) 160 miljard euro. d) geen van bovenstaande.

WZ 2: EVENWICHT OP DE GOEDERENMARKT

7

Oefening 2.9: Juist of fout

1. Als in een gesloten economie zonder overheid de consumptie wordt voorgesteld als

, dan is de vergelijking van de spaarfunctie

1 S= Y 3

C=

2 Y 3

.

2. Als de macro-economische consumptie 600 miljard euro bedraagt en het nationale inkomen 1 000 miljard euro, is de MCQ gelijk aan 0,6.

3. Een toename in het vermogen van de gezinnen zal de consumptiecurve naar beneden doen verschuiven.

4. Als in een gesloten economie zonder overheid

C=

3 Y 4

en

I0 = 25 miljard euro

evenwichtsinkomen (Ye) gelijk aan 100 miljard euro (bij gegeven prijspeil).

Oplossingen zelfstudieopdrachten Oefening 2.1 1. Ye = 37,5 S=5 2. Ye = 37,5 3.

1 [C0 + I 0 ] 1-c 1 1 = 2,5 = Multiplicator: k G = 1-0,6 1-c Ye =

4. Ye’ = 37,5 + 5 = 42,5 5. Ye’ =

1 [10 + 5] 1-0,8

= 75 (dus evenwichtsinkomen is toegenomen)

S=5

Oefening 2.2 ∆I0 = 150

WZ 2: EVENWICHT OP DE GOEDERENMARKT

8

, is het

Oefening 2.3 1.

∆I0 = 40

2.

Ye = 480

Oefening 2.4 1. C = 0,6Y + 10 2. S = 0,4Y – 10 3. Y

C

MCQ

GCQ

S

MSQ

GSQ

0

10

/

/

-10

/

/

10

16

0,6

1,6

-6

0,4

-0,6

15

19

0,6

1,3

-4

0,4

-0,27

25

25

0,6

1

0

0,4

0

30

28

0,6

0,9

2

0,4

0,07

40

34

0,6

0,85

6

0,4

0,15

Oefening 2.5

1.

Ye = 217

2.

Ye = 217

3.

Ye =

4.

kG = kC = kI = 2

1 [ C0 + I0 + G 0 - c T0 ] 1-c +ct

k T = -1,5

Oefening 2.7

1.

Ye = 217

2.

kG = 2

k T = -1,8 k M = -2 3.

Ye’ = 217 - 20 = 197

4.

Ye’ = 217 + 18 = 235

Oefening 2.8: Meerkeuzevragen

WZ 2: EVENWICHT OP DE GOEDERENMARKT

9

1.

antwoord d

2.

antwoord b

3.

antwoord c

4.

antwoord b

Oefening 2.9: Juist of fout 1.

juist

2.

fout

3.

fout

4.

juist

WZ 2: EVENWICHT OP DE GOEDERENMARKT

10...


Similar Free PDFs