OG- 1 z&c - og1 PDF

Title OG- 1 z&c - og1
Author Charlotte Eyckmans
Course Zaken- en contractenrecht
Institution Universiteit Hasselt
Pages 6
File Size 154.2 KB
File Type PDF
Total Downloads 102
Total Views 129

Summary

og1...


Description

OG – 1: Erfdienstbaarheden ( 334-355) Opgave 1 A) “De overheid die een openbare erfdienstbaarheid vestigt, is daarvoor geen vergoeding verschuldigd” Openbare erfdienstbaarheden= onroerende eigendomsbeperkingen, die door/krachtens de wet in het algemeen belang (dus niet heersend erf) worden opgelegd. Bv stedenbouwkundige erfdienstbaarheden. In principe OH die openbare erfdienstbaarheid vestigt, is geen vergoeding verschuldigd, behoudens andersluidende bepaling in de wet/reglement. Maar relativering 1. Eigendomsbeperkingen die zo ingrijpend zijn dat ze het eigendomsrecht uithollen, moeten aan strengere vereisten van eigendomsberovingen voldoen. RS GwH 2. Gelijkheid van de burgers voor openbare lasten= HvC en GwH hebben dit als algemeen rechtsbeginsel aanvaard; non-discriminatiebeginsel en gelijkheidsbeginsel moeten gerespecteerd worden. Reden: geen verantwoording voor het feit dat dat sommige WG vergoeding voorziet, terwijl andere WG die een gelijkaardige eigendomslast tot stand brengt geen vergoeding voorziet. Bv niet zo dat sommige WG ivm publiekrechtelijke eigendomsbeperking een vergoeding toekent, terwijl andere WG die een gelijkaardige eigendomslast tot stand brengt, geen vergoeding toekent. 3. Proportionaliteitstoets bij “gewone” eigendomsbeperkingen. (ook al zijn deze minder steng dan eigendomsberovingen) Volgt uit art 1 EP. Stel de OH beslist naast de bouwgrond een treinspoor te leggen? Wettelijke erfdienstbaarheid dat er niet mag gebouwd worden  zeer beperkt in je eigendomsrecht niet proportionaliteit + je wordt teveel beloofd + vergoeding verschuldigd. B) “Een beding van burgerlijke bewoning is kwalificeren als een erfdienstbaarheid. ” Is een clausule die zegt dat op een bepaalde eigendom moet bewoond worden, het mag dus niet gebruikt worden voor commerciële of industriële doeleinden (vaak bij residentiele buurten aan de kust.) Dit kan positief of negatief geformuleerd worden. RS Heeft doorgaans aanvaard dat dergelijke bedingen een erfdienstbaarheid creëren, zodat ze ook tegenwerpelijk zijn aan latere verkrijgers van het bezwaarde OG. Wel vereist dat er een heersend erf kan worden aangeduid tot nut waarvan het beding van burgerlijke bewoning strekt. ( Beding tot nut van een persoon en geen erf= persoonlijk) Een positieve verplichting mag deze in principe niet inhouden. // De last mag slechts negatief zijn op het lijdend erf. Ben je als eigenaar van het lijdend erf niet verplicht om er te gaan wonen (positieve last) of alleen de plicht er geen commerciële/ industriële doeleinden (negatieve last). Er moet sprake zijn van een heersend erf = alle andere erven in de woonwijk. Negatieve uitleg eerder om er toch volgrechten aan te koppelen. NOG AANVULLEN.

Opgave 2 NOG AANVULLEN + verbeter Eerst kwalificeren Erfdienstbaarheid a.1. Zichtbaar a.2. Niet zichtbaar b.1 wettelijk  geen. b.2. Conventioneel c.1. Voortdurend c.2. Niet voortdurend. => Andere termijnen voor wanner de termijn begint te lopen

Erfdienstbaarheden kunnen uitdoven door de niet-uitvoerbaarheid gedurende 30 jaar art 706 BW. Het aanvangspunt bewijslast ver… naargelang het een niet voortdurende erfdienstbaarheid is art 707 BW. Voortdurende erfdienstbaarheden o.a. erfdienstbaarheid non aedificandi = legt van het lijdend erf een bouwverbod op. Niet telkens een menselijke handeling nodig om het te laten bestaan. Niet voortdurende erfdienstbaarheden o.a. recht van overgang. Bv. Recht op overgang wel menselijke handeling om het te laten bestaan  je moet het gebruiken. Recht van uitweg art. 682 – 685 BW. Oplossing: Verjaring: erfd kunnen uitdoven door de niet-uitoefening ervan gedurende 30 jaar. Aanvangspunt en bewijslast verschilt naargelang het gaat om voortdurende, nietvoortdurende erfd. Art 706 BW -

Erfdienstbaarheid non aedificandi = o bouwverbod op een lijdend erf, o het is voortdurende erfdienstbaarheid. Art 707 BW

-

Recht van uitweg: o art 682 BW: ingeslotenheid o Onverjaarbaar art 684, 2de lid BW. o Wettelijke erfdienstbaarheid, deze kunnen nooit verdwijnen door bevrijdende verjaring. Niet tenietgaan door onbruik

-

Recht van overgang: o conventionele erfdienstbaarheid.

o Niet voortdurende  art 707 BW ( wie laatst gebruikt is niet van belang) + termijn 30j art 706 BW. o Bewijslast eigenaar van heersend erf dient te bewijzen dat de de laaatste uitoefening van de conventionele erfdienstbaarheid minder dan 30 jaaar dateert. Verkrijgende verjaring X aantal gebruikt terwijl geen OVK recht.  in bepaalde gevallen verkrijgende verjaring. Bevrijdende verjaring  er is een erfdienstbaarheid als eig lijdend erf  X aantal jaren niet gebruikt.

Casus 1 A Charel en Fons hadden een erfdienstbaarheid van overgang overeengekomen. Het is een conventionele erfdienstbaarheid en deze tegenwerpelijk maken aan derden te goede trouw, dient de akte van vestiging overgeschreven te worden in de registers van het hypotheek kantoor art 1 Hyp W.(indien niet goede trouw  niet beroepen op gebrek art 1 Hyp W) Devos de nieuwe eigenaar had kennis van de erfdienstbaarheid. Het volgrecht leidt aan de passiefzijde ertoe dat de erfdienstbaarheid overgaat op de nieuwe verkrijger van het lijdend erf. De eigenaar van het heersend erf mag van de erfdienstbaarheid gebruik maken overeenkomstig zijn titel maar het mag geen verandering brengen die de toestand van de erfdienstbaarheid zou verzwaren art 702 BW= 2 grenzen : enkel doen wat er in de OK staat(kar en paard) en steeds dezelfde behoefte (slechts gebruiken voor de behoefte waarvoor ze was gevestigd) (landbouw behoefte => geen cliënteel, voldaan.) Eeuwigdurend  logisch dat met de tijd evolueert. Albert gaat niet in de fout, aangezien volgens art 706 BW de bevrijdende verjaring pas intreedt na 30 jaar, het wordt nog steeds gebruikt. Probleem hier: mogelijk verzwarende erfdienstbaarheid; eerst kwam tractor sporadisch, soms. Kan dit? Er is een verzwaringsverbod van de erfdienstbaarheid op basis van art 702 BW (hier staan 2 grenzen in: 1 buiten de grenzen van je recht en titel gaan  men mag het heel ruim interpreteren “ 3 meter gebruiken ipv 2 m”, “binnen 2-3u  jij om 5 na 3) , destijds gevestigd voor overgang van paard en kar, nu met een maisdorser. Maar we moeten dit op een evolutieve manier gaan interpreteren; de evolutie van paar en kar, niet meer van deze tijd. Men moet kijken naar het moment van de vestiging (men kende toen nog geen maisdorser). Charel heeft omwille van ziekte minder gebruikt gemaakt van het recht van overgang, maar zijn zoon doet dit wel, is dit een verzwaring? Hoe beoordeel je dat er een verzwaring is of niet? Je moet je plaatsen naar de vestiging; neen geen verzwaring (Bv. Wel wanneer er ineens 10 auto’s) • Evolutieve interpretatie. Erfd dient voor dezelfde bestemming nuttig te zijn. ( achterhalen of de partijen bij de vestiging vd erfd bewust bepaalde beperkingen inzake de uitoefeningswijze hebben bedongen, dan wel uitbreiding in het licht van de technologische ontwikkelen toelaatbaar achten. Maw hebben partijen een op ogenblijk van de vestiging van de erfd een wijziging voorzien of kunnen voorzien?

Sanctie voor verzwaring van de erfdienstbaarheid? Actio negatoria (ontkenning van de erfdienstbaarheid? of laten ontbinden art 1184 BW; keuzerecht (gedwongen uitvoering of ontbinding) kan art 1184 BW altijd? Wat kan Jeanne nog doen? Aanbieden aan de eigenaar heersend erf “ je kan langs de kortere traché gaan. Art 701 § 3 BW(verminderingsverbod) Als het voor niet ondragelijks is (redelijk even makkelijk) , kan zij het niet weigeren. B Art 702 BW; ze mag dit niet doen. De tegenhanger van het verzwaringsverbod. Art 702 BW=> Eigenaar van het lijdend erf  verminderingsverbod. Bv. Het recht van doorgang verminderen, de eigenaar van het heersend erf kan de afbraak van de slagboom vorderen (dit is principe), maar niet afbraak= principe. Wanneer dit rechtsmisbruik uitmaakt; hier: de kaart gewoon afgeven. De eigenaar van het lijdend erf mag niet doet dat het gebruik van de erfdienstbaarheid zou verminderen of minder gemakkelijk maken volgens art 701 eerste alinea of art 702 BW? In dit geval belemmert de slagboom het recht van doorgang van Albert. Albert kan de afbraak vorderen. Echter mag dit niet lijden tot rechtsmisbruik. De rechter kan de slagboom behouden mist de verplichting dat de eigenaar van het heersend erf, in dit geval Albert, toegang krijgt door middel van een elektrische kaart. C Wel mogelijk, authentieke akte is niet noodzakelijk tenzij men het tegenwerpelijk te maken aan derde. Art 1 Hyp. W. Erfdienstbaarheid is mondeling overeengekomen, het is niet overgeschreven in de registers van de hypotheek. Een overschrijving zorgt voor de tegenwerpelijkheid voor derden ter goeder trouw. Dus Jeanne moet principieel niet erfdienstbaarheid respecteren maar die erfdienstbaarheid is zichtbaar, men kan dan zeggen dat Jeanne te kwader trouw is. Wanneer een erfdienstbaarheid zichtbaar is, kan het vermoeden gelden dat de derde kennis heeft van die erfdienstbaarheid. Dit is enkel het geval indien de uitwendige tekens geen andere interpretatie openlaten dan het bestaan van een erfdienstbaarheid. art 689 BW( alleen wanneer het duidelijk zichtbaar is en dus niet voor interpretatie en het tegenwerpelijk vatbaar is  in casu: zijn de paaltjes voor interpretatie vatbaar?) Kan Albert gebruik maken v/d erfdienstbaarheid? De erfdienstbaarheid is gekoppeld aan het goed= bijzaak volgt hoofdzaak. Albert kan zich er op beroepen ondanks dat het niet overgeschreven is. Accesorium sequitur principale. Albert heeft het bedrijf overgenomen. Aan de actiefzijde (heersend erf) is de erfdienstbaarheid te beschouwen als een accesorium (van het eigendomsrecht) op het heersend erf art 1615 BW. De Koper krijgt dus een erf waaraan een erfdienstbaarheid is verbonden. Bijzaak volgt hoofdzaak ondanks dat het niet is overgeschreven. Albert kan dus van gebruik maken. D

Bijzondere bepaling art 691, lid 2 BW Termijn bedraagt 30 jaar, algemene regels art 2229 BW (= het principe) en art 2262 BW maar in casu art 691 BW= de uitzondering, hier in casu. Art 690 BW: alleen voor voortdurende en zichtbare erfdienstbaarheid. Daad van mens vereist. Art 684 BW  recht van uitweg, wettelijk equivalent. Recht van overgang: conventioneel en niet-voortdurend => dus niet vatbaar voor verjaring. E Nu gaat men geen rekening houden met het voortdurend karakter, enkel of het zichtbaar is of niet om door verkrijgende verjaring te kunnen worden verkregen.

Casus 2 A Art 710bis BW: De eigenaar van het leidend erf kan de afschaffing van erfdienstbaarheid verzoeken aan de rechter. De rechter kan deze bevelen indien  2 vw’en: enkel op vraag van de eigenaar van het lijdend erf + ieder nut verloren voor het heersend erf. Art 710bis BW wordt zeer restrictief toegepast. De enige reden waarom er er een recht van doorgang is overeengekomen, om toegang te hebben tot de openbare weg is nu nutteloos geworden Zelf een potentieel of toekomstig nut is al voldoende. het maakt het toch iets makkelijker, elk klein nut (bv als er 2 wegen zijn, heeft de 1e toch nog nut (bv als er 2 wegen zijn, heeft de 1 ste toch nog een nut) + in casu gaat het over een vruchtgebruiker, dus niet over de eigenaar van het lijdend erf. (extra? Indien vruchtgebruik Linda = geen eigenaar dus ook niet) B Er is dan geen sprake meer van ingeslotenheid ( vereiste voor een recht(wettelijk) van uitweg.) Het gaat over een recht van uitweg deze wordt toegekend door de rechter bij ingeslotenheid art 684 BW §1 : de uitweg moet niet meer noodzakelijk zijn, de afschaffing kan door elke gebruiker wordern gevordered. Er zijn hier soepele voorwaarden, een recht van uitweg houdt op te bestaan zodra ze niet meer noodzakelijk is, ook al is zij daarvoor nog nuttig. Art 684 eerste lid BW. Ze hebben dus wel toegang. Uitkomst verandert. Recht van uitweg toegekend door de rechter. C Rechtsgeldig, principe normaal ten koste van eigenaar van het heersend erf , maar bevestiging ing… kan hier van afwijken de kosten van het lijdend erf. Art 698 BW. Als u hoofdverplichting iets dulden is, kan je ondergeschikt postieve verplichtingen aan koppelen.

D

Alain heeft geen gelijk: kwalitatieve verbintenis. = een verbintenis die is gekoppeld aan een bepaalde hoedanigheid. In dit geval hoedanigheid van het leidend erf. Als ze bedongen hebben dat de andere moet betalen moet de derde ervan kennis hebben of zijn ingeschreven in de registers voor rechtszekerheid. Vul aan met boek. . art 698 BW hierbij is aan de erfdienstbaarheid een positieve verplichting gekoppeld. Dergelijke verbintenis, verplichting heeft een kwalitatief karakter, er is net zoals bij een zakelijk recht, een volgrecht aan gekoppeld.  Als uitz. op contractsrelativiteit en ingevolge het volgrecht dat gekoppeld is aan de erfdienstbaarheid, mee over op de nieuwe eigenaar. (de positieve verplichting dient ondergeschikt te blijven aan de negatieve hoofdverplichting. (autonome positieve verbintenis toch tegenwerpelijk te maken= kettingbeding.

E Ongeldig, erfdienstbaarheid kan nooit gevestigd worden op een persoon, alleen op een goed, de erfdienstaarheid legt hooguit een negatieve last op de (eigenaar moet dulden dat bv er water over zijn grond stroomt) voor de eigenaar van het lijdend erf. De eigenaar van het lijdend erf kan geen positieve verlichting ( facere) krijgen in het kader van de erfdienstbaarheid, dit kan enkel een persoonlijke verbintenis zijn, een contract tussen partijen contractsrelativiteit art 1615 geldt enkel tussen de partijen. Het kan zijn dat er een positieve last is in de clausule (bv de bomen snoeien naast zijn persceel niet van alle bomen), wanneer het ondergeschikt is aan de negatieve last. Men is hier zo streng dat omwille van het feit van de feodaliteit, men wilde er absoluut vanaf, men wilde niet zoals de leenheer dat moest werken, vechten.....


Similar Free PDFs