OG 2 Toetsingskader art 9 EVRM PDF

Title OG 2 Toetsingskader art 9 EVRM
Author Lisa Haenen
Course Internationaal en Europees recht
Institution Universiteit Hasselt
Pages 6
File Size 109.2 KB
File Type PDF
Total Downloads 29
Total Views 128

Summary

OG 2 Multiculti ...


Description

OG 2 Artikelen die de vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing waarborgen: -

Art. 9 EVRM Art. 18 BUPO Art. 19-21 GW Art. 6 NL GW

ART. 9 EVRM: twee delen -

-

Forum internum: het hebben en belijden van het geloof o Geloof:  Zowel de meest gekende vormen van geloof (christendom, Islam, Jodendom, Boeddhisme, Hindoeïsme)  Maar ook de minder bekende vormen waaronder de Scientology Kerk, het atheïsme, het geloof van de Druïden o Absoluut recht/onaantastbaar recht – verregaande bescherming  Het forum internum is aan geen beperkingen onderworpen  Houdt ook het recht in om te allen tijde van geloofsovertuiging te veranderen  Louter aanhangen van een geloof kan geen reden zijn om de rechten van burgers te ontnemen/beperken  Bv. Islam. vrouw die de zorg van haar kinderen wordt ontzegt  Bv. Islam. kind die het recht om onderwijs ontnomen  De staat mag de burgers er ook niet toe dwingen mee te doen met expliciet religieuze handelingen Forum externum: het uiten en manifesteren van het geloof o Veel minder bescherming: aan beperkingen onderworpen (lid 2)

Zodra het individu alle nationale rechtsmiddelen heeft uitgeput, kan het een klacht indien bij het EHRM. Bij een botsing tussen wettelijke regeling en de uitoefening van de godsdienstvrijheid, overloopt het EHRM volgend toetsingskader bij art. 9 EVRM: 1. Is er sprake van een godsdienst (opperwezen aanwezig)/levensbeschouwing? - religion of belief voorwaarde - Casuïstische RS: EHRM veel uiteenlopende opvattingen onder het begrip religie plaats o Traditionele godsdiensten maar ook andere (pacifisime) - In ieder geval: de grenzen voor de afbakening van het begrip religie zijn erg ruim - EC in Campbell en Cossans v. VK: hulp/richtlijnen aangevoerd die aanwezig moeten zijn om te kunnen besluiten tot het bestaan van een godsdienst of levensbeschouwing o Indien de ideeën (overtuiging) voldoende overtuigingskracht (overreding), cohesie, ernst (oprechtheid) en belang (importantie) belezen, kan er worden gesproken van een geloof. Enkele ideeën zijn niet voldoende om te besluiten tot een geloof, de opvatting moet gestructureerd zijn. Maw is voor het belief een samenhangend geheel van ideeën vereist. - Moet kunnen worden bewezen dat de godsdienst daadwerkelijk bestaat (identificeerbaar) - Geen belief (NIET):

o o o

o

o

-

WEL: o

Kerk van het Vliegend Spaghetti Monster Religie van de Onzichtbare Roze Eenhoorns Jedi Kerk  Parodiereligies: uitgedacht om de invloed van de bestaande godsdiensten op de politiek en het onderwijs tegen te gaan en om de geloofwaardigheid in vraag te stellen Rokerskerk (GWH: getuigt van ‘arrogantie en misprijzen’ maar had beter de criteria van EHRM overlopen om tot de vaststelling te komen dat er geen sprake was van de godsdienst) Kloosterorde van de Zusters van de Sint Waldburgia (Hoge Raad; Amsterdamse seksclub die zich voorstelde als onderdeel van de Kerk van Satan – indien de club kon worden aangemerkt als lokaal bestemd voor godsdienstuitoefening (aanbieden van seksshows), dan was betreding door de politie niet toegestaan  Omzeilingsreligies: gericht op het verkrijgen van privileges en of omzeilen van regelgeving Santo Daim Kerk (Hoge Raad): er is sprake van een godsdienst en daaraan wordt uiting gegeven door gebruik van Ayahuasca (drugs). Het verbod op de drugs (opiumwet) is eveneens niet onredelijk daar klaagster zelf aangeeft dat het gebruik niet noodzakelijk is voor haar beleving van de godsdienst

2. Is er sprake van een uiting van de godsdienst? - Binnen forum externum: Want indien het niet over het uiten en manifesteren van een godsdienst gaat, maar over het hebben en belijden, is het een absoluut recht (forum internum) en mag er geen beperking worden aan gesteld o Kijken naar de aard van de uiting: dragen van een hoofddoek (Leyla v. Turkije), dragen van een kruisteken (Eweida-arrest), dragen van religieuze tekens in functie in het algemeen, bidden (CGB ), opnemen van snipperdag/vrijaf nemen owv religieuze feestdag (Kosteski v. Macedonië – geen uiting; Suikerfeest arrest bij de HR – wel een uiting) o Kijken naar de omvang van de uiting  Hoogstpersoonlijke invulling (Wicca)  Breed gedragen o Mag worden verlangd dat iemand belijdend is om een beroep op zijn godsdienstvrijheid te honereren? Onder belijden valt niet enkel het aanhangen van het geloof, maar het zich tevens ernaar gedragen  Kosteski v. Macedonië: bewijzen staven dat je daadwerkelijk een geloof belijdt = in beginsel een inbreuk op de godsdienstvrijheid daar de wens van een islamtischme WN niet verschillend mag behandeld worden al naargelang de godsdienst. Maar de vraag naar bewijzen kan gerechtvaardigd worden in arbeidsrechtelijke relatie (WG die de grens trekt daar te verwachten valt dat de afwezigheid van betrokken WN de gang van zaken in het bedrijf ernstig zal schaden)  Suikerfeestarrest (HR):  Subjectief element (belangrijke feestdag)

 -

Objectief element (omstandigheden van het geval)

Beginsel van interpretatieve terughoudendheid: overheid en de rechter laten zich niet over de vraag wat een godsdienst is. Als rechter ben je geen theoloog. Hij krijgt echter vaak te maken met de vraag of ‘een gedraging onderdeel is van het belijden van iemands godsdienst’. o De rechter legt eerste een objectief element voor: gedraging waardoor hij naar objectieve maatstaven een directe uitdrukking geeft aan zijn godsdienst (omstandigheden) o Bij twijfelgevallen (zoals bij opnemen van snipperdag) kijkt de rechter naar de subjectieve beleving van de betrokkene = Beginsel van interpretatieve terughoudendheid geldt bv ook tav de vraag of een boerka al dan niet ter naleving van een religieus voorschrift gedragenheid wordt. Hier liggen theologische twisten aan de grondslag waar de rechter zich dient buiten te houden. Een andere voorbeeld waarin de rechter overgaat dat interpretatie van de religie, is de casus waarin een vader weigert zijn dochter zwemlessen te laten doen vanwege zijn islamitische overtuiging. De rb veroordeelde de vader tot boete omdat het verbieden van zwemlessen niet wordt voorgeschreven door de Soera waarop vader zich beroept. Heir gaat de rechter dus zelf over tot interpretatie van de Koran om te beoordelen of gemengde lessen worden verboden. Dit overschrijdt het beginsel Dit beginsel wordt niet toegepast indien de subjectieve geloofsopvatting een puur individuele opvatting is.

3. Is er een inmenging of inbreuk op de godsdienstvrijheid? Algemeen neutraal geformuleerde regel die niet specifiek gericht is op de beperking van de godsdienstvrijheid maar wel zo’n beperking ressorteert, w veelaal door het EHRM niet gezien als een beperking op de godsdienstvrijheid. De godsdienstvrijheid is dan niet in het geding. Er kan dus sprake zijn van stap 1 & 2 maar bij 3 wordt dit in overweging genomen -

Hoewel een ieder door de algemeen neutraal geformuleerde regel gelijk behandeld wordt, kan zij tot gevolg hebben dat een individu gedwongen wordt zich in strijd met zijn religie of levensbeschouwing te gedragen. o Bv. antroposofische arts die vanwege zijn levensbeschouwing niet wilde deelnemen aan de pensioensregeling 4. Is de schending gerechtvaardigd? Toetsing aan de voorwaarden: - Legaliteit: de beperking moet worden voorzien bij wet. Dit kunnen zowel geschreven als ongeschreven regels zijn, zolang ze maar voorzienbaar en toegankelijk zijn - Legitiem doel (lid 2)+ Leila. UK (bescherming rechten van homo’s) - Noodzakelijk om het doel te verwezenlijken in een democratische samenleving + margin of appriciation o Democratische samenleving  ijkpunten: pluralisme, tolerantie, vrijheid van politieke discussie, consensus, open geest , scheiding KenS, gelijkheid, securalisme o Appreciatiemarge: ruime beoordelingsvrijheid van staten daar het belang van religie van tijd en plaats verschilt en in Europa verschillende verhoudingen bestaan tussen Kerk en Staat

 Subsidiariteit: er mag geen minder zware maatregel bestaan waarbij het doel ook bereikt kan worden  Proportionaliteit: zoeken naar een eindbeslissing die de pluriformiteit van de democratische samenleving zoveel mogelijk waarborgt  Artikel 9 EVRM heeft een grote reikwijdte maar struikelte vaak op de proportionaliteit toets. Er wordt maw niet vaak besloten tot een schending van art. 9 EVRM. Artikel 9 EVRM heeft in beginsel enkel verticale werking maar dit recht is zo belangrijk dat er ook wordt geneigd naar een horizontale werking (bv. Eweida v. British Airways, Kosteski v. Macedonië (bedrijf)

Scheiding van Kerk en Staat -

Je zegt al iets over de religie die je kiest want een kerk is christelijk  Scheiding tussen één specifieke kerk en de staat (uit elkaar trekken van de positie van de katholieke kerk) “Scheiding van Kerk en Staat”: wat het zeker NIET is heerschappij van ofwel de kerk op de staat ofwel de staat op de kerk (theocratie of totalitaire regimes is het dus NIET)  wat het WEL is het omgekeerde: geen heerschappij, d.w.z. vrijheid(szone) voor geloofsgemeenschappen & een handelingsruimte Staa

soorten kerk & staat-stelsels: -

-

-

-

(alle) religie in de greep van de overheid (totalitair secularisme) o Bv. China, Noord Korea Laïcité – varianten (strakke scheiding van kerk en staat; klassiek seculier model) o Aannemen van een godsdienst neutrale houding door staat en het strikt buiten het publiek domein houden van godsdienst. Zo worden de scholen niet gefinancierd door overheidsgelden en worden godsdienstige kenmerken op het openbaar domein/gebouwen geweerd  de staat kan zijn functies uitoefenen zonder al te veel invloed op religie en van religie (zonder dat godsdienstvrijheid kan worden aangehaald als schending) o Frankrijk, Turkije coöperatie- varianten (pluralistische samenwerking) o Er zijn uiteenlopende religieuze gemeenschappen (wezenskenmerk) en de OH stelt zich neutraal op o Het verschil tussen deze en de strikte scheiding is dat bij deze religie wel merkbaar is in het publieke domein en overheidsfinanciering wel mogelijk is (bv. staatstraktement) o Be, NL establishment- varianten (gevestigde/geprivilegieerde kerk) o Landen waar de één of meer godsdiensten een bevoorrechte positie genieten. De leerstellingen ervan worden gezien als normatieve grondslag van de Mij o Denemarken, Noorwegen, Polen, IT overheid in de greep van een (één) religie (theocratie)

o

Vaticaanstad, Saoedi Arabië, Iran

Varianten 1 en 5 zijn nooit in overeenstemming met mensenrechtenverdragen. De modellen bestaan overigens niet in strikte zin. Historie Kerk en Staat NL: Ten tijde van de Republiek der Nederlanden bestond er de geprivilegieerde kerk, m.n. de Gereformeerde Kerk. Zij ontving financiële steun van de OH in en ruil daarvoor mocht de OH controle op haar uitoefenen. De aanhangers van andere religies binnen de Republiek hadden een zwakkere positie. Zij mochten hun religie enkel in privé sfeer belijden. De verschillende godsdiensten werden echter gedoogd wat maakt dat de religieuze minderheden een net zeer sterke positie bekleden tov andere omringende Europese landen. De verschillende godsdiensten werden immers gedoogd. Met de Bataafse Revolutie (1795) komt er een einde aan de Republiek en ontstaat er een eenheidsstaat olv Frankrijk. Er werd een einde gemaakt aan de bevoorrechte positie van de Gereformeerde Kerk en de scheiding tussen kerk en staat wordt gelegitimeerd. Alle kerkgenootschappen werden gelijk behandeld en alle onderdanen genoten van godsdienstvrijheid. Koninkrijk der Nederlanden kreeg vorm in 1813. De scheiding tussen kerk en staat en godsdienstvrijheid werd overgenomen. Het recht van toezicht door de OH verdween. Dit alles werd neergeschreven in de GW in 1848. De christelijke boodschap werd evenwel nog als richtsnoer gehanteerd in het domein van onderwijs. Zo diende het openbaar onderwijs te leiden tot christelijke deugden.Hierop kwam verzet uit verschillende kerkgenootschappen. Zij (protestanten en katholieken) wouden bijzondere scholen met specifiekgodsdienstonderwijs. Uit deze tegenstelling komt de Schoolstrijd voor. In 1917 werd de financiële gelijkstelling tussen algemeen en bijzonder onderwijs vastgelegd in de GW. De kerk oefenden veel macht uit op de politiek, doordat sterk georganiseerde kerkgenootschappen hun leden adviseren op bepaalde geestgezinde partijen te stemmen. Dat politiek rekening houdt met de wensen van kerkgenootschappen zien we bv met de zondag als rustdag. In de jaren 60’ nam de rol van kerkgenootschappen in publieke gemeenschappen af. Het gevolg van de scheiding tussen kerk en staat in NL is e godsdienstvrijheid. Een aantal redenen waarom de scheiding tussen KxS weer een actueel debat is -

-

(NL) samenleving heeft een seculier karakter doordta het aantal gelovigen is gedaald Nieuwe godsdiensten zoals de Islam: o islamitische visies houden er andere bedenkingen op na wat betreft de verhouding tussen kerk en staat o moslims willen zich in publieke ruimte manifesteren als gelovigen (dragen hoofddoek) steeds radicaler opgevatte juridische gelijkheidsbeginsel

De Franse president Chirac volgt de laïcité. Er is geen plaats voor religieuze uitingen op school daar de school eigendom van de Republikeinse staat is. Een neutrale OH is eer één waarbij religie geen rol speelt. In het publiek domein is er slechts plaats voor rede. De Franse grondrechten zijn er niet om de

burgers te beschermen tegen de staat, maar zijn rechten en vrijheden waarvan de staat hoeder en hen dus waarborgt. Deze visie kan de reden zijn waarom FR de laïcité als uitgangspunt kan hebben. In NL volgt men de Laïcité niet en vindt men dat de staat net partijdig is als die van haar macht gebruikt maakt om religies terug te dringen tot in de privésfeer. De scheiding tussen KxS heeft tot een pluralistische samenleving geleid waarbij religie een plaats heeft in politiek. Als kritiekpunt op de laïcité wordt aangevoerd dar de neutrale staat wordt verheven tot een nieuw geloof. Het EHRM stelt het atheïsme gelijk met geloof. Sommigen beweren dat de staat helemaal niet meer neutraal is aangezien ze een nieuw soort geloof vormen dat aan iedereen wordt opgelegd....


Similar Free PDFs