OG 9 klaar PDF

Title OG 9 klaar
Course Blok 1.2
Institution Hogeschool PXL
Pages 16
File Size 426.6 KB
File Type PDF
Total Downloads 21
Total Views 152

Summary

Download OG 9 klaar PDF


Description

OG 1.2.09: KINDERKRABBELS: VISUELE EN VISUEE L- RUIMTE LIJKE VAARDIGHE DEN 

Visuele perceptie o

= totale proces dat verantwoordelijk is voor het opnemen v info uit de omgeving (sensorische receptieve functie) en voor het organiseren, structureren en interpreteren v visuele stimuli (cognitie)  componenten zijn noodzakelijk om tot functioneel zien te komen

o

= een dynamische integratie v sensorische info waarbij nieuwe visuele en motorische input gecombineerd wordt met eerder opgeslagen gegevens

o

Visuele- perceptuele vaardigheden ontwikkelt  Kind in staat om complexe visuele info voor te stellen, deze te creëren en te construeren  Kind kan visuele info mentaal manipuleren om complexere problemen op te lossen, plannen maken en beslissingen nemen

o

Tekorten in de visuele perceptie en in ontw v visueel-ruimtelijke vaardigheden zijn de oorzaak van:  Zijn vaak de oorzaak van functionele problemen bij het bewegen, organisatie v tijd en ruimte, zich aankleden, eten, spelen, lezen, schrijven; rekenen…  Kind in lagere school kan moeilijker hetzelfde niveau halen  Ergo kan helpen

SC HRIJVE N BE SC HRIJVING 

Als een kind niet in staat is om leesbaar handschrift te produceren wordt het ernstig belemmerd o





Afhankelijk vd leeftijd worden er eisen gesteld ivm schrijftempo

Schrift o

belangrijk communicatiemiddel

o

Zal nooit helemaal verbannen worden

o Belangrijke vaardigheid om te studeren en te memoriseren Volgens Nijhuis: o

Schrijven is een complexe handeling  Meervoudige taak waarbij op hetzelfde moment meerder functies worden aangesproken  Beroep gedaan op het procedureel geheugen



o Lezen en spellen van woorden wordt verbeterd door schrijven Volgens Carpenter:

o 

Schrijfproblemen: o





Mensen met verstandelijke beperking participeren beter wanneer ze hun naam zelfstandig kunnen schrijven onleesbaar, tempoproblemen of pijn bij het schrijven

Schrijfproblemen oorzaak: o

Causale Uiting van complexe motorische problemen

o

Gedragsstoornissen of leerproblemen obv cognitieve dysfuncties

 Dyslexie, ADHD,… Schrijfbeweging: o

Verplaatsing vd onderarm (grote progressie)

o

Polsbeweging (kleine progressie)

o

Vingerbeweging (inscriptie)

 Vereist een gedoseerde spiercoördinatie deze deelbewegingen op elkaar afstemmen is moeilijk, maar wel nodig om op een soepele efficiënte manier te schrijven. -

Spieren voorarm staan in voor het verbinden vd lettergrepen tot woorden en voor de spaties tussen woorden

HE T AANLEREN VAN DE SCHRIJFTAAK 

Tijdstip waarop kinderen leren schrijven is afhankelijk vd verworven voorbereidende schrijfvaardigheden (effectief schrijfonderwijs vanaf 1 ste leerjaar)



Volgens litière en nijhuis: o

Noodzakelijk dat kind motorische, perceptuele en cognitieve vaardigheden verworden heeft en gemotiveerd is om schrijfvaardigheden

o 



aan te leren (6jaar)

Mackenzie toont aan: o

Belangrijk verband tussen tekenen en schrijven

o

Kinderen leren schrijven vanuit het reeds gekende tekenen

o

Tekenen heeft een + invloed op de latere schrijfattitude en motivatie

Belangrijkste voorwaarde voor schrijven: o o

Grove motoriek : goede zithouding, posturale controle Fijne motoriek : pengreep, in-handmanipulaties, kleine bewegingen

o

Duidelijk ontwikkelde handvoorkeur

o

Pengreep:  Openwebspace  Vingerdynamiek  Polsstabiliteit  Bekendste pengreep: drietopsgreep

o o

Het maken v gedifferentieerde arm-, pols- en vingerbewegingen Zintuiglijke ontwikkeling

o

Visueel- ruimtelijke ontwikkeling  Vormconstantie en discriminatie  Visueel geheugen  Ruimtelijke oriëntatie en structuratie  Visuele en visueel-ruimtelijke vaardigheden: visuele perceptie (zie bovenaan)

o

Visuomotorische ontwikkeling

o

OHC

o

Voldoende taalontwikkeling

o

Voldoende intrinsieke motivatie

o

Voldoende executieve functie

HOE INTE RPRETEREN E N EVALUEREN VAN EE N KINDERTEKENING 

Belangrijke rol bij het perfectioneren vd fijne motorische vaardigheden en bij andere aspecten vd ontwikkeling



Verwerven motorische vaardigheden die ze later nodig hebben bij het schrijven



Belangrijke lessen: o o

Belang van planning Zelfbeheersing

o

Zelfcorrectie



3 Jarigen: geen einddoel



5jarigen: denkt langer na over resultaat en beoordeeld, corrigeert



Oudere kinderen maken dezelfde tekening vaak opnieuw waarbij ze proberen hun



eerdere foute te corrigeren en het eindproduct te verbeteren Volgens Howard Gardner: o

Ruwe tekening v peuters is te vergelijken met brabbelen bij baby’s  de willekeurige strepen en vormen van jonge kinderen zouden alle bouwstenen bevatten voor de complexere creaties die zij later produceren



Volgens andere onderzoekers doorlopen peuters/ kleuters een aantal stadia volgens KELLOG: 1. Krabbelstadium a. Horizontale en zigzaglijnen b. Linken aan periode van krabbeling c. 3jaar 2. Vormstadium a. Wordt bereikt rond de leeftijd van 3 jaar b. Verschijnen van vormen, zoals vierkanten en cirkels 3. Ontwerpstadium

a. Vermogen om meer dan één eenvoudig vorm te combineren tot een complexere vorm 4. Picturale stadium a. Tussen 4de – 5de levensjaar b. Tekeningen beginnen op herkenbare objecten te lijken i. Volwassenen stimuleren het erg c. Kind heeft minder interesse voor vorm en ontwerpen

LITERATUUR ONTWIKKELING NAAR LATERALITEIT: BE GRIPSOMSCHRIJVING: LATERALITEIT: = het gegeven (een toestand of het besef) van ongelijkheid in het functioneren tussen lichaamsdelen die fysiek dubbel overkomen in ons lichaam LINKS- OF RE C HTSHANDIGHE ID = een duidelijke voorkeur voor het gebruik vd ene hand boven de andere -

aan het einde van de kleutertijd vertonen de meeste kleuters een duidelijke voorkeur voor een bepaalde hand => Ze hebben dan links- of rechtshandigheid ontwikkeld





Sommige signalen zijn al zichtbaar in de vroege babytijd o

Voorkeur geven door met bep hand meer te grijpen

o

Aanleg is aanwezig in het brein (alleen nog niet stevig verankerd)

Naarmate kinderen ouder worden verankert de handvoorkeur +-5jaar o aan het einde van de kleutertijd vertonen de meeste kleuters een duidelijke voorkeur voor een bepaalde hand => Ze hebben dan links- of rechtshandigheid ontwikkeld o

90%  rechts

o

10%  links  Lopen risico vroeger te sterven

SOORTEN LATERALITE IT: 1. Gebruikerslateraliteit = distale lateraliteit: o

=Handvoorkeur

o

Meer onderhevig aan sociale druk en plasticiteit

o

Na verloop van tijd: duidelijk waarneembaar + beïnvloedbaar tot 4 à 5 jaar.

o

één van de meest opvallende verschijningen van hersenhelftspecialisatie

o

Ambidexter  = even handig zijn met rechts en links

o

Ambilateraal:  = vrij onhandig is met beide handen

2. Neurologische lateraliteit = hemisferische lateraliteit o

= cerebrale lateraliteit volgens Van Grunsven

o

Uitwendig minder makkelijk waarneembaar

o

Aangeboren/ axiale lateraliteit  Voorkeur voor de rechterkant van het lichaam

LATERALISATIE PROC ES: -

Lateralisatie wijst naar een proces  een ontwikkeling

-

Rijpingsproces van 2 hersenhelften en het corpus callosum met wederzijdse beïnvloeding  deze verbinding is cruciaal om bimanueel te werken. o

Leidt meestal tot dominantie

ONTWIKKE LING NAAR LATERALITEIT: -

Het corpus callosum speelt een belangrijke rol als brug tussen beide helften o

-

Cruciaal voor bimanueel werken

Mixed-handedness  is een kind dat geen stabiele handvoorkeur ontwikkelt (oorzaak: verminderde corticale lateralisatie)

FASEN IN DE ONTWIKKE LING: 1. Pre-symmetrisch fase of het slurfstadium = verticaliteit: o

0-4 jaar

o

Verschil in bewegingen van beide ledematen  de spierwerking in de ene lichaamshelft antagonistisch (tegengesteld) is aan die van de andere lichaamshelft = linksrechtsantagonisme van de spieren

o

Verticale fase : geen voeling met mid-saggitale scheidingsvlak

o

Oudste primitieve motoriek:  Doel slurfmotoriek = de voortbeweging 

2-dimensionaal

2. Symmetrische fase o

4e/5e en 6e levensjaar

o

Bewegingspatroon:  Dorso-ventraal spierantagonisme  Spieren in beide romphelften dorsaal samentrekken, ventrale spieren ontspannen

o

Kind ontdekt dat er 2 tegengestelde kanten zijn

o

2 hersenhelften en 2 lichaamshelften krijgen een eigen identiteit

o

Tegenstellingen in verticale vlak worden nu begrepen (boven/beneden): In verticaal vlak  kruising van middellijn vindt nog niet plaats  De lichaamslijn geldt dus als ordeningsprincipe  kind gaat deze middellijn spontaan niet kruisen  BV: vw ligt links dus gebruiken linkse hand

o

Symmetrisch bewegen is alleen mogelijk wanneer er in beide helften vh CZS de functies synchroon verlopen  Daarvoor moeten de beide hersenhelften een commissurale verbinding hebben waardoor in beide richtingen iedere functie doorgegeven kan worden.  BV: twee armen tegelijk omhoog

3. Lateralisatiefase: o

+/- 6jaar = leert de middellijn overschrijden

o

Verschil in vaardigheden tussen beide handen: de ene hand wordt ervaren als meer doelgericht, de andere hand als meer assisterend

o

meer complexere samenwerking tussen beide lichaamshelften

o

Oppositie van de duim :  De duim vervangt als het ware de vingers van de andere hand. Waar het kind vroeger beide handen nodig had, kan het nu bepaalde bewegingen met één hand uitvoeren. Dit is wel pas mogelijk als het kind genoeg met beide handen heeft gewerkt (in de symmetrische fase dus)

o

Overgangsfase van de symmetrie naar een onafhankelijke één-handigheid  Alleen mogelijk als het kind de mee-bewegingen (=synkinesieën) vd andere lichaamshelft kan onderdrukken (= inhibitie v meebewegingen vd andere lichaamshelft dankzij info uitwisseling tussen beide hemisferen)

o

Links en rechts benoemen  Een vast referentiepunt gekregen

4. Dominantiefase: o

meerdere handelingen tegelijk uitvoeren op verschillende niveaus

o

7jaar:  Beide richtingen en functies te integreren :



De dominante hand en steunende hand kunnen wisselen van functie afhankelijk van de taak, de actiehand kan worden gebruikt als stabilisatiehand en de stabilisatiehand als actiehand.

 Beide werk- en draairichtingen hanteren  o

belangrijk voor het schrijven

8-9 jaar  Herkennen L/R bij een vis-vis imitatie (= tegenovergestelde imitatie) voordoen -->links-rechtsonderscheid moeilijk met spiegelbeeld  het kind kan dus de linker en rechtkant van de tegenoverstaande persoon aanwijzen = spiegelbeeld uitvoeren

Koppeling: Ontwikkeling Lateraliteit – Menstekening -

De uitvoering van ‘een menstekening’ zowel het ‘proces’ als het ‘product’ van de tekening is ‘een venster op de ontwikkeling’

-

Het kunnen tekenen van een kopvoeter komt overeen met het bereiken van de fase verticaliteit

-

In de symmetrische fase zullen deze laterale delen (armen, benen , ogen, …) vrij symmetrisch getekend worden

-

Tijdens de lateralisatiefase gaan we zien dat het kind bv. een arm naar boven zal tekenen en de andere naar beneden, er zullen nog meer details aanwezig zijn en we zien duidelijk de middenlijn verdwijnen

-

Tekeningen worden asymmetrisch. In de dominantie fase zullen we zien dat het mannetje een handeling zal gaan uitvoeren

Koppeling: Ontwikkeling Lateraliteit -Lichaamsschema/besef – Visueel ruimtelijke organisatie – Vormgeving (zie schema)

WAT IS TEKENONTWIKKELING: 

Spontane activiteit



52 weken



Tekenen leert hun belangrijke lessen: planning, zelfbeheersing, zelfcorrectie.

E VOLUTIE VAN KINDE RTEKE NINGE N: 1. PE RIODE VAN DE KRABBELING: Dit stadium loopt van de allereerste pogingen van het kind om tekentjes te maken met een potlood tot aan de fase waarin het kind probeert om de tekeningen die het maakt iets bepaald te laten voorstellen

1. VOOR DE LEE FTIJD VAN 2 JAAR: -

kind met het potlood zwaaibewegingen maakt zoals het dat met verschillende dingen doet. Raakt het potlood bij deze beweging toevallig een blad papier, dan laat het potlood tot zijn grote verbazing een spoor na, een lijn o

met opzet krassen begint = kinesthetische fase van het tekenen 

de beweging is een plezier



die bewegingen hebben invloed op de omgeving



operante conditionering

-

Tekenen begint als een louter bewegingsspel

-

Grote verbazing een spoor, lijn na  kinesthetische fase o

Kinesthetische fase = de beweging is een plezier, het tekenen op zich nog niet

o

De bewegingen hebben een invloed op de omgeving, namelijk het kind kan iets tevoorschijn toveren dat er voordien niet was

o

Operante conditionering: 

zwaaien met een potlood, raakt papier en maakt een kras  verbazing

 -

bekrachtiging vd ouders

volgorde krassen o

Altijd horizontale krassen heen en weer

o

Daarna verticale op en neer

o

Stippen die ontstaan omdat het potlood op papier wordt gehamerd

o

Uit de horizontale en verticale krassen komen spontaan de krabbels tevoorschijn  waaiervormig, spiraal, cirkels, golflijnen

2. 2À3 JARIGE: -

Aandacht naar de lijnvoering gaat

-

Blad vullen met krassen  zorgt voor vlakken met kleur (grijs of blauw)

3. 3À4 JARIGE LE EFTIJD: -

Einde van deze periode  figuren ontstaan o

Niet perfect maar wel herkenbaar

o

Vaker in combinaties getekend

4. NAAMGEVEN -

Leeftijd van 3

-

Kind ziet wat hij getekend heeft o

2 universele dingen die het kind erin kan zien: 

Gezicht



Cirkel  Zon

-

Naamgeving verandert snel

-

Vanaf dit moment gaat het kind zijn krabbels benoemen  kind verandert in een handomdraai de betekenis van de krabbel o

Bv. kind geeft een andere betekenis: tekent een bloem maar geeft een andere betekenis poes

5. BE LANG VAN HE T KRABBE LEN: -

Aanloop naar het eigenlijke tekenen

-

Belangrijk stadium

-

o

Verkeerd om te denken dat krabbelen overbodig is

o

Niet beschouwen als mislukte pogingen

o

Veel oefenen  kind vlugger en gemakkelijker kunnen weergeven

Belangrijk dat kind elk stadia doorloopt

2. PE RIODE VAN DE IDE OGRAFIE: 3À4 – 7 JAAR: -

In deze fase: o

Kind niet langer alleen maar bevredigd door de motorische activiteit 

Eist het dat zijn tekeningen een inhoud krijgen, bepaalde dingen gaan voorstellen die het kind vanuit zijn omgeving kent

1. MENSTEKENINGE N: -

3à4 jarige leeftijd o

Na het hoofd met ogen, neus en mond, komen vrijwel altijd eerst de benen  niet het lijf

-

o

Kopvoeters

o

Geconditioneerd gedrag = aangeleerd

4à5 jarige leeftijd o

Armen, handen, vingers als romp en voeten tekenen

o

Armen vertrekken aanvankelijk vanuit het midden van de romp soms ook vanuit schouders

o

Tussen 4 en 5 jaar wordt ook steevast de romp getekend  1ste rompen zijn kleiner dan het hoofd 

Deze verhouding verandert met de toenemende verstandelijke ontwikkeling van het kind => dan romp wel groter als hoofd getekend

o

ogen, neus en mond worden beter verdeeld binnen de ruimte van het frontale aangezicht

o

haar of hoofddeksels worden zelden vergeten

o

Geen nek (hals wordt sporadisch weergegeven)

o

Handen en vingers 

o

Voeten 

o -

Kringen en bloemvormen Strepen naar buiten

Oren ontbreken (haren erover)

5à6 jarige o

Beginnend onderscheid is in de man/vrouw voorstelling

o

Zien aan de kledij

o

We zien nog wel de onnatuurlijke lichaamsvormen 

Stijve armen die recht op het lichaam staan



Soms hoofd wel al kleiner in vgl met romp

o

Bij enkele kinderen kan men een handeling onderscheiden

o

Bijna alle figuurtjes worden lachend voorgesteld

o

voeten worden af en toe al eens in dezelfde richting getekend

2. HE T DIER: -

3à4 jarige leeftijd: o

Veel krabbels worden getekend  hieruit groeien dan figuurtjes die nog erg op de voorstelling van de mens lijken

o

Verticaal en frontaal getekend  net zoals bij de mens

o

Een kopvoeter van een dier 

-

2 poten

4à5 jarige o

Horizontale stand van de romp

o

Bijna in alle tekeningen 4 poten getekend

o

Kop nog gedraaid in vooraanzicht

o

Dieren herkenbaar door details

 -

Uier  koe

5à6 jarige: o

Vormgeving = levendiger 

o

Dier zal een beweging uitvoeren

Vaak wordt het dier in natuurlijke omgeving voorgesteld

o

Meeste kinderen gaan de 4 poten per twee koppelen

o

Soms kop van dier in profiel tekenen

3. HE T HUIS: -

3à4 jarige: o

Frontale voorstelling

o

Dak = driehoek of vergeten

o

Ramen en deuren = rechthoeken

o

Muur onderbroken met rechthoekjes die deur en raam voorstellen

o -

-

Simpel getekend

4à5 jarige: o

Ramen ingedeeld

o

Schoorsteen en rookpluimen

o

Dakpannen en stenen aanwezig (soms)

o

Gordijnen

...


Similar Free PDFs