Samenvatting...
Vertaling tijdens Frans
Indicatif présent Je ris
Tegenwoordige tijd Ik lach
Passé composé J’ai ri
Onvoltooid verleden tijd Ik heb gelachen
Passé récent Je viens de rire
Recent verleden Ik heb net gelachen
Imparfait Je riais
Verleden tijd Ik lachte
Futur proche Je vais rire
Nabije toekomst Ik ga lachen
Futur antérieur J’ aurai ri
Toekomst Ik zal gelachen hebben
Conditionnel présent Je rirais
Voorwaarde Ik zou lachen
Futur simple Je rirai
Toekomst Ik zal lachen
Impératif Ris !
Bevel Lach !
Subjonctif présent Que tu ris
(in bijzin met que) Dat je lacht
Plus-que-parfait J’ aurais ri
Voltooid verleden tijd Ik had gelachen
Passé simple Je ris
Verleden tijd in schrijftaal Ik lachte...