Psychologie samenvatting - sensatie en perceptie PDF

Title Psychologie samenvatting - sensatie en perceptie
Course Psychologie
Institution Karel de Grote Hogeschool
Pages 9
File Size 455.3 KB
File Type PDF
Total Downloads 33
Total Views 135

Summary

Sensatie en perceptie...


Description

Psychologie 1.Sensatie en perceptie Sensatie = een vroeg stadium van perceptie waarin neuronen van een receptor een stimulus omzetten in een patroon van zenuwimpulsen  sensatie is dus de eerste gewaarwording Stimulus wordt omgezet in een vorm die de hersenen kunnen begrijpen Perceptie is het proces van waarneming (betekenisverlenging)

Hoe veranderd stimulatie in sensatie? De waarneming Het waarnemingsproces: 3 fasen  Sensatie of gewaarwording  Organisatie tot geheel  Betekenisverlenging Prikkels van buitenaf beïnvloeden ons: bottom-up-processen (je ziet iets gebeuren, maar denkt er niet verder over na) Wij organiseren die info en geven er een betekenis aan: top-downprocessen (betekenis geven aan iets) Voorbeeld: je ziet een bal voorbijrollen (bottom-up: je denkt er niet verder over na), en daarna zie je een kindje en je denkt (dat zal zijn bal zijn) (= top down).

Stimulatie verandert in perceptie1 Transductie: het proces waarbij fysische energie, zoals licht -en geluidsgolven, wordt omgezet in neurale impulsen.

Sensorische adaptatie Voorbeeld: muziek in de auto, zwembad (temp),… = onze gevoeligheid neemt af als de prikkels constant blijven terugkeren (stelt ons in staat om onze aandacht te richten op wat WEL belangrijk is. 1 Die zenuwimpuls vervoert sensorische informatie in gecodeerde vorm naar de hersenen, waar hij verder zal worden verwerkt. Deze met informatie geladen impuls verplaatst zich over een zenuwbaan naar gebieden in de hersenen die zijn gespecialiseerd in de verwerking van zintuiglijke indrukken. Uit de neurale impulsen die via de zenuwbanen worden vervoerd, halen de hersenen informatie over de elementaire kenmerken van de stimulus ( in dit geval geluidssterkte, toonhoogte, richting van het geluid). Let wel, de stimulus zelf komt dus niet verder dan de receptor. Het enige wat in het zenuwstelsel wordt verplaatst is informatie in de vorm van een neurale impuls.

Beperkingen: bij té intense prikkels (aan sommige dingen zal je nooit adapteren)).

De differentiële drempel of verschildrempel = de hoeveelheid verschil in intensiteit tussen twee prikkels die we in 50% van de gevallen nog net als van elkaar verschillend kunnen waarnemen (juist waarneembare verschil)  Wet van Weber: het juist waarneembare verschil is groot als de intensiteit van de stimulus groot is en klein als de intensiteit van de stimulus klein is.

Signaaldetectietheorie Gevoeligheid voor prikkels varieert voortdurend: schommelingen in waarneming Variatie over mensen en omstandigheden Sensatie: afhankelijk van  de kenmerken van de stimulus (responscriterium: zwakke en sterke stimuli)  de achtergrondstimulus: storende achtergrond of op elkaar gelijkende stimuli  de detector: sensitiviteit, eigenschappen van de waarnemende persoon, rol van verwachting  de klassieke theorie stelt dat iets wordt gehoord zodra het boven de absolute drempel komt, de nieuwe opvatting is meer dan enkel ja/ nee.

2.Waarom lijken zintuigen op elkaar? In grote lijnen werken de zintuigen allemaal op dezelfde manier, maar elk zintuig pikt zijn eigen soort informatie op en stuurt die naar zijn eigen gespecialiseerde verwerkingsgebied in de hersenen. Sensorische cortex: homunculus (misvormde figuur die weergeeft hoeveel % van de hersenen gespecialiseerd zijn in dat zintuig).

3.Wat is de relatie tussen perceptie en sensatie? Van sensatie naar perceptie    

Perceptie is géén spiegel van de realiteit Taak van perceptie = sensorische input aan de omgeving te onttrekken en die te organiseren tot stabiele, betekenisvolle percepten Percept = betekenisvolle product van perceptie Perceptuele verwerking = binnenkomende info wordt vergeleken met gelijkende info uit geheugen

Systeem van perceptuele verwerking Kenmerkdetectoren = een groep gespecialiseerde cellen die zijn toegelegd op het detecteren van de specifieke kenmerken van een stimulus. Vb. lengte, kleur, lichtinval,… Detectoren voor menselijk gezicht in occipitaalkwab

Bottom-up en top-down verwerking Bottom-up = perceptuele analyse die de nadruk legt op de kenmerken van de stimulus Top-down = perceptuele analyse die de nadruk legt op onze verwachtingen, concepten, herinneringen en andere cognitieve factoren. Vb. het volgen van een bewegende bal, Brad Pitt is knap,…)

Perceptuele constanties Perceptuele constantie is het vermogen om hetzelfde voorwerp in verschillende omstandigheden, zoals verandering in verlichting, afstand of omgeving te herkennen. Dit is een voorbeeld van top-down verwerking. Er bestaan verschillende soorten constanties:  Grootteconstantie  Kleurconstantie  Vormconstantie  Plaatsconstantie

Perceptuele blindheid en veranderingsbeleid Perceptuele blindheid: waarnemingsfout die plaatsvindt omdat het mensen vanwege selectieve aandacht niet lukt om iets waar te nemen Veranderingsblindheid: een perceptuele fout waarbij veranderingen die plaatsvinden in iemand visuele veld niet worden waargenomen (bv. wanneer een vriend plotseling een andere haarkleur heeft)

Selectieve aandacht (VOORBEELD VAN DE GORILLA) Informatie die ‘eruit springt’ krijgt onze aandacht: omdat ze belangrijk is voor onzelf, gevaar betekent,… Vb. moeder met wenend kind, cocktailpartyfenomeen Het selcteren van maar 1 boodschap uit twee of meerdere boodschappen.

Perceptuele ambiguïteit en vervorming Doel van perceptie = accurate waarneming om te ‘overleven’ MAAR wereld is soms niet gemakkelijk te ‘lezen’. (het belangrijkste doel van perceptie is om een accurate greep op de wereld te krijgen. Overleven is afhankelijk van de accurate waarneming. Maar de omgeving is niet alitjd even gemakkelijk te ‘lezen’). We noemen dit een ambiguë foto: stimuluspatronen die op twee of meer verschillende manieren kunnen worden geïnterpreteerd. Maar perceptuele problemen ontstaan niet alleen door ondeuidelijke stimuli, soms is het de interpretatie van een beeld dat onze perceptie verselijk inaccuraat maakt: dit is een ILLUSIE Illusie = de aantoobare foute arvaring van een stimuluspatroon die wordt gedeeld door de anderen in dezelfde perceptuele omgeving.  treedt op als de receptoren op een ongebruikelijke manier worden gestimuleerd = verkeerde info naar de hersenen Maar er kan ook iets mislopen op het niveau van de perceptie. Hoewel je weet dat de vierkanten zwart zijn en de lijnen wit, is deze kennis niet sterk genoem om de illusie, die zich op een basaler, sensorisch niveau afspeelt te onderdrukken. Illusies op dit niveau treden over het algemeen op als receptoren op een ongebruikelijke manier worden gestimuleerd, waardoor verkeerde info naar de hersenen wordt gestuurd. Een tweede soort illusie ontstaat als er iets misgaat op het niveau van de perceptie: ambiguë figuren

Illusies  

Om illusies te kunnen begrijpen, grijpen we terug op onze ervaringen, leren en motivatie Ook gebruik in dagdagelijks leven

Dambordillusie

Theoretische verklaringen  Proces van herkennen betekenis geven  Opwaartse verwerking  Neerwaartse verwerking  2 verklaringskaders leren door ervaring ne door gestaltpsycholigie  Perceptuele interpretaties = hypotheses over onze sensaties (vb. gezichten)

Leren door ervaring Een waarnemer zal eerder opgedane kennis over de omgeving gebruiken bij het interpreteren van nieuwe sensorische informatie. Vb. als baby leren we te verwachten dat geizchten vaste verschillende kenmerken hebben die altijd voorkomen. We leren dat je gelaatsuitdrukkingen het best kunt waarnemen als het gezicht in verticale postitie staat.

Contect, verwachtingen en perceptuele predispositie Context en verwachtingen:  Op basis van context vorm je bepaalde verwachtingen over personen, voorwerpen, en gebeurtenissen  Dus perceptuele identificatie bepaald door uiterlijke kenmerken van het voorwerp en jou verwachtinge  vb. je leest ‘the cat’ terwijk de twee middelste letters identiek zijn en je gebruikt ze eerst als ‘h’ en dan als ‘a’. Dit komt doordat je perceptie beïnvloed werd door wat je weet over Engelse woorden. Hoewel de context je ook kan miseleiden waardoor sommige stimulil verkeerd waarneemt, is het ook een zeer nuttig hulpmiddel om ambiguë stimuli te identificeren.

Perceptuele predispositie = gereedheid om een specifieke stimulus op te merken in een gegeven context Meetsal zorgt een percetuele predispositie ervoor dat je een ambigue stimulus omzet in de stimulus die je verwachtte.  Vb. leverworst, boter, jam, ham, k??s  je leest ‘kaas’ omdat je dat verwacht = afhankelijk van de situatie waarin je iemand kent, ontwikkel je een bijpassende predispositie Context en percetuele predispositie = vooroordelen

Gestaltebenadering De hersenen zijn van nature geneigd om te zoeken naar patronen (Gestalt). Sommige van die patronen zijn aangeboren Figuur (= gestalt) en achtergrond (bv. vaas) Lege plekken opvullen  deze gestaltepsychologie stelt dat de hersenen van nature geneigd zijn te zoeken naar patronen (Gestalts)

Organistatie van prikkels Mensen nemen diwksels geen losse prikkels waar, maar een GESTALT of PERCEPT = geheel waarvan de delen zich tot elkaar verhouden, dat het geheel veranderd als één deel veranderd

Figuur en grond Een percept wordt verdeeld in figuur en grond Figuur = patroon ofwel GESTALT, waar alle aandacht naartoe gaat Grond = al het andere

Lege plekken opvallen Gestaltwetten van perceptuele ordening Vraag examen: WAT IS GEEN? Gestlaltwetten van perceptuele ordening:  Wet van de gelijkheid (objecten die sterk op elkaar lijken zullen als één groep gezien worden)  Wet van de nabijheid (twee verschillende sokken in lade naast elkaar: we voegen dingen bij elkaar omdat ze zich in de buurt bevinden of dingen die in een doorgaande lijn of kromming zijn geplaatst worden gegroepeerd waargenomen)  Wet van de geslotenheid (stippenlijn cirkel wordt gezien als cirkel) (foto hieronder)  Wet van de continuering (speelt ook rol in manier waarop mensen waarnemen: iemand die we lang niet hebben gezien gaan we ervan uit dat die er nog hetzelde uitziet)  Wet van de pregnantie (we nemen bij voorkeur het eenvoudigste patroon waar, het patroon dat de minste cognitieve inspanning kost (= minimumprincipe van perceptie)

Gestaltpsychologie Hier zie je er drie: gelijkenis, dictheid en continuering: Wat zie je? A vijf kolommen ipv rijen, B de ongelijke tekens voeg je samen omdat ze zo dicht naast elkaar liggen, C de lijnen snijden elkaar in een groot aantal stukken maar het is makkelijker om er slechts twee lijnen in te zien, waarbij het lijkt alsof beide lijnen ononderbroken doorlopen en de andere lijn snijden.

Wet van de pregnantie: we zien wat we verwachten te zien, niet wat er werkelijk is = minimum van perceptie...


Similar Free PDFs