Samenvatting Aardrijkskunde 3 PDF

Title Samenvatting Aardrijkskunde 3
Author Frauke Van Kerckhove
Course Aardrijkskunde
Institution Hogeschool Gent
Pages 58
File Size 1.3 MB
File Type PDF
Total Downloads 76
Total Views 123

Summary

Download Samenvatting Aardrijkskunde 3 PDF


Description

Frauke Van Kerckhove – 2019

Samenvatting aardrijkskunde 3 1. Demografie 1.1 

  



Inleiding

2/3 van de bevolking leeft in ontwikkelingslanden, waarvan deze de grootste zijn: o China met 1,4 miljard o India met 1,3 miljard o Bevolking groeit met 2% 1/3 woont in de ontwikkelde landen, hier groeit de bevolking niet meer of neemt zelfs af We leven allemaal op dezelfde eindige planeet, de bevolkingsgroei heeft dus impact op het land maar ook op de welvaart en levenskwaliteit van andere landen Migratie verbindt ook de verschillende landen o Steden groeien in sneltempo aan in ontwikkelingslanden – urbanisatie o Ontwikkelingslanden – migratie naar steden voor beter leven o Of migratie naar ontwikkelde landen De demografie is de wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van de grootte, de structuur, de geografische distributie en de dynamiek van een bevolking of populatie. o Ze beschrijft niet enkel de verandering, maar geeft hier ook verklaringen voor

1.2

Populaties

Een natuurlijk voorkomende populatie kan bepaald worden a.d.h.v. volgende kenmerken: 





Endogaam: de leden planten zich vooral met elkaar voor, maar kunnen ook met een lid van een andere populatie voortplanten. (Niet hetzelfde als een soort, want de nakomelingen van twee verschillende populaties zijn zelf ook vruchtbaar.) Populaties worden begrensd door een geografisch territorium, ze hebben een nauwe band met de omgeving waar ze leven. Het voedingspatroon en de kledij zullen bv. in direct verband staan met de limieten en opportuniteiten van de omgeving. o De endogamie en territorialiteit zorgen voor een eigen kenmerkende gezamenlijke genepool bij elke populatie. Verder is er nog de socioculturele erfenis. De cultuur van een populatie wordt doorgegeven van generatie op generatie. o Het is deze erfenis die vaak voor extra moeilijkheden zorgt bij demografische assimilatie.

1.3

Demografische indicatoren

De belangrijkste demografische indicatoren kunnen in vier categorieën worden onderverdeeld:    

Grootte: het aantal individuen binnen een populatie Structuur: de verschillende manieren van vorming van subpopulaties Geografische distributie: hoe de populaties verdeeld zijn over de fysieke ruimte Dynamiek van een aggregaat of populatie: veranderingen in grootte, structuur en geografische distributie van een populatie doorheen de tijd

1

Frauke Van Kerckhove – 2019

1.3.1 Parameters die te maken hebben met de grootte 1.3.1.1 Bevolkingsgrootte De bevolkingsgrootte geeft aan hoeveel mensen in een bepaald gebied wonen en werd oorspronkelijk berekend of geteld om een idee te hebben over ‘the man power’ waarop een land kon steunen. Het is niet hetzelfde als de bevolkingsdichtheid- of groei.

1.3.2 Parameters die te maken hebben met de structuur Deze parameters kunnen in twee klassen onderverdeeld worden: biologisch (leeftijd en geslacht) en sociocultureel (onderwijsniveau, sociale klasse, ras, etniciteit, …) 1.3.2.1 Geslachtsverhouding De geslachtsverhouding meet de verhouding tussen de geslachten, dit wordt uitgedrukt in het aantal vrouwen per 100 mannen in een land. De formule: SR =   

( MF )∗100

Ontwikkelde landen: meer vrouwen dan mannen  verouderde bevolking Indicatie voor levensstandaard: minder vrouwen dan mannen  lage levensstandaard Kan uitgezet worden in leeftijd: bij geboorte meer mannen, op oudere leeftijd meer vrouwen want het sterftecijfer van mannen is lager

1.3.2.2 Bevolkingspiramides of leeftijdshistogrammen Deze grafiek combineert de leeftijds- en geslachtsstructuur van de bevolking. De x-as wordt verdeeld in twee delen, waarvan het blauwe, linkse deel het aantal mannen per leeftijdscategorie toont en het roze, rechtse deel het aantal vrouwen. Op de y-as staan de leeftijdscategorieën. In een bevolkingshistogram is de demografische geschiedenis van een land terug te vinden. Dit is het bevolkingshistogram van de Belgische bevolking in 1888. Het tweede is van 2008. Uit beide figuren kan de evolutie van de nataliteit en mortaliteit afgeleid worden. Specifieke gebeurtenissen zoals de twee wereldoorlogen en de inwijking van allochtonen zorgen voor detailwijzigingen, maar verstoren de algemene structuur niet. Enerzijds is er door de verlenging van de levensduur een groter aandeel 65+ in 2008, anderzijds is er door de daling van de vruchtbaarheid een vermindering van -14jarigen.

2

Frauke Van Kerckhove – 2019

1.3.2.3 Afhankelijkheidscoëfficiënt De afhankelijkheidscoëfficiënt geeft weer hoe sterk de economische niet-actieve bevolking afhankelijk is van de economische actieve bevolking. De formule: AC =

Aantal jongeren ( ¿ 15 j ) +aantal bejaarden (¿ 65 j) ∗1000 Aantal volwassenen (15 j−64 j )

In ontwikkelingslanden liggen deze cijfers vaak heel hoog door het grote aantal kinderen. In ontwikkelde landen wordt het cijfer vooral bepaald door de hoeveelheid ouderen. 1.3.2.4 Raciale en etnische samenstelling Deze parameters worden berekend als een percentage tegenover de totale bevolking van een gebied. Het afbakenen van rassen en etnische groeperingen is een moeilijke kwestie, dus het wordt bekeken als tot welk ‘ras’ het individu vindt dat het behoort. Het is dus geen biologische of antropologische onderverdeling meer. Verder is het de vraag of er nog over ras gesproken moet worden, aangezien er geen grenzen meer tussen zijn, daarom spreken we nu over verschillen in etnische samenstelling. Samenlevingen bestaan uit etnische groepen: mensen die samen horen door een gemeenschappelijke cultuur, type, godsdienst, taal of nationaliteit en zich daardoor van anderen onderscheiden. Er zijn geen pure etnische groepen meer, door migraties, diffusies en vermengingen. Etnische stratificatie is de ongelijke verdeling van levenskansen door verschillen in etniciteit. (In de VS is dit heel uitgesproken.) 1.3.2.5 Socio-economische klasse  Wordt bepaald door de sociaaleconomische status (SES)  Geeft de mate weer waarin personen, gezinnen, huishoudens en geografische gebieden de mogelijkheid hebben om maatschappelijk gewaardeerde goederen te creëren of consumeren  Opleiding, inkomen en het beroep zijn indicatoren voor de SES o Omvatten elk een ander aspect o Zijn niet onderling uitwisselbaar

1.3.3 De dynamiek van de bevolking Absolute kengetallen zij moeilijk vergelijkbaar en worden daarom vervangen door parameters. 1.3.3.1 Geboortecoëfficiënt of nataliteit (N) Het aantal levendgeborenen per 1000 inwoners per jaar. In promille, in ontwikkelde landen lager dan in ontwikkelingslanden. De formule: N =

Totaal aantal geboortenhalverwege het jaar J ∗1000 Aantal inwonershalverwege het jaar J

1.3.3.2 Sterftecoëfficiënt of mortaliteit (M) Het aantal sterfgevallen per 1000 inwoners per jaar. In promille, soms worden de doodgeborenen meegeteld, soms weer niet. Nadeel: deze coëfficiënt weerspiegelt vooral de leeftijdsopbouw van de groep en is bijgevolg vooral een ouderdomsindicatie of een indicatie voor de toegang tot medische zorg. De formule: M =

Totaal aantal sterften halverwege het jaar J ∗1000 Aantal inwoners halfverwege het jaar J

3

Frauke Van Kerckhove – 2019 De getallen liggen ongeveer gelijk, omdat er in de ontwikkelde landen een oudere bevolking is en in de ontwikkelingslanden is er minder toegang tot medische zorg. Lage SES = grotere mortaliteit, vrouwen hebben een kleinere mortaliteit dan mannen (normaal gezien). 1.3.3.3 Natuurlijke (aan)groei (G) Het aantal geboorten min het aantal sterften. Kan zowel positief als negatief uitkomen, vaak uitgedrukt in percentage of promille wanneer het wordt berekend tegenover de totale bevolking. De formule: G = N – M 1.3.3.4 Migratiesaldo Het aantal immigranten min het aantal emigranten. Kan ook in percentage of promille uitgerekend worden. Het ligt meestal iets hoger in ontwikkelde landen dan in ontwikkelingslanden. De formule: migratiesaldo = I – E 1.3.3.5 Totale bevolkingsaangroei De som van de natuurlijke aangroei en het migratiesaldo. Hoog in ontwikkelingslanden. De formule: totale bevolkingsaangroei = (N-M)+(I-E) 1.3.3.6 Verdubbelingstijd Een parameter die een indicatie is voor de groei van een bevolking. Het is de tijdspanne die nodig is om de bevolkingsomvang te doen verdubbelen. Afhankelijk van de natuurlijke aangroei. Voor landen met een negatieve natuurlijke aangroei kan de verdubbelingstijd niet berekend worden! De formule: V =

0,693 r (het natuurlijke aangroeipercentage)

1.3.3.7 Vruchtbaarheidsgraad Deze graad geeft het aantal geboorten weer per 1000 vrouwen in hun vruchtbare periode (15 – 49j). Beter beeld van voortplantingsmogelijkheden dan bij het geboortecijfer. De formule: AVI =

O

∗1000 F 15− 49

O = aantal geboorten in het jaar, F = aantal vrouwen tussen 15 en 49 in dat jaar. 1.3.3.8 Leeftijdsspecifiek vruchtbaarheidscijfer Hoeveel geboorten er zijn bij vrouwen van een bepaalde leeftijd. Hij wordt uitgedrukt als het aantal geboorten bij vrouwen van een bepaalde leeftijd tegenover 1000 vrouwen van die leeftijdscategorie. De formule: LVCx tot x+n =

O x tot x +n ∗1000 F xtot x +n

1.3.3.9 Totale vruchtbaarheidscijfer De som van de leeftijdsspecifieke vruchtbaarheidscijfers. Het stelt het aantal kinderen voor dat een vrouw baart tijdens haar vruchtbare periode. 1.3.3.10 Vervangingsniveau Het aantal dochters dat een vrouw moet krijgen om zichzelf te ‘vervangen’ in de bevolking. In Vlaanderen is dit 2,1.

4

Frauke Van Kerckhove – 2019 1.3.3.11 Kindersterfte en zuigelingensterfte De zuigelingensterfte is de verhouding van het aantal sterfgevallen in één jaar van kinderen jonger dan 1 jaar per 1000 levendgeborenen in dat jaar. De neonatale sterfte is in de eerste 28 dagen na de geboorte. De kindersterfte is van kinderen tussen 0 en 5 jaar. De formule: Z =

Totaal aantal sterften van kinderen∈leeftijd tussen0 en 1∈ jaar J ∗1000 Aantal geboortenop 31 dec ∈ jaar J

De formule: K =

Totaal aantal sterften van kinderen∈leeftijd tussen0 en 5∈ jaar J ∗1000 Totaal aantal kinderen ( 0−5 j ) dieleven

De cijfers voor moedersterfte en zuigelingensterfte blijken gelijk te lopen. 1.3.3.12 Levensverwachting De levensverwachting is de gemiddelde leeftijd die in een land bereikt wordt bij het overlijden. Ze wordt zo berekend:    

Start met een fictief aantal van 1 000 000 geboorten Daarvan wordt het aantal sterfgevallen per leeftijd verhoudingsgewijs van afgetrokken De levensverwachting is dan de leeftijd waarop nog 500 000 van het fictieve aantal in leven zouden zijn Vrouwen leven langer dan mannen en de levensverwachting neemt mettertijd ook toe

1.3.3.13 Vergrijzing en ontgroening Vergrijzing is over de ouderen, ontgroening over de jongeren. De formules:  

Aantal bejaarden(¿ 65 j) ∗1000 Totale bevolking Aantal jongeren(¿ 19 j) ∗1000 Vergroening = Totale bevolking

Vergrijzing =

1.3.3.14 Seniliteitsindex Geeft de verhouding tussen de ouderen en de jongeren weer. De formule: S =

Aantal bejaarden(¿ 65 j) ∗1000 Aantal jongeren(¿20 j)

1.3.4 Parameters die te maken hebben met de geografische distributie 1.3.4.1 Bevolkingsdichtheid Totale bevolkingsaantal van een bepaald gebied delen door de totale oppervlakte van dit gebied. Wordt meestal uitgedrukt in inwoners/km2 De formule: D =

Pvan een gebied A van een gebied

1.3.4.2 Bevolkingsspreiding in de wereld Afhankelijk van de bevolkingsdichtheid! 

Er is een zeer ongelijke spreiding in de wereld o Aarde = 510 miljoen km2 waarvan 70% water  149 miljoen km2 vasteland o Gemiddelde dichtheid van 45 inw/ km2 (of 51 nu) o De spreiding van de bevolking is echter zeer ongelijk 5

Frauke Van Kerckhove – 2019

 



o In Azië woont bijna 60% van de wereldbevolking Er is een historische context aan verbonden o Landbouw is belangrijk bij de evolutie van bevolkingsspreiding Fysische factoren die de spreiding beïnvloeden o Het klimaat (temperatuur en neerslag moeten goed zitten voor landbouw) o Het reliëf (vlaktes vs. gebergtes hebben elk hun voordelen en nadelen) o Maritieme ligging en nabijheid van rivieren o Rijke en arme bodems Sociaaleconomische factoren die de spreiding beïnvloeden o Verkeersinfrastructuur o Centrumplaatsen zoals hoofdsteden (voor handel etc.) o Industriegebieden o Geschiedkundige gebeurtenissen (ten gevolge van economische en politieke factoren)

1.3.4.3 Verstedelijkingsgraad Het aantal personen dat in steden woont, wordt uitgedrukt tegenover de totale bevolking. Hoger in ontwikkelde landen, maar hij stijgt razendsnel in ontwikkelingslanden. De formule: U =

P¿steden Ptotaal van het gebied

1.3.5 Bevolkingsgroei en prognoses 1.3.5.1 Globaal  Elk jaar ongeveer 80 miljoen mensen erbij  Sinds 2012 ongeveer zeven miljard  Volgens bevolkingsprognoses van de VN nog voor het midden van de eeuw tot 9 miljard mensen  Niet elke plaats op aarde kent dezelfde groei in bevolking  Exponentiële groeicurve

1.3.6 Demografisch transitiemodel 1.3.6.1 Algemeen demografisch transitiemodel  Van de Amerikaanse demograaf Warren Thompson  Toont de gevolgen van de economische, politieke, sociale en technologische veranderingen die plaatsvinden tijdens de overgang naar een industriële samenleving op de bevolkingsgroei  Historisch model van de oude geïndustrialiseerde wereld en niet toepasbaar voor afzonderlijke landen  Model is anders voor ontwikkelde landen 1.3.6.2 Model van de ‘ontwikkelde’ landen In totaal 5 fases, het eerst gestart in het VK en daarna pas in andere landen, maar bij andere landen verliep ze wel sneller. 



De hoogstationaire fase o In West-Europa rond 1800 o Geboorte- en sterftecoëfficiënten liggen iets lager dan 40‰ o Schommelend verloop van coëfficiënten o Lage bevolkingsgroei De vroege expansiefase 6

Frauke Van Kerckhove – 2019 In West-Europa tussen 1800 en 1900 Hoge geboortecoëfficiënt en lage sterftecoëfficiënt Door de industriële revolutie: medische vooruitgang, gevarieerdere voeding en betere hygiëne  sterftecoëfficiënt daalt o Traditie schrijft veel kinderen voor & nodig voor een redelijk inkomen  geboortecoëfficiënt blijft hoog De late expansiefase o In West-Europa tussen 1900 en 1950 o Beide coëfficiënten dalen  Door bewuste geboortebeperking  verandering in traditie  Kinderen steeds minder een bron van inkomsten en eerder financiële last (door leerplicht)  Verbetering in de sociale zekerheid De laagstationaire fase o In West-Europa tussen 1950 en nu o Beide coëfficiënten zijn iets hoger dan 10‰ o Waarden blijven vrij constant o Enkel geboortecoëfficiënt daalt nog door vrouwen met een beroepsleven en anticonceptiva en vraag naar comfort De teruglopende fase o Nu al in sommige landen, bv. Duitsland en Hongarije o De geboortecoëfficiënt daalt en de sterftecoëfficiënt neemt toe (veroudering bevolking) o De bevolkingsaangroei gaat over in stagnatie en terugloop  Stagnatie: traag, stoppen o o o







Toepassing in België  



  



De hoogstationaire fase tot rond 1850 De vroege expansiefase tussen 1850 en 1900 o Geboortecoëfficiënt schommelde rond 30‰ o Sterftecoëfficiënt daalt van 28‰ tot 20‰  Pieken in 1866 en 1871 door cholera- en tyfusepidemie De late expansiefase tussen 1900 en 1964 o Geboortecoëfficiënt daalt van 28‰ tot 12‰ o Sterftecoëfficiënt daalt van 20‰ tot 12‰ Twee wereldoorlogen verstoren de normale evolutie: de geboorte daalde sterk en de sterfte steeg enorm Na de oorlogen kende de geboorte een sterke toename, tot zelfs hogere waarden dan voor de oorlog ‘de babyboom’ De laagstationaire fase begon rond 1964 o Geboortecoëfficiënt daalde verder van 17‰ tot 12‰ in 1990 o Sterftecoëfficiënt daalde weinig Waarschijnlijk aan het evolueren naar de teruglopende fase

1.3.6.3 Demografische evolutie in de ontwikkelingslanden Ontwikkelingslanden hebben hooguit drie fasen doorlopen en dit aan een veel sneller tempo. De bevolkingsgroei is er ook twee tot drie keer hoger dan in Europa tijdens dezelfde fasen. 7

Frauke Van Kerckhove – 2019  



 

Hoogstationaire fase tot na de Tweede Wereldoorlog De daling van de sterftecoëfficiënt in de vroege expansiefase komt door o Betere hygiëne o Betere medische verzorging o Onderwijs  Allemaal geïmporteerd door de westerse koloniale mogendheden De geboortecoëfficiënt in de vroege expansiefase ligt hoog doordat kinderen economisch en sociaal nuttig zijn, maar ook door deze factoren: o De hoge kindersterfte o Het feit dat het aantal kinderen het prestige van een gezin bepaalt o Geringe kennis en trage verspreiding van anticonceptiemiddelen Sinds 1970 een aanzet tot de late expansiefase in sommige landen, sommige nog steeds in de vroege expansiefase Het verschil met Europa is dat deze landen geen industriële revolutie meemaken (daardoor blijven ze steken in de vroege expansiefase) o Een degelijke opleiding is bepalend voor de daling in het aantal geboortes

Door deze twee verschillende modellen te doorlopen, kan je zien dat de meeste mensen zullen verblijven in de ontwikkelingslanden, omdat de groeisnelheden hier het grootst zijn, terwijl in de ontwikkelde landen de groei onbestaande tot negatief is. 1.3.6.4 Leeftijdspiramiden en de transitie  Hoogstationaire fase o Uitgeholde piramide  Vroege expansiefase o Normale piramide  Late expansiefase o Rechthoekige basis en eindigen in een punt  Laagstationaire fase o Uitgeholde basis en eindigen in een punt (beetje een urne)  Teruglopende fase o Enorm uitgeholde basis en breed bij de ouderen, eindigen in een punt

1.4

Databronnen

1.4.1 Volkstellingen en gegevens van een land: vroeger en nu 1.4.1.1 Volkstellingen en gegevens van burgerlijke stand  De bevolking tellen is een noodzakelijke, maar uiterst moeilijke zaak  Vroeger veel religieuze en andere organisaties die gegevens bijhielden over hun cliënten  Sinds het einde van de achttiende eeuw  bevolking tellen was een taak van ambtenaren op nationaal en lokaal vlak  Een volkstelling is een volledige, rechtstreeks georganiseerde en periodiek uitgevoerde telling van de bevolking  Het procedé van volkstellingen kende een langzame verspreiding over de wereld  Vaak moeilijk voor een echte telling  soms een schatting

8

Frauke Van Kerckhove – 2019 

  

In België was de eerste in 1846, de laatste met enquêteur in 1991 en in 2011 was er een koppeling aan databanken o De registratie van bevolkingsgegevens gebeurt al sinds 1796 door de gemeenten: registratie van geboorten, sterften, huwelijken, …  een soort permanent bevolkingsregister Volkstellingen gebeuren om de 5 à 10 jaar In ontwikkelingslanden zijn het vaak schattingen met een grote foutenmarge: de VN schatte de Nigeriaanse bevolking met 30 miljoen te veel in 1987. Er zijn veel problemen bij schattingen of tellingen: o Gegevens uit ontwikkelingslanden zijn soms onbetrouwbaar o Soms wordt een beroep gedaan op steekproeven o Vergelijkbaarheid van de gegevens: gebruikte criteria, tellingsmethodes verschillen tussen landen o Wisselende periodiciteit o Het tijdsverloop tussen de opname en de publicatie van de gegevens kan zeer lang zijn

1.4.1.2 Enquêtes en gegevensbanken Het verzamelen van statistisch basismateriaal is in een land als België zeer strikt gehouden aan regels die vastgelegd zijn bij wet. Zo moet in België rekening gehouden worden met:   

Bescherming van de burger door respecteren van privacy, zowel op persoonlijk als op professioneel vlak Het verzamelen van statistische gegevens mag enkel gebeuren door erkende instellingen of bedrijven Elke volkstelling en elke federale enquête moet, na goedkeuring door een commissie, verschijnen in het Belgisch staatblad

De analy...


Similar Free PDFs