Samenvatting Doelgroepen 3 PDF

Title Samenvatting Doelgroepen 3
Course Doelgroepen 3
Institution Karel de Grote Hogeschool
Pages 62
File Size 1.9 MB
File Type PDF
Total Downloads 66
Total Views 124

Summary

Samenvatting ppt + cursus...


Description

SAMENVATTING DOELGROEPEN 3 Orthopedagogisch grondplan   

Microniveau = belangrijkst: relatie met cliënt, vraag en aanbod Mesoniveau: hiermee moet worden rekening gehouden Macroniveau: stuurt andere niveaus aan

Enkele basisbegrippen :    

Epidemiologie : hoe vaak komt een bepaalde problematiek voor Etiologie : leer van de mogelijke oorzaken Begeleiding : meest recente modellen Nieuwe tendensen : vernieuwende projecten door nieuwe impulsen

Voorbeelden examenvragen 1. Je krijgt een casus en volgende vragen :  Over welke doelgroep gaat deze casus  Geef de definitie en de koppeling met de casus voor deze doelgroep  Welke werkzame factoren herken je  Geef twee werkzame factoren die je hierop zou kunnen toepassen 2. Je krijgt een begeleidingsprogramma en volgende vragen :  Voor welke doelgroep wordt dit programma gebruikt  Welke zijn de werkzame factoren binnen dit programma 3. Mono- en multicausale modellen 4. Ijsbergtheorie 5. Cyclus van Van Strien 6. De dans van Patterson 7. Geef het schema met mogelijke oorzaken van ASS op de 3 niveau’s en leg uit 8. Interventiematrix 9. Verschillende vormen van kindermishandeling 10. Wat zijn ACE’s + leg uit 11. Geef de uitgangspunten van ‘Signs of Safety’. Beschrijf de verschillende fasen en bespreek de tendensen Opm: op het examen geen concrete vragen over handelingsplannen (gewoon gezien als voorbeelden

HD 1 KINDEREN EN JONGEREN MET GEDRAGS- EN EMOTIONELE PROBLEMEN 1. Omschrijving 1.1.1 Omschrijving van gedrags- en emotionele problemen   

Verschillende benamingen: problemen, stoornissen, opvoedingsmoeilijkheden, … Continuüm van gedrag (heel veel verschillende uitingen van gedrag = van licht tot ernstig = heel grote groep) Zichtbaar ongewoon of abnormaal gedrag o Storend gedrag

1



o

o

vaak naar anderen gericht, vervelend gedrag waar de omgeving last van heeft, externaliserend probleem (meer op anderen gericht, naar buiten gericht) en dominant gedrag  Vb. agressieproblematiek, pestproblematiek, woedebuien, hyperkinetisch gedrag Emotionele problemen  Vallen minder op, kinderen en jongeren hebben zelf meer last, internaliserend (meer op zichzelf gericht) en submissief gedrag  Vb. depressie, faalangst, suïcidaal Somatoforme stoornissen  Kinderen en jongeren komen met lichamelijke klachten naar buiten terwijl er intern iets misloopt – psychosomatische klachten  Vb. kinderen die niet naar school willen omdat ze gepest worden waardoor ze opstaan en zeggen dat ze buikpijn hebben  LET OP! Altijd eerst uitsluiten of er onderliggend echt geen lichamelijke klachten zijn

Gedragsprobleem is geen diagnose, maar wel een symptoom door een onderliggend probleem Ijsbergtheorie (uit programma triple c)

Gedrag ‘hier en nu’ moet altijd geplaatst worden tegen de achtergrond van vroeger gedrag. En omgekeerd, het functioneren voordien krijgt vaak een andere betekenis in het licht van de huidige kennis. → Waar komt het gedrag vandaan? Waarom gedraagt iemand zich zo ? → Verder zoeken dan het gedrag wat je in eerste instantie ziet… → Nooit ‘zeker weten’ -> hypotheses formuleren -> doelstellingen formuleren -> passend of bijsturen ? Aanmelding externaliserend probleemgedrag – agressie?  

Meest voorkomende klacht bij consultatie, maar waar komen deze gedragsproblemen vandaan? Hypotheses: o Ernstige psychiatrische stoornis o ADHD o Oncontroleerbare impuls bij ticsyndroom 2

o o o o o

Uiting van onmacht bij ASS Uiting van onderliggende depressie Auto agressie (verstoord gevoelsleven) Middelenmisbruik Lichamelijke ziekte

Onderscheid tussen  

Lichte, tijdelijke gedragsproblemen (als reactie op nieuwe situaties) o Vb. reactie van kind waardoor het heel lang verdrietig is door verhuis Ernstige, langdurige problemen (gedragsstoornissen) o Kinderpsychiater stelt diagnose, wij kunnen onze vermoedens uiten maar geen diagnose geven o Vb. stemmingsstoornissen, aandachtstekortstoornissen → Binnen het continuüm aan gedragsproblemen

Niet alle gedragsproblemen zijn ernstig genoeg om een gedragsstoornis te zijn. → Gedragsproblemen kunnen dus een symptoom zijn van een onderliggende gedragsstoornis … (zoals eetproblemen een symptoom kunnen zijn van een onderliggende eetstoornis) Gedragsstoornissen (= ernstige gedragsproblemen)   



Minder situatiegebonden dan gedragsproblemen Gedragsproblemen kunnen dus een symptoom zijn van een onderliggende gedragsstoornis. DSM IV-Tr (vorige uitgave) → DSM 5 (diagnostic en statistic manual of mental diseases) o Diagnose op basis van criteria die hierin beschreven zijn o Internationaal Gedragstoornissen in DSM 5 die voor ons belangrijk zijn: o Oppositioneel opstandige gedragsstoornis (ODD – oppositional-defiant disorder)  Gemengde stoornis van gedrag en emotie  Nooit aan de regels houden en vaak verzetten tegen vragen en opdrachten van volwassenen  Vb. weglopen als mama iets vraagt, ingaan tegen de juf, …  Kenmerken: oppositie innemen, altijd boos, tegendraads reageren, onaantastbaar voelen, …  Verschil passief (doen alsof je bevel niet hoort en gewoon doorgaan met wat je bezig bent) en actief (weigeren en brutaal tegenspreken) verzet o Normoverschrijdende gedragsstoornis (DSM IV-Tr conduct disorder gebruikt men nog steeds en antisociale gedragsstoornis vervalt)  Een gedragspatroon dat zich hardnekkig blijft herhalen  Wanneer normen en rechten van anderen worden overtreden  Vb. liegen ipv waarheid zeggen of stelen ipv eigendom te respecteren, vechten, agressie naar mensen of dieren, dreigen, mensen opjagen en daar plezier in hebben → Criteria DSM 5 niet vanbuiten leren, enkel ter illustratie

Delinquent gedrag  

Continuüm van gedragingen waarbij een inbreuk gepleegd wordt op regels, normen en wetten en/of schade berokkend wordt aan individuen of maatschappij jongeren die een als misdaad omschreven feit gepleegd hebben

3

 

Verschil door bijzondere jeugdzorg tussen jongeren uit: PLS, VOS en MOF (komen wel terecht in zelfde organisaties) Onderscheid in 3 vormen o Geweldsdelicten  Door middel van geweld anderen lastigvallen  Vb. moord, verkrachting of agressie o Eigendomsdelicten  Dingen ontvreemden van anderen  Graffiti spuiten , diefstal, vandalisme o Statusdelicten  Feiten die strafbaar zijn omv de status of de leeftijd  Vb. alcohol gebruik on der 16 of spijbelen onder 18 jaar, weglopen

Ernstig delict = schade aan personen of veel materiële schade Geïsoleerd delict VS groepsdelict 

?Criteria normorverschrijdende gedragsstoornis? o Veel gelijkenissen qua onderscheid o Delinquent gedrag is heel vaak te linken met wat we beschrijven bij normoverschrijding gedrag o Vaak symptoom van onderliggende gedragsstoornis o Invalshoek/perspectief is bepalend voor hoe men het gaat benoemen bij delinquent gedrag beschrijft de jeugdrecht de feiten die de jongere heeft gepleegd (= vanuit justitie) en in het ander geval beschrijft de kinderpsychiater de gedragsstoornis

Geen deel van gedragsstoornissen (maar kan wel onderliggende reden zijn) Gedragsproblemen = gedragingen van een bepaald kind, die op een bepaald moment in de tijd, door bepaalde personen uit de omgeving van het kind in een welbepaalde socio-economische en culturele context opgemerkt en storend, ongewenst of ongewoon genoemd. (criteria !) → Gedragsproblemen en gedragsstoornissen zijn geen ontwikkelingsstoornissen (vertraagde of verstoorde ontwikkeling in 1 of meer domeinen) Onderscheid tussen: 





Ontwikkelingsstoornissen o de ontwikkeling verloopt in 1 of meer domeinen vertraagd of verstoord. Deze kinderen vertonen wel vaak gedragsproblemen. Kinderpsychiatrische stoornissen o Gedragsstoornissen (zie eerder beschreven) zijn geen Kinderpsychiatrische stoornissen maar behoren wel tot het domein van de kinderpsychiatrie, net zoals de ontwikkelingsstoornissen Opvoedingsproblemen (pedagogisch advies) o het gaat om een verstoord interactieproces

BELANGRIJK! alle probleemgedrag een betekenis heeft. Als orthopedagogisch begeleider zal het je taak zijn (om in een team) op zoek te gaan naar de oorzaken van probleemgedrag.

1.1.2 Bijkomende aandachtspunten bij het omschrijven van gedrags- en emotionele problemen (Denk ook aan examenvraag – topje ijsberg = beeld startpunt beschrijven) Gedragsproblemen (een definitie) 4







Gedragingen van een bepaald kind, die op een bepaald moment in de tijd, door bepaalde personen uit de omgeving van het kind in een welbepaalde socio-economische en culturele context opgemerkt en storend, ongewenst of ongewoon genoemd. Alvorens dit te benoemen, moet men rekening houden met een aantal criteria/aandachtspunten om objectief te zijn en de gedragsproblemen goed in kaart te brengen Een mogelijke indeling om het waarneembare gedrag in kaart te brengen zodat we weten over welk gedrag we het hebben: o Ontwikkelingsperspectief (1) o Continuümgedachte (2) o Context (3) o Informant (4) → Enkel nog maar om zicht te krijgen op ‘topje van de ijsberg’

Aandachtspunten om een situatie te objectiveren: 1. Ontwikkelingsperspectief   



Hoe ontwikkelt het kind? Wat past er bij zijn of haar leeftijd? Hoe oud is het kind? Gepast: o Nachtelijk huilgedrag baby 6 maanden o Koppig gedrag 2-jarige o Woedebuien kleuter 5 jaar o Protestgedrag puber 13 jaar Niet gepast: o 5-jarige die altijd hevig tegenstribbelt als hij naar school moet o Baby van 1 jaar die ‘s nachts blijft doorhuilen → kennis van ontwikkeling van kinderen is noodzakelijk om gedrag in te schatten

2. Continuümgedachte 

 

Het gedrag van kinderen met gedragsproblemen verschilt over het algemeen niet van het gedrag van normale kinderen o Uitzondering hierop zijn vreemde of erg storende gedragingen zoals automutilatie, stereotypieën en opvallende tics Alle kinderen stellen wel eens gedragsproblemen (ook Bo en Sin) Verschil in ernst, duur en frequentie! o Ernst = intensiteit (hoe indringend het probleem is in het dagdagelijkse leven) o Duur = hoelang duurt het gedrag o Frequentie = hoe vaak komt dit voor → Rekening houden met alle parameters!

3. Context  

Context waarin gedragsprobleem zich voordoet? Soms één situatie o Thuis o Op school o Bij 1 persoon o Bij leeftijdsgenoten o …

5





Vb. enkel thuis gedragsproblemen en op school niet. Kan verschillende oorzaken hebben vb. te weinig structuur of duidelijkheid of kind doet op school heel de dag zijn best op school en ontploft in thuissituatie, … Soms meerdere situaties (=pervasief)

4. Informant  

Wie meldt de gedragsproblemen? Soms verschil in perceptie o Persoonlijkheidsfactoren o Andere band met kind o Gedrag van kind verschilt echt van persoon tot persoon

Van Der Ploeg onderscheidt volgende criteria om probleemgedrag te taxeren:     

Frequentie – hoe vaak het voorkomt Duur – langere tijd speelt Omvang – in meer verschillende situaties voorkomt Gevolgen – de gevolgen ernstiger zijn Beïnvloedbaarheid – lastiger te beïnvloeden is

Andere criteria die onderscheiden kunnen worden om de ernst van gedragsproblemen te bepalen zijn volgende:         

Leeftijdsadequaat Duur van het probleemgedrag Omstandigheden Socioculturele setting Hoeveelheid en frequentie van de problemen Type problemen en mate van voorkomen van die problemen in de populatie De intensiteit van de problemen Verandering van gedrag Situatiegebondenheid

Eigenlijk zien we binnen de opsomming van criteria gelijkaardige elementen naar voren komen. Welke methodiek je volgt is misschien niet zo belangrijk. Je moet wel onthouden dat je als toekomstig orthopedagogisch begeleider gaat proberen gedrag te objectiveren alvorens het te beoordelen en te begeleiden. Er zijn ook vragenlijsten ontwikkeld om op een objectievere manier sociaal-emotionele problemen op te sporten bij jeugdigen. De Sociaal Emotionele Vragenlijst (SEV) is daar een voorbeeld van; Toepassen Komt er voldoende informatie uit de casus om dit gedrag te analyseren? Welke informatie heb je nog nodig? 1. Gedragsprobleem omschrijven 2. Vervolgens kijken naar:  Ontwikkelingsperspectief  Continuümgedachte  Context  Informant

6

2. Epidemiologie van gedrags- en emotionele problemen    

Epidemiologie is de studie naar de prevalentie en de verspreiding van een ziekte of toestand in een populatie Populatie = bevolkingsgroep Prevalentie = het voorkomen op een bepaald moment in de tijd van een ziekte of toestand in een populatie = Aantallen, hoe vaak komt het voor (niet hetzelfde als preventie!!!) Incidentie= het aantal nieuwe ‘gevallen’ binnen een bepaald tijdspanne, per aantal personen → In dit geval gaat het om de studie van het voorkomen en de verspreiding van gedragsproblemen in de populatie van de 0 - 18- jarigen.

Demografische aantallen/variabelen 

Statistische grootheden om kenmerken van volkeren of sociale en politieke verschijnselen te beschrijven o Geslacht o Leeftijd o Socio-economische status van gezin

Epidemiologie van gedragsproblemen  





 

  



80 % van de 3-jarigen Vroege starters (life-course persistent) o Kinderen die al op vrij jonge leeftijd antisociaal gedrag vertonen, en dit ook blijven doen bij het ouder worden (vaak in begin van adolescentie al delicten plegen) Laatbloeiers (adolesence limited) o Personen die in hun puberteit moeilijk gedrag vertonen. Voor hen ziet de toekomst er niet zo onheilspellend uit. o Vaak is dit moeilijk gedrag van voorbijgaande aard Stabiliteit = gedragsproblemen aanwezig blijven en vaak toenemen in frequentie en intensiteit → Belangrijk om preventief in te grijpen/ zo snel mogelijk mee aan de slag te gaan zodat de kans kleiner wordt op gedragsproblemen op latere leeftijd Voorkomt bij 10 % (=prevalentie) van de 0 tot 18 jarigen (hulpzoekende ouders maar 2 %) Jongens > meisjes o Jongens vaker externaliserend o Meisjes vakes internaliseren o Internaliserende gedragsproblemen blijven vaak onder de radar. Zou reden kunnen zijn waarom gedragsproblemen vaker voorkomen bij jongens Aard probleemgedrag ~ geslacht Aard probleemgedrag ~ leeftijd Socio-economische status van het gezin o In lagere socio-economische klasse is het risico op ontwikkeling van gedrags-en emotionele problemen Toename probleemgedrag? o In media vaak gesuggereerd, maar wetenschappelijke onderzoeken kunnen dit nog niet bevestigen o Wel verandert probleemgedrag in de aard (vb. pesten vroeger in echte leven, maar nu ook online) o Media speelt ook een grote rol (sneller info doorgespeeld)

Etiologie en begeleiding samen verwerken door MONOCAUSALE modellen. Ondanks dat men de laatste jaren vooral vertrekt vanuit multicausale modellen, blijven ook deze monocausale modellen hun waarde hebben. 7

3 Etiologie EN begeleiding van gedrags- en emotionele problemen (bekijk dit deeltje ook nog even in de cursus) Oorzaken van gedrags-en emotionele problemen   

Geen eenduidige oorzaak (maar wel samenspel van verschillende oorzaken) Vroeger: monocausaliteit (Uiting van 1 specifieke oorzaak die zal aanduiden of je al dan niet gedragsproblemen zal ontwikkelen) Nu: multicausaliteit (Altijd een samenspel van oorzaken op kind- gezins- en contextniveau )

Algemene aspecten van behandeling 



Doel: blijvende verandering teweeg brengen = proberen te laten verdwijnen of verminderen o Problemen verminderen in frequentie, ernst en omvang o Of hanteerbaar maken voor kind en omgeving Behandeling wint aan kracht – langdurig en positief effect (evidence-based = wetenschappelijk bewezen dat het werkt) (Daartegenover staat practice-based = vanuit de praktijk aangetoond wordt dat de behandeling werkt)

1.3.1 Monocausale verklaringsmodellen Bewijzen hun nut nog steeds want monocausale modellen kunnen samen multicausale modellen vormen! LET OP: we kijken niet meer vanuit 1 bril, maar we nemen verschillende brillen samen!       

Biologische verklaringsmodellen (1) Psychoanalyse (2) Leertheorie (3) Systeemtheorie (4) Orthopedagogiek (5) Oz = inzoomen op oorzaken Beg = inzoomen op begeleiding die voortkomt uit oorzaken

1.   

Biologisch verklaringsmodel (oz) Alle gedrag wordt intern gestuurd door biologische processen Verklaring voor gedrag zoeken in samenspel van diverse biologische factoren Oorzaken: o Neuroanatomische invalshoek  Disfuncties op niveau van structuren van de hersenen, welke structuren zijn verantwoordelijk voor welke processen en gedragingen en dus leiden tot bepaalde gedragen?  Doel: ingrijpen op bepaalde structuren van de hersenen o Neurochemische invalshoek  Richten op de samenspraak van chemische processen in de hersenen die op hun beurt gedrag gaan beïnvloeden, storingen in chemische processen?  Vb. bij ADHD verloopt er volgens de psychiatrie hier iets mis o Gedragsgenetica  Zoeken of de problemen erfelijk zijn, zien we dit gedrag vaker in de familie terugkomen? Of welke genen zijn verantwoordelijk voor dit gedrag? Behandeling: o Farmacotherapie of medicatie  Nu: wanneer er bij kinderen een vermoeden is van een problematiek moet men eerst passeren bij de psychiater Kinderpsychiatrie (beg)





8

 

→ Men vertrekt hierbij vanuit de biologische invalshoek, maar niet enkel vanuit dit perspectief Wel eclecticisme (verschillende denkvormen versmelten tot iets nieuws) Specifiek voor kinderpsychiatrie: farmacotherapie (niet enkel focus op medicatie, maar ook therapie en begeleiding van ouders)

2. Psychoanalyse (oz)  Grondlegger = Freud geeft volgende inzichten: o Gedrag wordt gestuurd door bewuste en onbewuste processen o Ieder gedrag is intentioneel en zinvol o In elk gedrag gaat een conflict schuil o De groei van de persoonlijkheid wordt sterk bepaald door de vroegste menselijke ervaringen. Frustraties, angsten en crisissen spelen hierbij een stimulerende rol.  Gekeken naar de betekenissen die men aan gedrag kan geven  Oorzaak: intrapsychisch (intern in de psychische processen) o Onbewuste conflicten o Traumatische ervaringen o Tijdens eerste levensjaren → Zorgen voor gedrags-en emotionele problemen op latere leeftijd    

 

3.           

Psychoanalyse (beg) Niet meer toonaangevend (heeft steeds minder invloed) Intrapsychische conflicten oplossen (hetgeen waar men zich niet van bewust is, bewust maken) Door: o Speltechnieken o Gespreksanalytische technieken o Vb. vlekkentest Zorgen voor: o Inzicht in probleemgedrag Kritiek op psychoanalyse: o Enkel met kinderen en jongeren met een bepaald niveau van begrip/intelligentie o Geen evidence-based techniek Gedragstherapeutische behandeling gebaseerd op (sociale) Leertheorie (oz) Wel toonaangevend Gedragsproblemen zijn aangeleerde gedragsvormen Oorzaak: te veel of te weinig aangeleerde gedragsvormen (kijken niet vanuit biologisch perspectief), kunnen zich problemen voordoen Men spreekt niet over stoornissen, maar over gedragen die al dan niet op de juiste manier zijn aangeleerd Kritiek: richt enkel op topje van de ijsberg, het gedrag. Andere oorzaken?? (sociale) Leertheorie (beg) Tekort of teveel aan gedrag proberen op te vangen Te weinig of te veel leerervaringen Positieve en negatieve bekrachtiging/straffen Laatste jaren: denk- en gevoelswereld kind wordt betrokken (het cognitieve aspect) o Cognitieve gedragstherapie Vroeger: Residentieel

9

   

Nu: mediator plaatsen = mensen uit de omgeving proces mee laten volgen (transfer van aangeleerde gedraging naar context waar het kind moet functioneren) Meest efficiënt, meeste materiaal van evidence based Veel makkelijker in een onderzoek(vraag) te gieten Factoren die je wil beïnvloeden kan je veel makkelijker onder controle houden = reden ...


Similar Free PDFs