Title | Samenvatting Doelgroepen 1 |
---|---|
Course | Doelgroepen 1 |
Institution | Hogeschool West-Vlaanderen |
Pages | 66 |
File Size | 3 MB |
File Type | |
Total Downloads | 541 |
Total Views | 856 |
Personen met een visuelebeperkingBlind of slechtziend?Matig of licht slechtziendPas als een bril of lezen niet helpen, ben je slechtziend. Je ziet dan altijd minder goed dan de andere mensen, er is niets aan te doen.Zwaar slechtziendGezichtsscherpte van 3/10 of minder, zelfs met een bril of lenzen. ...
Doelgroepen 1
Personen met een visuele beperking Blind of slechtziend? Matig of licht slechtziend Pas als een bril of lezen niet helpen, ben je slechtziend. Je ziet dan altijd minder goed dan de andere mensen, er is niets aan te doen.
Zwaar slechtziend Gezichtsscherpte van 3/10 of minder, zelfs met een bril of lenzen. Als iemand met goede ogen een stoel al op tien meter afstand ziet, dan ziet de slechtziende persoon die stoel pas op 3 meter of minder. Ook als je gezichtsveld kleiner of gelijk aan 20 graden is, ben je zwaar slechtziend.
Blind
Betekent niet altijd helemaal niets zien Gezichtsscherpte kleiner dan of gelijk aan 1/20 is, zelfs met een bril of lenzen. Dit betekent dat als iemand met heel slechte ogen dezelfde stoel pas op één meter afstand of minder kan zien. We noemen iemand ook blind als zijn gezichtsveld kleiner dan of gelijk aan 10 graden is. Dat is alsof je door een heel smalle buis kijkt.
Gezichtscherpte = Hoe goed iemand kan zien vanop een afstand of dichtbij. Gezichtsscherpte geeft de grootte aan van de kleinste cijfers die een persoon kan herkennen op een kaart vanop afstand bij een klassiek oogonderzoek.
Gezichtsveld Het gezichtsveld is het beeld dat bekeken kan worden zonder hoofd of ogen te bewegen.
Hoe vaak komt dat voor? Blind
1/1000 2% is jonger dan 15
Slechtziend
2/1000 85% ouder dan 50 jaar Aantal groeit
1
Doelgroepen 1
Beeldvorming Algemene kijk vanuit maatschappij? Blinde en slechtziende personen zijn
Hulpeloos Ongelukkig Te beklagen Gestimatiseerd “iets interessant”
Blindismen Blindisme is een verzamelnaam voor verschijnselen die met name bij blinde kinderen kunnen worden waargenomen zoals fladderen met de handen en de vingers voor de ogen, draaien of schudden met het hoofd en armbewegingen maken, vingers in de ogen, neus of mond drukken, …
‘Kijken’ met je andere zintuigen.. Je kunt ook kijken door te..
Horen Voelen Ruiken Proeven
Onderscheid
Slechtziend versus blind Afhankelijk van situatie tot situatie/ persoon tot persoon Onderscheid op basis van 7 belangrijke oogfuncties Gezichtsscherpte Gezichtsveld Oogmotoriek Dieptezicht Kleurzin Licht en donkeraanpassing Hersenfuncties
Veel verschillende vormen
Wazig zicht Kleurenblindheid Tunnelzicht Vlekkenzicht Lichtschuwheid Nachtblindheid
2
Doelgroepen 1
Diagnostisch onderzoek
Oftalmologisch onderzoek (=oogdruk meten, gezichtsscherpte onderzoek,) o Jaarlijkse controle o N.a.v symptomen o N.a.v familiale geschiedenis/andere
Oogscreening door Kind&Gezin via app
Oorzaken Biologisch
Ogen Oogzenuw Hersenen
Aangeboren Ouderdom Plotseling
Gevolgen Psychologisch
Ingrijpend Aanvaardingsproces is belangrijk Wisselende emoties naargelang proces: angst, onzekerheid, woede, somberheid, boosheid, verdriet,.. Invloed op algemene ontwikkeling: motoriek, sociale ontwikkeling, spel, zelfredzaamheid
Sociaal
Afhankelijk van aanvaardingsproces -> invloed op verwachtingen Aanvaarding door omgeving: ontkennen versus overbeschermen Beperking van de vrijheid (denk aan mobiliteit) Beperking van zelfstandigheid (bijvoorbeeld uitoefenen beroep) Wijziging in het rollenpatroon in het gezin Persoonlijke netwerken zijn vaak kleiner
Begeleiding & behandeling Behandeling
Sommige afwijkingen kunnen verholpen worden met medicatie of operatie Correctie door bril, contactlenzen
3
Doelgroepen 1
Hulpmiddelen
Braille Blinde geleide hond Taststok Communicatie/informatiehulpmiddelen Audiodescriptie Mobiliteitshulpmiddelen
Digitale hulpmiddelen
iPad, inzoomen
Personen met ADHD Beeldvorming Wat typeert mensen met ADHD?
Aandachtsproblemen Hyperactiviteit Impulsiviteit
+ bijkomende kenmerken Niet typerend voor ADHD Gevolg van aandachtsproblemen, hyperactiviteit & impulsiviteit
Best observeerbaar 6-12 jaar Verminderen vaak vanaf 6 jaar, vooral hyperactiviteit ‘Heb je je pilletje wel genomen?’ 4
Doelgroepen 1
Negatieve ervaringen, het vaak in moeilijkheden komen Grote impact heeft op de persoon, zijn zelfvertrouwen, zijn zelfbeeld Negatieve gevoelens/gedachten
Evolutie
Vroeger: het idee dat men ADHD ontgroeid Nu: veel symptomen blijven aanwezig bij volwassenen maar milder/anders
Volwassene o Hyperactiviteit meer gevoelens van rusteloosheid o Aandachtstekort Slechte timemanagement, moeilijke taakspanne bij papierwerk, verveelt zich snel, voortdurend nood aan afwisseling, snel afgeleid en chaotisch o Zoekt sensatie op Verbaal sterk aanwezig o Heel gedreven zijn op het werk
Bijkomende kenmerken: groot risico op minder gunstig verloop Samen met andere diagnoses: invloed op verloop en gevolgen Veel andere factoren invloed op prognose
Onderscheid en combinaties 4 verschillende vormen
Gecombineerde Overwegend onoplettende Uitgesproken onoplettende Overwegend hyperactief-impulsieve
Komt vaak samen voor met andere aandoeningen Cijfers zijn wisselend maar min 60% ook andere diagnose binnen de DSM
Diagnostisch onderzoek
Vaak via patroonherkenning 5
Doelgroepen 1
Screening via school? Correcte diagnose -> passende begeleiding Zo objectief mogelijk -> uitgebreide assessment, meerdere disciplines Onderzoeken peilen naar o Aandachtsproblemen, het werkgeheugen o Een lichamelijk onderzoek o Gesprekken/bevraging van ouders, leerkrachten.. o Observaties op meerdere plaatsen o Familiegeschiedenis
DSM-5 (Diagnostic and statistical manual of mental disorders) A. Ofwel (1), ofwel (2) (1) Zes (of meer) van de volgende symptomen van aandachtstekort zijn gedurende ten minste zes maanden aanwezig in een mate die onaangepast is en niet past bij het ontwikkelingsniveau Bij volwassenen minstens 5 symptomen
Oorzaken
Vroeger: beschadiging van de hersenen Nu: verschillende onderzoeken, verschillende visies o Geen eenduidig antwoord op wat de oorzaak is o Meerdere beïnvloedende oorzaken o Meerdere risicofactoren, bij iedereen verschillende Een complex samenspel van biopsychosociale factoren
Biologisch = neurobiologische aandoening, ontwikkelingsstoornis van het zenuwstelsel
Een stoornis in de hersenfuncties: hersenstam, frontale kwabben en cerebellum Verstoorde werking (tekort) van neurotransmitters dopamine en noradrenaline Erfelijke factoren Afwijkingen van het centraal zenuwstelsel als gevolg van trauma, infecties Neurologische aandoeningen: hersenletsel, epileptie Prenatale factoren; roken tijdens de zwangerschap Vroeggeboorte, benauwdheid bij de foetus, zeer snelle of langdurige bevalling, zuurstoftekort
Psychologisch ADHD een invloed op:
De waarneming, het werkgeheugen, leerprocessen, motivatie en emoties Problemen in de functies (inhibitie) die gedrag, emoties remmen (beheersen, onderdrukken) Moeite te voldoen aan de verwachting Duidelijke voorkeur voor directe behoeftebevrediging (beloning)
Sociaal
Niet goed genoeg ouderschap, een chaotisch gezinsleven, hechtingsproblemen
Druk gedrag, aandachtstekort, vaak gelinkt aan ADHD terwijl geen sprake is van ADH 6
Doelgroepen 1 Voeding?
Vroeger: suikers Nu: verder te onderzoeken verband voedingsstoffen/allergieën Omgevingsfactoren grote invloed op ADHD, het verloop, de ernst Maar kan ook positief beïnvloeden
Begeleiding en behandeling
Verschillend met genezen o Prognose en bijkomende problemen o Goede en doordachte aanpak op alle domeinen o Het kind en zijn omgeving op een positievere manier mee leert omgaan (Kern) symptomen milderen of compenseren
Begeleiding
Psycho-educatie Oudertraining en gezinsondersteuning o Nieuwe inzichten, ervaringen delen, vaardigheden oefenen o Negatieve spiraal vermijden o Ouders meer zelfvertrouwen en opvoedingsvaardigheden worden versterkt Kindtraining o Sociale vaardigheden, leren plannen en organiseren o Zelfinstructiemethode van Meichenbaum
Behandeling
Medicatie Therapie o Individuele en groepstherapie Cognitieve gedragstherapie, inzetten op het probleemoplossend vermogen, emotiebeheersing, omgaan met spanningen..
Personen met een verstandelijke beperking 7
Doelgroepen 1
Inleiding Verstandelijke beperking World Health Organization Europe (2013) = een significant verminderde bekwaamheid om nieuwe of complexe informatie te begrijpen en om nieuwe vaardigheden aan te leren. Dit resulteert in een verminderde bekwaamheid om onafhankelijk te leven en in een beperkt sociaal functioneren. Verstandelijke beperking begint voor de volwassenheid en heeft een blijvend effect op ontwikkeling. De beperking hangt niet alleen af van de gezondheid en de beperkingen van het kind maar wordt ook bepaald door de inspanningen tot ondersteuning van de omgeving. Deze ondersteuning beoogt vooral de deelname en integratie in de maatschappij. = breder dan intelligentie alleen =
1) intelligentie of intellectueel functioneren IQ ≤ 70 2) adaptief functioneren conceptueel, sociaal & praktisch 3) ontwikkelingsstoornis voor de leeftijd van 18 jaar
Intelligentie Kwalitatieve interpretatie van IQ-cijfers Hoogbegaafd
130+
Boven gemiddeld
115 tot 130
Normaal begaafd
85 tot 115
Zwakbegaafd
70 tot 85
Verstandelijke beperking
≤ 70
ERNST V/D VERSTANDELIJKE BEPERKING Licht
IQ 50-55 tot 70-75
Matig
IQ 35-40 tot 50-55
Ernstig
IQ 20-25 tot 35-40
Diep
IQ lager dan 20-25
8
Doelgroepen 1
Normaalverdeling of Gauss-curve 1
Adaptief functioneren = de manier waarop iemand omgaat met de eisen van het dagelijks leven op 3 domeinen 1. Conceptueel Abstracte vaardigheden, zoals; lezen, schrijven, rekenen, redeneren,.. 2. Sociaal Sociaal-communicatieve vaardigheden die het contact en de interactie met andere versterkt 3. Praktisch Alledaagse vaardigheden in functie van zelfstandigheid, zelfredzaamheid
Cijfers
WHO (2007): voorkomen van verstandelijke beperking wereldwijd: 1-4% Schattingen verschillende volgens: o Gemiddeld inkomen van landen o Leeftijd van de onderzochte populatie o De onderzoeksmethode
9
Doelgroepen 1
Beeldvorming Wat typeert deze doelgroep? = Hele brede doelgroep
Uitdagingen op verschillende levensdomeinen: communicatie, zelfredzaamheid, sociale relaties, vrije tijd, schoolse vaardigheden Disharmonische ontwikkeling Vaker gedragsproblemen Vaker medische problemen (vb epilepsie)
Evolutie
Geen verschillen in het verouderingsproces Wel verschillen in uiting en aard van het verouderingsproces
Combinatie gedrags- en emotionele problemen
Bijvoorbeeld: uitdagend gedrag, agressie, woedeaanvallen, schreeuwen, schelden, automutilatie, smeren,.. Voorkomen bij kinderen met een verstandelijke beperking: 40-50%
Verschillende oorzaken: o Genetisch o Neuro-psychologisch o Context
Integrale aanpak die streeft naar (~Heijkoop): o Vertrouwen in de omgeving o Invloed op de omgeving o Zelf spanning leren reguleren o Emotioneel evenwicht
Combinatie: mensen met meervoudige functioneringsbeperkingen (EMB) Kenmerken
= personen die een combinatie hebben van verschillende functiebeperkingen Vaak afhankelijk van externe (ver)zorg(ing) Een uitdaging naar zelfontwikkeling en- ontplooiing Als begeleider aandacht voor sensitieve responsiviteit
Oorzaken
Complexe combinatie van genetische elementen en omgevingsinvloeden
Diagnostiek: Pre-, peri- en postnatale opvolging
Beeldvorming (echografie) Genetisch onderzoek: NIPT (niet-invasieve prenatale tes) evt. vruchtwaterpunctie Opvolging door arts-specialisten, door Kind & Gezin, met evt. doorverwijzing en begeleiding voor kwetsbare gezinnen/moeders
10
Doelgroepen 1
Diagnostiek: intelligentie
WPPSI: Wechsler Preschool and Primary Scale of Intelligence (2j6m-7j11m) WISC: Wechsler Intelligence Scales for Childres (6-16j) WAIS: Wechsler Adult Intelligence Scale (16j-84j11m) WNW: Wechsler Non Verbal (4j-21j niet verbale test) Andere: BSID – RAKIT -CoVaT-CHC – SON-R - ..
Diagnostiek: adaptieve vaardigheden
Observatie- en vragenlijsten: o SRZ: Sociale Redzaamheidsschaal-Z (Kraijer, Kema & De Bildt, 2004) o Vineland Screener (Sparrow, Cartter & Cicchetti, 2008) o Vineland-Z (De Bildt & Kraijer, 2003) o ~Schaal voor emotionele ontwikkeling (SEO; Anton Dosen) o ~Zelfredzaamheidsschalen
Belangrijke aandachtspunten: Observatie in verschillende situaties Observatie door verschillende personen (intersubjectiviteit)
Oorzaken (genetisch)
Oorzaak is in veel gevallen onbekend o Licht verstandelijke beperking: 45-63% o Matig tot diep verstandelijke beperking: 30-40% Vaak wel genetisch: zeer veel genen betrokken bij intelligentie
Biologisch Prenataal
Genetisch: een aantoonbare afwijking in het genetisch materiaal (chromosomaal of genetische mutaties) Omgeving: tijdens de zwangerschap wordt de moeder (en dus de foetus) blootgesteld aan schadelijke invloeden
Perinataal Postnataal
Fragiel-X syndroom Kenmerken
Uiterlijk: hoog, breed voorhoofd met brede neusbrug; lang gezicht; grote afstaande oren; opvallende kin; soms strabisme (scheel kijken)
11
Doelgroepen 1
Gedrag: beweeglijk, chaotisch, druk en impulsief (~ADHD-beeld)
Cognitief o Jongens > verstandelijke beperking o Meisjes > +/- 40% normale intelligentie, maar vaak leerproblemen
Oorzaak Een ‘fragiel’ deeltje (versmalling) van X-chromosoom >>> uiting anders bij jongens en meisjes
Voorkomen Meest voorkomende erfelijke vorm van verstandelijke beperking
Syndroom van Down Kenmerken
Verstandelijke beperking Nood aan medische opvolging Uiterlijk: dwarse handpalmplooi en kenmerken in het gelaat: vlak gezicht, kleine oren en mond, grote tong, brede nek, naar boven gaande oogspleten Gedrag: weinig gedragsproblemen, soms wel koppigheid, ongehoorzaamheid, impulsiviteit, moeilijkheden in aandacht en vaak een dwangmatige traagheid
Oorzaak Extra chromosoom 21
Syndroom van Prader-Willi Kenmerken
Verstandelijke beperking
Doelgroepen 1
Uiterlijk: smal voorhoofd, amandelvormige ogen, kleine mond, dunne bovenlip, naar beneden gerichte mondhoeken en kleine handen en voeten
Gedrag o Hypotonie als baby >> onverzadigbare eetlust (tss 5-20 jaar) en gedragsmoeilijkheden >> soms in volwassenheid terug verdwijnen van eetlust o Vertraagde motorische en taalontwikkeling, verstoorde zelfregulatie (temperatuur, pijngrens, dag-nachtritme) en emotionele en gedragsproblemen (zoals: woedebuien, onaangepast sociaal gedrag, zelfverwonding, angsten, dwang,..)
Oorzaak
Verschillende afwijkingen op chromosoom 15
Syndroom van Smith-Magenis Kenmerken
Verstandelijke beperking
Uiterlijk: hese stem, breed en hoekig gezicht, relatief plat voorhoofd, brede en volle wenkbrauwen, diep liggende ogen die ver uit elkaar lijken te staan door een brede neusbrug
Gedrag: neonatale hypotonie (lage spierspanning, zeer veel slapen), hoge pijndrempel, vertraagde motorische en taalontwikkeling >> kleuterleeftijd: ontwikkeling van heel wat gedragsproblemen, rigiditeit, ernstige slaapstoornis vs. Heel innemend en gevoel voor humor
Oorzaak Deletie op chromosoom 17 of mutatie in het RAI II gen
13
Doelgroepen 1 Rigiditeit = in de geneeskunde (en andere vakgebieden) een woord dat stijfheid of starheid betekent. Zowel in mechanische als in psychische zin. In de reumatologie kan het stijfheid van een gewricht betekenen; in de neurologie meer stijfheid door verhoogde spierspanning. Neurologisch wordt rigiditeit vooral bij de ziekte van Parkinson of bij parkinsonisme gezien. Omdat bij deze ziekte agonistische en antagonistische spieren (bijvoorbeeld buigers en strekkers) voortdurend beide aangespannen worden, verloopt het hele traject van de beweging stroef en soms schokkerig ("tandradfenomeen"). Rigiditeit voelt daarom bij het lichamelijk onderzoek anders aan dan spasticiteit waarbij alleen aan het begin van de beweging weerstand gevoeld wordt ("knipmesfenomeen").
Oorzaken – niet genetisch & prenataal Foetaal alcoholsyndroom (FAS/FASD) Kenmerken
Ernstige verstandelijke beperking tot normale begaafdheid met zwak leervermogen Gedrag: verstoorde executieve functies (planning, aandacht, geheugen,..) vertraagde motorische en taalontwikkeling, gedragsmoeilijkheden Vaak op later leeftijd psychische klachten en grensoverschrijdend gedrag Uiterlijk:
Oorzaken Gevolg van blootstelling aan alcohol als foetus
Oorzaken Biologisch 1. Prenataal 2. Perinataal Zwangerschapsvergiftiging Complicaties tijdens de zwangerschap/geboorte 3. Postnataal Hersenletsel(s) (kinder)ziektes en infecties
14
Doelgroepen 1
Sociaal
Omgevingsfactoren: vervuiling (bv loodintoxicatie) Ernstige verwaarlozing of mishandeling Ernstige en langdurige ondervoeding Onderstimulatie/deprivatie
Deze staan in relatie tot:
Risicofactoren: stresserende elementen in de thuiscontext: psychiatrische problematiek bij de ouders, verstandelijke beperking bij de ouders, armoede,..
Protectieve factoren: omgaan met de problematiek van het kind, steun en sociaal netwerk in het gezin, vroegtijdig externe opvang en school,..
Begeleiding en behandeling Begeleiding
Bandopbouw – veiligheid vs exploratie Sensitieve responsiviteit – afstemming Duidelijkheid en structuur Aangepaste en ondersteunende communicatie Netwerkgericht werken
Behandeling
De verstandelijke beperking kan niet worden behandeld Wel ondersteunende interventies mogelijk in functie van kwaliteit van leven: therapie, medicatie
Zorg = maatwerk
Personen met een NAH Inleiding Terminologie
Personen met een niet aangeboren hersenletsel (NAH) Een NAH is een letsel dat wordt opgelopen in de loop van het leven, bij een persoon die voordien lichamelijk en geestelijk normaal functioneerde
Een breuk is ontstaan in de levenslijn, er is spraken van een veranderende ontwikkelingslijn •
Een verzameling van aandoeningen
•
diverse gevolgen op biologisch, sociaal en psychologisch vlak
•
grote impact op dagelijks leven
Cijfers Elk jaar 50.000 nieuwe cliënten -> 15.000 blijvende beperkingen Schatting: 247.000 mensen in Vlaanderen met NAH Ruime heterogene groep: kinderen en volwassenen 15
Doelgroepen 1
Oorzaken 2 categorieën van personen met NAH -> a.d.h.v. oorzaken 1. Trau...